Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijChronijk van de Stad der Batavieren, door Johannes Smetius. Uit de eigenhandige aantekeningen verbeterd en vermeerderd, voorts vervolgd tot den jaare 1784. Te Nijmegen, bij A. van Goor, 1784. Behalven het Voorbericht en den Bladwyzer, 296 bladz. in gr. octavo.Dit Geschrift, aanvanglyk opgesteld door den beroemden Oudheidkundigen Johannes Smetius, die het zelve tot het jaar 1300 in 't net had afgeschreeven, is door deszelfs geagten Zoon, die den eigensten naam voerde, vervolgd tot het jaar 1591, en thans gebragt tot den tegenwoordigen tyd door een naarstig beoefenaarGa naar voetnoot(*) der vroegere en laatere Geschiedenissen van ons Vaderland, uit dat zelfde Geslacht, die zig deswegens in 't Voorbericht aldus uitdrukt. ‘Dit Chronykje, (volgens het oordeel van ge- | |
[pagina 77]
| |
leerde mannen, veele zeldzaamheden behelzende, die elders te vergeefs gezocht worden,) is, na dat het zelve met de eigenhandige bijvoegingen van mijnen Oudovergrootvader Johannes Smetius, den Zoon, vergeleken, en na de aantekeningen van mijnen Vader uit oude gedenkstukken dezer Stad, en andere bijzondere papieren, welke genoegzaam als verborgen zijn opgeslooten, eenigzints verbeterd, vermeerderd en vervolgd was, op aanhoudend verzoek ter drukperse overgegeven.’ ----- Het behelst, in de eerste plaats, eene beschryving van 't Quartier, en byzonder van de Stad Nymegen, met een berigt van de voornaamste byzonderheden, die de oudheid der Stad, derzelver regeering en voorregten, betreffen, mitsgaders van 't geen verder omtrent de Stad, derzelver sterkte, openbaare gebouwen, inwoonderen enz. bovenal opmerkelyk is. En hieraan volgt een doorloopend Jaarboek, waarin de merkwaardigste voorvallen der Stad, zedert den eersten geheugelyken tyd, tot op onze dagen, agtervolgend aangetekend zyn. In dit soort van dagverhaal is tevens ingevlogten een berigt van den tyd wanneer, en de plaats waar, men deeze en geene oudheidkundige Stukken, die ter bevestiginge of ophelderinge van vroegere geschiedenissen deezes Lands kunnen dienen, ontdekt en opgedolven heeft. Nevensgaande aantekeningen op dit Geschrift dienen ter aanwyzinge van de zo uitgegeeven als onuitgegeeven Stukken, die in het opstellen gebruikt zyn, of ter nadere bevestiginge en verklaaring van eenige byzonderheden strekken. ----- De tegenwoordige Heer Uitgeever, dit Geschrift, by manier van eene doorloopende Chronyk of agtervolgend Jaarboek, opgesteld vindende, heeft zig ook aan die schryfwyze gehouden, en 't Werk tot dus ver voltooid. Men kan wel niet ontkennen, dat een aaneengeschakeld verhaal van gebeurtenissen zig met meer vermaak laat leezen, dan een gestadig afgebrooken Jaarboek; maar ondertusschen heeft het laatste weder dat voordeel, dat men alles beknopter vindt voorgesteld, en 't een en 't ander te gereeder kan nagaan; ten welken opzichte men van deeze aantekeningen een leerzaam gebruik kan maaken. By voorbeeld, men wil eens naspooren, hoe de Stadhouderlyke magt, nopens | |
[pagina 78]
| |
de annstelling der Regeeringsleden te Nymegen, eenmaal stand gegreepen hebbende, niettegenstaande de daartegen aangewende poogingen, gehandhaafd zy geworden; men vindt hier deswegens van tyd tot tyd het volgende verslag. ----- Na de melding der reductie van Nymegen tot de Unie in 't jaar 1591 tekent de Autheur deswegens terstond het volgende aan. ‘Uit kracht van het Accoort, of CapitulatieGa naar voetnoot(a) bij het overgaan der Stad, is het recht van het vernieuwen der Regeering, bij provisie en geduurende die Oorloge, zonder verminderinge van Stads privilegien, aan sijn Excellentie Prins Maurits, als Stadhouder van Gelderland, overgegeven.’ En nopens het verdere daaromtrent voorgevallene deelt hy ons in de volgende jaaren, op zyne plaats, deeze berigten mede. ‘1592. Den 27 Januarii heeft sijn Excellentie de geheele oude Magistraat bedankt, en de Meesteren van het St. Nicolaas Gilde, voorts de Broederschappen en Meesteren van de Ampten en GildenGa naar voetnoot(b) in het Stuk der Regeering afgeschaft. Den 28 Januarii zijn vier en twintig nieuwe Raaden door sijn Excellentie aangesteld, en in plaats van Mrn van het S. Nicolaas Gilde, voorts der Broederschappen en Mrn van de Ampten en GildensGa naar voetnoot(c) gesurrogeert twee en dertig Gemeenslieden. 1593. Als sijn Excellentie op den 2 Januarii vier en twintig Raadspersoonen op nieuw hadde aangesteld, hebben de Gemeenslieden daartegens geprotesteert,Ga naar voetnoot(d) sustinerende dat de Keur van Burgermeesteren door den Raad geschieden moest, en dat, of schoon bij de Capitulatie de bestelling van de Magistraat, dat is de electie, was overgegeven, nogthans de nominatien der Raadspersoonen, die | |
[pagina 79]
| |
door sijn Excellentie gekoren zouden worden, bij de Gemeenslieden moesten gedaan worden, conform de Overdracht van den jaare 1499. 1609. Na het afkondigen van het Tractaat van Treves tusschen den Koning van Spanjen en dezen Staat op den 29 April, hebben de Magistraat en Gemeenslieden gesustineert, dat, dewijl het geweld van de wapenen ophield, sij als nu bevoegd waren, haare vrije KeurGa naar voetnoot(e) als van ouds te eischen en te oefenen: daartegens vermeende sijn Excellentie, dat door den stilstand van wapenen de oorlog niet geeindigd was, houdende aan zig de keur en de bestellinge van de Magistraat. 1618. Sijne Excellentie komt den 30 December 1617 in de Stad, en verandert den 2 Januarii daaraan volgende de Magistraat, waartegens de Sijndicus of Pensionaris Johan Biel namens de Stad protesteertGa naar voetnoot(f), als strijdende met de privilegien en 't Verdrag van den jaare 1591, 't welk met het Bestand geeindigt was. 1648. Alzo de Vrede den 5 Junii was gepubliceert, heeft de Raad met de Gemeenslieden vermeend, dat de provisioneele bestelling van de Magistraat, aan sijn Excellencie bij de Capitulatie alleenlijk gedurende den doenmaligen Spaanschen Oorlog gedefereerd, en onverkort niet te min haare privilegien kwam op te houden; en dat aan haar eene vrije Burgerlijke Regeering en eigen bestelling volgens haare privilegien toekwam; hebbende overzulks den 20 Mai een project-reglementGa naar voetnoot(g) over de Keur van den Raad doen opstellen, waarbij is bepaald, dat de Magistraat de nominatie van de vacante Raadsplaatzen, en de Gemeenslieden uit een dubbeld getal de electie, zouden hebben. Daartegens sustineerde Prins Willem de tweede, dat hem als Stadhouder dezer Provincie, zo wel in tijd van vrede als | |
[pagina 80]
| |
oorlog, toekwam de bestelling van de Magistraat dezer Stad. En als de Landschap, te Nijmegen vergaderd, ook verstondGa naar voetnoot(h), dat sijn Hoogheid, geduurende sijn leven, zoude continueren bij de electie van de Leden der Magistraat uit een dubbel getal, heeft de Raad en Gemeente door den Sijndicus GorisGa naar voetnoot(i) daar tegens doen protesteren. 1649. Den 31 December 1648 heeft de Prins met een aanzienlijk gevolg van Hoofstofficieren zig naar Nijmegen begeven, de dienende Magistraat den 2 Januarii bedankt, en een andere, met drie nieuwe Leden versterktGa naar voetnoot(k), aangesteld. 1650. Den 2 Januarii heeft sijn Hoogheid, ter Vergadering verscheenen zijnde, de Leeden van de Magistraat voor hunne aangewende en gedane diensten in het bestieren van de Stad, en het bezorgen van de Justitie en Politie bedankt, van den eed ontslagen en wederom aangenomenGa naar voetnoot(l), verzoekende dezelve voor 't jaar 1650 gelijke moeite en dienst aan de Stad te willen doen. Na het overlijden van Willem de twede, Stadhouder deezer Provincie; op den 6 November, zijn de Gemeenslieden, als representeerende de gansche Burgerije, te zamen gekomen, en hebben van de Magistraat de herstelling van de Oude en vrije Burgerlijke Regeering der Stad verzogt. Hierover verscheide bijeenkomsten tusschen de beide Collegien gehouden zijnde, heeft de Magistraat, na voorgaande onderzoek van zaken en rijpe overweging, den 29 October 1651 de tien articulen, den 20 Mai 1648 met de | |
[pagina 81]
| |
Gemeenslieden beraamdGa naar voetnoot(m), vastgesteld en aangenomen, volgens welke de nominatie van de Raadspersonen aan de Magistraat, en de electie aan de Gemeenslieden; en wederkeerig de nominatie van de Gemeenslieden aan derz lver Collegie, en de electie aan de Magistraat is overgelaten. 1674. Prins Willem de derde, geauctoriseert zijnde, wegens de Provincien Holland, Zeeland, Vriesland en GroningenGa naar voetnoot(n), om de regeeringen in de Provincien en Steeden van Gelderland, Utrecht en Overijssel (zo ras die wederom tot de Unie zouden zijn gekomen,) te bestellen voor die reis, en zonder praejudicie of consequentie voor het toekomende, en meede onverkort de privilegien, vrij- en gerechtigheden der hooggemelde Provincien in het gemeen, en der Leden en Steeden van dien in het bijzonder, heeft in de maand van Junij door twee Gecommitteerden de Raad en Gemeenslieden bedanktGa naar voetnoot(o), en eenige andere, ten getale van acht onder de naam van provisioneele Regenten aangesteld. 1675. Den 29 Januarii is de hooge Regeering des Furstendoms Gelre en Graafschaps Zurphen aan Prins Willem de derdeGa naar voetnoot(p) aangeboden; zulks heuschelijk afgeweezen zijnde, heeft sijn Hoogheid het Erfstadhouderschap aanvaard, en ingevolge het gemaakte ReglementGa naar voetnoot(q) twintig Raaden en twee en dertig Gemeenslieden den 16 Februarii aangesteld. | |
[pagina 82]
| |
1676. De Gemeenslieden weigerenGa naar voetnoot(r) het voorgedragen Regeerings-reglement, met betrekking tot de Stad Nijmegen, aan te neemen, als aanlopende tegens der Stads rechten, vrijheden en privilegien. 1702. Met de dood van Willem de derde, Erfstadhouder dezer Provincie, den 19 Maart 1702 voorgevallen, het Stadhouderlijk bewind een einde genomen hebbende, is den 8 April bij de Staten, te Nijmegen vergaderd, verklaart, dat de Magistraats bestelling in de Steeden al nu gekomen was, en voortaan blijven zoude, aan derzelver bijzondere Magistraaten.’ Dan deeze schikking had, gelyk onze Autheur vervolgens aantekent, verscheiden onlusten tusschen de Magistraat en Gemeenslieden ten gevolge, waar op wy hier, als buiten ons thans bedoelde, niet staan kunnen blyven. Alleenlyk zullen wy het laatste besluit, deswegens door onzen Schryver geboekt, nog mededeelen. ‘1729. Den 5 Januarii is na herhaalde onderhandelingen van de Magistraat en het Collegie der GemeensliedenGa naar voetnoot(s) vastgesteld, dat voortaan de Magistraat zal moeten bestaan uit twaalf Leden; zulks, dat een of meer Leden van het getal van twaalf komende te ontbreeken; die openstaande plaats of plaatzen op de eerstvolgende Keurdag, zijnde den 2 Januarii, bij nominatie van een dubbeld getal, door de Magistraat gemaakt, en electie der Gemeenslieden zal of zullen worden vervuld. Voorts dat het Collegie der Gemeenslieden zal uitsterven op een getal van twintig Leden, en als dan op voorschreve getal van twintig verblijven, zodanig, dat een of meer Leden van dit getal ontbreekende, die open zijnde plaats of plaatzen op de eerstvolgende Keurdag der Gemeenslieden, zijnde Scholastica den 10 Februarii of den eersten Woensdag daar na, by nominatie van een dubbeld getal door Gemeenslieden gemaakt, en electie van de Magistraat zal of zullen worden gesuppleert. En dat aan het Collegie der Gemeenslieden altoos zal vrij staan de eerste Woensdag 's morgens in ieder lopende Maand eene gewoone Vergadering te houden, zonder voorafgegane kennisse of bewilliging van de Magistraat of | |
[pagina 83]
| |
tijdelijke Burgermeesteren, mids dat de Woordhouder, na het scheiden van ieder Vergadering, aan de tijdelijke Burgermeesteren zal moeten rapport doen.’ Edoch deeze schikkingen heeft niet langer stand gehouden, dan tot het jaar 1748, toen, na de verheffing van Willem den IV tot Erfstadhouder, in 't jaar 1747, volgens de hier gemaakte aantekening, ‘den 23 Augustus 1748, de verandering der Regeering, terwijl de bezetting in de wapenen stondt, opentlijk afgekondigt wierdt,Ga naar voetnoot(t) Burgermeesteren, Schepenen en Raaden wierden van twaalf op twintig; en het Collegie der Gemeenslieden van twintig op twee en dertig personen gebragt, genoegzaam op den voet van het regeeringsreglement van 1675.’ Ook werd, gelyk we vervolgens nog gemeld vinden, in 't jaar 1752, ‘het houden van de maandelijksche Vergaaderingen der GemeensliedenGa naar voetnoot(u), op ieder eersten woensdag in de maand, vernietigd.’ |
|