Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAnecdoten wegens Rusland. In gemeenzaame Brieven, geschreven uit Petersburg, door W. Richardson. Eerste Deel. Te Amsterdam, by J. Yntema, 1784. Behalven een kort Voorbericht, 172 bladz. in gr. octavo.Niet oneigen draagen deeze Brieven den naam van Anecdoten wegens Rusland, gemerkt dezelven niet ingerigt zyn, om een aaneengeschakeld, of agtervolgend berigt van den toestand des Russischen Ryks, en de voornaamste byzonderheden daartoe betrekkelyk, te geeven, maar alleen om gewag te maaken van zodanige omstandigheden, die der Heer Richardson, geduurende zyn vierjaarig verblyf in dat Gewest, bovenal merkwaardig zyn voorgekomen. Uit dien hoofde behelzen deeze Brieven ook weinig van 't geen men anders in Reisbeschryvingen ontmoet; 't was des Schryvers oogmerk niet zyne lotgevallen te melden, maar een verslag te verleenen van 't geen | |
[pagina 84]
| |
hy, by verschillende gelegenheden, nopens de gesteldheid, de regeering, de zeden enz. opgemerkt had; waaruit hy dan ook wel eens aanleiding neemt, om gewag te maaken van zodanige voorvallen, die buiten het Russische Ryk omgaan, en van welken hy aldaar kundschap verkreeg. Er heerscht in zyne schryswyze eene oordeelkundige naauwkeurigheid, eene natuurlyke ongedwongenheid, en eene gevallige leevendigheid, waardoor hy den Leezer, terwyl hy hem onderrigt, tevens een aangenaam genoegen doet smaaken. ----- Men zal des deeze Brieven, niet zonder leering, met vermaak kunnen doorbladeren. Tot eene proeve hier van verstrekke zyn berigt, wegens het dagelyksch leeven des Keizerinne, zo als hy 't gehoord heeft van de Gravinne Romansoff, eene zeer agtenswaardige Dame van den hoogsten rang, en Moeder van den Graaf Romansoff. ‘Volgens dit verhaal, zegt hy, staat haare Majesteit op ten vyf uuren in den ochtend, en houdt zich met Staatszaaken bezig tot tien uuren. Zy ontbyt dan, en gaat tot het gebed: houdt het middagmaal ten twee uuren: begeeft zich, kort na den maaltyd, na haar vertrek: drinkt ten vyf uuren thee; ziet gezelschap, speelt met de kaart, of vertoont zich op openbaare plaatzen, de Comedie, Opera, of Masquerade, tot aan het avondmaal, en gaat ten tien uuren slaapen. Tegen elf uuren is alles omtrent het paleis zo stil als ter middernacht. Whist is haar begunstigd kaartspel; zy speelt doorgaans om vyf ImperiaalenGa naar voetnoot(*) de party; en dewyl zy met groot doorzicht en oplettendheid speelt, wint zy dikwyls: somtyds speelt zy ook picquet en cribbage. Hoewel zy by gelegenheid tegenwoordig is by musikaale vermaaken, wordt zy niet gezegd met de musiek veel op te hebben. In den ochtend, tusschen het gebed en den middagmaaltyd, schept zy veeltyds een luchtje, in eene koets of in eene slede, naar dat het weder toelaat. By deeze gelegenheden heeft zy somtyds geene Lyfwachten, en slechts een zeer klein gevolg; en begeert niet gekend, of als Keizerin gegroet, te worden. Op deeze wyze, bezoekt zy de groote Werken, welke in de Stad, of in de nabuurschap, somtyds onder handen zyn. Zy houdt veel van een klein gezelschap, van acht of tien persoonen, by zich op het middagmaal te hebben; en gaat 's avonds dikwyls ter maaltyd, of op danspartyen, of masquerades, in de huizen van haare Edelen. Wanneer zy zich begeeft na haare paleizen ten platten lande, vooral na Zarskocelo, legt zy alle staatsie af, en leeft met haare Staatdames op den voet van eene zo gemaklyke gemeenzaamheid als mogelyk is. Ieder van haar die opstaat, wanneer de Keizerin in eene kamer komt, of 'er uitgaat, | |
[pagina 85]
| |
verbeurt een roebelGa naar voetnoot(*): en alle zodanige boeten worden aan de armen gegeeven. Gy zult gemaklyk begrypen, dat zy, door de geregelde en verstandige verdeelinge van haaren tyd, in staat is om een groot deel bezigheden af te doen, en dat vriendlykheid in haaren omgang haar zeer bemind maakt. Maar ik wil tot nog toe niets zeer stelligs zeggen, raakende haar character en de beginsels haarer daaden. Want zy kan wel zeer gezellig, en zeer vriendlyk zyn: ‘en glimlachen, en glimlachen, en’ ----- Gy weet de rest. Ik kan, evenwel, zeer veilig, verzekeren, dat een groot deel haarer daaden, en, waarlyk, wel zo groot, dat het een onderscheidenden trek in haar character uitmaakt, voortkomt, of uit de zucht om goed te doen, of om een naam te maaken. Indien uit het laatste beginsel, dan moet men ook erkennen, dat de lof, dien zy zo gaarne verwerft, in veele gevallen, de lof van menschlievendheid is. Somtyds, inderdaad, is 'er eene soort van grilligheid, of eene begeerte om zonderling te weezen, in de wyze, op welke zy haare gunsten bewyst, die dezelve een voorkomen geeft, als of de begeerte om van zich te doen spreeken, ruim zo veel als de begeerte om goed te doen, de bron ware, waaruit zy voortvloeien. By voorbeeld: ----- Een jong Officier, die aan het Hof was, werd verliefd, gelyk natuurlyk was, op eene jonge Juffrouw. De Juffrouw, gelyk ook natuurlyk was, scheen niet ongevoelig voor zyne verdiensten, noch misnoegd over zyne oppassing. Maar gebrek van middelen, aan beide kanten, was een hinderpaal voor hunne vereeniginge. De Keizerin, evenwel, bespeurde hunne genegenheid; en zond, op zekeren dag, om den jongen Heer tot een afzonderlyk gesprek. Zy zeide hem, bespeurd te hebben, dat m----- en hy, groote tederheid voor elkander koesterden; dat het geheele Hof dit bemerkte; en gaf eenigzins van ter zyde te kennen, hoe het haar leed ware, dat zulke dingen bespeurd wierden. De Jongeling was van zyn stuk; maar had standvastigheids genoeg om de oprechtheid van zynen hartstocht te belyden. ‘Dan,’ zeide haare Majesteit, ‘moet gy terstond getrouwd worden.’ Dit was onverwacht: de Jongeling toonde eenige achterlykheid; maar niet uit eenige onbehoorlyke beweegredenen: ‘hy had geene middelen, en konde de Juffrouw niet onderhouden, op eene wyze, die met haaren rang en verdiensten overeenkwam.’ De Keizerin begeerde het volstrekt. Zy werden zo schielyk getrouwd, als de instellingen der Kerke het toelieten, en in eene koets na Petersburg gezonden: alzo het Hof op dien tyd te Zarskocelo was. Zy wisten niet, waar zy heen gingen, noch waarvan zy leeven zouden; en waren niet verzekerd, dat zy zich het ongenoegen van hunne | |
[pagina 86]
| |
Vorstin niet op den hals gehaald hadden. Ondertusschen zetten de persoonen, die hen geleidden, en hun geene onderrichting wilden geeven, hen af in de GalerinhoffGa naar voetnoot(*). Hier werden zy, tot hunne groote verbaasdheid, gebragt in een fraai opgeschikt huis; zy ontmoetten een talryk gezelschap van hunne vrienden; zy vonden een prachtigen maaltyd; en den Bruidegom werd, van wegen de Keizerinne, gezegd, dat haare Majesteit hem dit huis schonk, zo als hy het gevonden had, en hem in eene bediening gesteld had, ‘overeenkomstig met zynen rang en verdiensten.’ Wy zullen hierop nog laaten volgen een gedeelte uit een anderen Brief, raakende de Slaaverny der Russische Boeren. Ik geloove oprechtelyk, dat geen willekeurig Vorst, of, indien die uitdrukking u beter behaagt, geen volstrekte Alleenheerscher, ooit met meerdere voorzichtigheid regeerde, of zich met zuiverder oogmerken toeleide op de welvaart van zyn Volk, dan de tegenwoordige Keizerin van Rusland. Evenwel is het onmogelyk voor eenen Inbooreling van Britannie, wanneer hy een bericht van dit Land geeft aan eenen Engelschman, zulke aandoeningen en bedenkingen niet uit te drukken, als eene vergelyking van den Britschen regeeringsvorm met dien van andere Volken, natuurlyk moet doen opwellen. De Boeren in Rusland, dat is te zeggen, het grootste gedeelte der Onderdaanen van dit Ryk, zyn in eenen staat van verachtelyke slaavernye; en worden even zeer gehouden voor het eigendom der Edelen, welken zy toebehooren, als derzelver honden en paarden. Inderdaad, de rykdom van eenen man van aanzien wordt in Rusland niet gerekend naar de uitgestrektheid lands, dat hy bezit, of naar de hoeveelheid van koorn, welke hy ter markt kan brengen, maar naar het getal zyner slaaven. Zy, die den Prinse sherebatoff toebehooren, en deszelfs vermogen uitmaaken, worden gezegd niet minder in getal te zyn dan honderd en zevenëntwintig duizend. Elke Slaaf betaalt jaarlyks omtrent een roebel aan zynen meester; en, indien hy op den wech is, om geld te winnen, wordt de schatting vermeerderd. In het algemeen geeft elk Russisch Edelman aan de Boeren, welken hem toebehooren, een zeker gedeelte lands te bebouwen, welks voortbrengsels, uitgezonderd zo veel als noodig is tot hun eigen onderhoud, aan den Eigenaar geleverd worden. Somtyds oeffenen deeze Slaaven handwerken, of dryven eenigen handel; en al de zodanigen betaalen jaarlyks eene veel grootere som aan hunne Eigenaaren, dan de Landbouwer doet. Inderdaad, een Russische Boer heeft geen eigendom; alles wat hy bezit, zelfs het | |
[pagina 87]
| |
ellendige kleed, dat hem bedekt tegen de koude, mag door zynen Meester als het zyne aangetast worden. ----- Eenen Timmerman, van welken men wist, dar hy eenig geld had overgegaard, werd door den roofgierigen Rentmeester van eenen roofgierigen Kneez bevolen, dat hy tweehonderd roebels aan zynen Eigenaar zou betaalen. De man gehoorzaamde, en bragt het geld in koper. ‘Ik moet het in zilvergeld hebben,’ zei de Rentmeester. De Slaaf ontkende, dat hy zo veel had, maar werd terstond gegeesseld, tot dat hy beloofde aan den eisch te voldoen. Hy bragt het zilver, en de gierige Overste hield beide het zilver en het koper. ----- Gy zult ligtlyk begrypen, dat menschen in deeze omstandigheden, indien zy ooit in staat geraaken van hunne middelen te vermeerderen, hunnen rykdom zullen verbergen, en het uiterlyke voorkomen van behoeftigheid en ellende aanneemen. De Eigenaar heeft ook de magt van zynen Slaaf te verkoopen, of deszelfs arbeid te verhuuren aan anderen; en het gebeurt somtyds, dat een Kneez of Boyaar eenen Slaaf geeft aan een nabuurigen Boyaar, in ruilinge tegen een hond of een paard. De Eigenaar mag ook zynen Slaaven zulke straffen aandoen als hem behaagt, en voor allerlei soort van misdryven. Het strydt, wel is waar, tegen de wet, hen ter dood te brengen; maar het gebeurt, evenwel, somtyds, dat een arme Slaaf sterft van de wonden, welke hem toegebragt worden door eenen driftigen of onbarmhartigen Meester. Ik heb gehoord, dat, niet lang geleden, eene Dame te Moscow, de Zuster van den Maarschalk S -----, overtuigd werd dat zy, zo door geesselen, als door andere barbaarsche straffen, meer dan zeventig Slaaven had ter dood gebragt. Het was, by haar, een stuk van tydkorting, grillige en ongewoone wyzen van straffen uit te denken. Zulk een gruwel, evenwel, konde, in weerwil van haaren rang, en van de groote magt, welke de Edelen hebben over hunne Slaaven, niet ongestraft doorgaan, Zy werd te recht gesteld, schuldig gevonden, en veroordeeld om op de markt te pronk te staan, met een papier, behelzende haare misdaad, op de borst, en verder in een gat opgeslooten te worden. Maar zy, die geene afkeerigheid gevoeld had van haare medeschepselen de onmenschelykste straffen te doen ondergaan, en die zelfs zich vermaakt had met de verscheidenheid van derzelver lyden, had zulk een gevoel van haaren rang, en eene zo leevendige aandoening van haare eigen schande, dat trotsheid, schaamte en gevoeligheid, haar van haar verstand beroofden. In waarheid, beide de misdaad en de straf komen my voor sterk getekend te zyn met het merk der barbaarschheid. Dewyl een Russische Boer geen eigendom bezit, en van de vruchten van zynen arbeid niets meer kan genieten, dan blootlyk genoeg is om zyn leeven te bewaaren, en zynen kin- | |
[pagina 88]
| |
deren niet kan nalaaten dan de erfenis eener ellendige slaavernye, denkt hy ook niet verder dan op het tegenwoordige. Gy moet, derhalven, onder deeze menschen, geene groote vlyt of werkzaamheid verwachten. Hoe kunnen zy dien moed, en verhevenheid van gevoelens, bezitten, welke inboorlingen van een vryen Staat onderscheiden, daar zy bloot staan voor lyfstraffen, en op denzelfden voet gesteld worden met de redelooze Dieren? Hoe kunnen zy menschlyk zyn, daar zy met zo groote onmenschlykheid behandeld worden? Ik ben verzekerd, dat de meeste gebreken, die zich in hun Volks-character vertoonen, het gevolg zyn van den willekeurigen aart van den Russischen Regeeringsvorm. Ik zeide, dat de inkomsten van een Russischen Edelman voortkomen uit de landen, welke door zyne Slaaven bebouwd worden; en dat deezen somtyds ook onledig waren met andere bezigheden dan den Landbouw. Zy komen dikwyls uit afgelegen Gewesten, en worden te Moscow, Petersburg, en in andere Steden gebruikt, als huis slaaven, handwerksluiden, en daghuurders. In deeze gevallen moeten zy Verklaaringen en een geschreven Verlofbrief hebben, inhoudende hunne naamen, de naamen hunner Eigenaars, en den tyd geduurende welken hun vergund is uit te blyven. Wanneer zy in eenige groote Stad komen, met oogmerk om daar te blyven, en zich tot eenig werk te begeeven, moet de persoon, die hen gebruikt, hunne Verklaaringen doen aantekenen by den Oppersten der burgerlyke Regeeringe van de plaatze, alwaar zy voorneemens zyn zich te vestigen. Na dat zy den gestelden tyd zyn uitgebleven, moeten zy wederkeeren tot hunne voorige Eigenaars, en zyn denzelven rekenschap schuldig van alles wat zy gewonnen hebben. De Keizerin heeft het oog op deeze handelingen in de volgende plaatzen van haare onderrichtingen aan de Afgevaardigden, die tot het maaken van een Wetboek byeen geroepen zyn. “Het schynt ook, dat de wyze van hunne inkomsten in te vorderen, welke door de Grooten is ingevoerd, beide het getal der inwoonderen en de zucht voor den Landbouw in Rusland, doet afneemen. Genoegzaam alle dorpen zyn belast met zwaare schattingen. De Grooten, die zelden of nooit in hunne dorpen woonen, leggen op elk hoofd eene belasting van een, twee, en zelfs vyf roebels, zonder eenigzins acht te geeven, of, en door welke middelen, hunne Boeren in staat zyn dit geld byeen te krygen. Het is ten hoogsten noodzaaklyk, dat de Wet den Heeren eenen regel voorschryve, tot eene meer verstandige wyze van hunne inkomsten te heffen; en hen verplichte tot het opleggen van zulk eene belastinge, als minst strekke om den boer van zyn huis en gezin te verwyderen: dit zou het middel zyn, waardoor de Landbouw meer uitgebreid zou worden, en de bevolking des Ryks | |
[pagina 89]
| |
toeneemen. Zelfs nu zien sommige Boeren hunne huizen niet in den tyd van vyftien Jaaren, en betaalen, evenwel, elk zynen Heer, de jaarlyksche belasting, welke zy winnen in steden op eenen grooten afstand van hun Gezin gelegen, terwyl zy daartoe het geheele Ryk doorzwerven.” Eene andere hardheid, waarvoor de Russische Boeren zyn blootgesteld, is, dat zy verplicht zyn te trouwen, wie, en op welken tyd, het hunnen Meesteren behaage. Elke Slaaf, die Vader is, betaalt zynen Eigenaar een zekere schatting voor elk zyner kinderen; en de Eigenaar is daarom begeerig, dat, zo spoedig, als mogelyk zy, een nieuw geslacht verwekt worde. Huwelyken van deeze soort kunnen weinig geluk aanbrengen; noch man noch vrouw bekommeren zich veel over hunne echtelyke trouwe: hier door zyn de laagste rangen van menschen zo ondeugende als men zich by mogelykheid kan verbeelden; en, in zulke omstandigheden, kan men niet verwachten, dat zy veel zorge zullen draagen voor hunne kinderen. De toestand van die Boeren, welken het onmiddelyke eigendom der Kroone zyn, wordt minder ongelukkig gerekend, dan de staat der zulken, die den Adel toebehooren; en deeze zyn van drie soorten. De eersten zyn de zulken, die, of in het heimelyk, of onder de begunstiging van een menschlievenden meester, in staat zyn geweest van zo veel gelds byeen te zamelen, als hen in staat kan stellen van hunne vryheid te koopen, en die, daarenboven, het geluk hebben van te leeven onder eenen Meester, die billyk genoeg is om hen in vryheid te stellen voor de som, welke zy aanbieden. Zodanige persoonen, en derzelver kinderen, zyn daarna voor altoos de onmiddelyke Slaaven der Kroone. Op denzelfden voet, zyn alle Priesters en derzelver kinderen; schoon de afhangelykheid der laagere Geestelykheid van de hoogere somtyds even erg is als de smartlykste slaaverny. De Soldaaten ook, en derzelver Kinderen, (en deeze rang bevat het geheele lichaam van den Adel,) zyn de onmiddelyke Slaaven der Kroone. |
|