Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEen Christen tot den stryd gemoedigd, enz. of eene Verklaaring over Eph. VI. 10-19. En een Gelovige strijdende in het gebed tegen zijne Vijanden, die hem vervolgen en benauwen, of eene Verklaaring over Psalm CLXIII. door den Wel Eerw. zeer Gel. en nu Zaligen Heer R.A. Ten Brink, laatst gelieft en getrouw Leeraar in de Hervormde Gemeente te Amsteldam. Uitgegeven met een Opdragt aan de Gemeente van Amsterdam, en eene Levensbeschrijving van den nu zaligen Autheur, door den Wel Eerw. zeer Gel Heer C. Moltzer, Bedienaar des Godlijken Woords te Montfoort. Eerste Deel. Te Utrecht, by A. van Paddenburg, 1784. Behalven het Voorwerk, 319 bladz. in gr. octavo.Van de twee hier opgenoemde onderwerpen word slechts het eerste Deel behandeld, staende de ontvouwing van het laetste, in een volgend tweede Stuk, gemeen gemaekt te worden. Het thans afgegeeven deel behelst des de Leerredenen van den Eerwaerden ten Brink over de Apostolische aenmoediging tot den geestelyken stryd, met de voordragt der daer toe behoorende wapenrusting en aenwyzing van derzelver vereischte gebruik, Eph. VI. 10-18. | |
[pagina 52]
| |
Niet oneigen heeft men 'er bygevoegd 's Mans Leerreden over Eph. VI. 19, waer mede zyn Eerwaerde zynen dienst als Leeraer in de Amsterdamsche Gemeente heeft aengevangen. Ze behelzen ene oordeelkundige ontvouwing van des Apostels trouwhartige vermaning, en het toepaslyk gebruik van ieder gedeelte, hoewel niet uitgewerkt, word 'er echter schetswyze in ene genoegzame breedvoerigheid aengehecht; zo dat men 'er een leerzaem en stichtelyk gebruik van kunne maken. - Zie hier zyne beknopte ontleding en algemene aenmerkingen over de wapenrusting zelve, voorgesteld V. 14-17, die in de Leerredenen nader ontvouwd worden. ‘De Apostel, zegt hij, ontleed V. 14-17 de geheele Wapenrustinge Gods, daar Hij te vooren, in 't algemeen, van gesproken hadde, in alle deszelfs bijzondere deelen, die recht geschikt zijn en allerkragtigst, om elken geestelijken krijgsknegt, die dezelve aangord, en wettig gebruikt, bekwaam te maken tot eene wettige volstrijdinge van den goeden strijd des geloofs, om als eenen zegepralenden Overwinnaar staande te blijven. A. Eerst, geeft de Apostel op, de verweerende wapenen, die vijf in getal zijn. a. Voor eerst, De Gordel der waarheid, om gesterkt te zijn tegen alle zielsverzwakkende dwalingen van den helschen Leugenaar, den Vader der leugenen, die zelfs in de waarheid niet is staande gebleven, en daarom ook allen list en geweld zamenspant, om de zuivere waarheid te bestrijden en te ondermijnen, vs. 14a. b. Ten tweede; Het Borstwapen der Gerechtigheid, de volmaakte gerechtigheid van Christus, om beveiligt te zijn tegen alle die zielverwondende beschuldigingen der geestelijke vijanden. vs. 14b. Ten derde; De Schoeijinge aan de voeten met de vastigheid van 't Euangelium des Vredes, om op den weg des vredes niet belemmert noch gestremt te worden, maar onbeweegelijk vast te staan vs. 15. d. Verder: Het schild des geloofs om alle de vuurige en venijnige pijlen van den bozen stomp te maken en uit te blussen. vs. 16. e. Eindelijk; De Helm der Zaligheid. vs. 17. De onwankelbare hope van de Krone des Eeuwigen Levens, die eenen wettigen strijder het hoofd, in eene welgegronde verwagtinge van eenen gewenschten zegenpraal, vrijmoedig doet om hoge heffen. Aangaande de order en 't verband, | |
[pagina 53]
| |
waarin deze Wapenen hier voorkomen, zullen wij straks nog iets naders aanmerken. B. Bij welke afweerende wapenen de Apostel dan nog voegt het aanvallende Wapen, namentlijk 't Zweerd des Geestes, 't welk is Gods Woords vs. 17b. welkers doordringende en verwondende kragt geen vijand listig of magtig genoeg is af te weeren of te verstompen.’ Rakende de boven aengeduide order en 't verband der vyf byzondere verwerende Wapenen, merkt de Leeraer, na 't ontvouwen van des Apostels vermaning, Staet dan, het volgende aen. ‘Het is klaar, dat alle deze wapenen eene allernaauwste betrekking hebben, tot dat staan der gelovige, waartoe de Apostel hen zo aanstonds heeft opgewekt; staat dan; gelijk 't ook zeer naauw aan elkanderen verbonden word; Staat dan uwe Lenden omgord hebbende met de Waarheid, en aangedaan hebbende 't Borstwapen der gerechtigheid, enz. zo dat die bijzondere wapenen hier voorkomen, als die bijzondere middelen, waardoor de Ephesiers moesten en alleen konden staan. Wij hebben gezien, dat dit staan drie stukken insloot. Eerst, den Vijand heldhaftig in te wagten en niet weg te loopen. Ten tweeden, hem dapperen wederstand te bieden. Ten derden, te volharden tot den einde toe, tot dat men staande overwint. ‘Nu schijnt het ons dat de bijzondere wapenen, die de Apostel hier optelt, zeer gevoeglijk tot deze drie stukken kunnen betrokken worden. 1. Om de vijanden kloekmoedig te kunnen inwagten, moesten zij de drie eerste wapenen aangorden, hunne Lendenen omgorden met de Waarheid; aandoen 't borstwapen der Gerechtigheid; de Voeten schoeijen met de vastigheidGa naar voetnoot(*) van 't Euangelium des Vredes. In zulk een postuur konden zij den Vijand vrijmoedig afwagten. 2. Om dapperen wederstand te bieden, als 't nu op een | |
[pagina 54]
| |
strijden aankomt, moesten zij zich boven alles bedienen van 't vierde wapen; het schild des geloofs. 3. En, om volstandig te zijn tot den einde toe, en 'er alles bij op te zetten, tot dat zijde overwinning behaalden, was vooral nodig het vijfde wapen, de bedekking van 't Hoofd met den Helm der Zaligheid, dat is, eene levendige hope, op dat gantsch zeer uitneemend gewigt van Heerlijkheid; op de kroone des Eeuwigen levens, die belooft is aan alle die getrouw zijn tot den dood, Openb. 2. Wijders komt hier bij het afweerend wapen. Want, volgens het geen in de Leerreden V. 17 ter overweginge komt, ‘gelijk de krijgsknegten in den lichamelijken strijd niet alleen zich zelven tragten te verdedigen tegen hunne Vijanden, maar ook den Vijand allen mogelijken afbreuk te doen, en tot dat einde niet alleen met verweerende, maar ook met aanvallende, wapenen gewapend zijn, zo voorziet ook de Apostel, als een ijverig Krijgsgezant de gelovige Ephesiers toerustende, hen niet alleen van verweerende wapenen, maar hij voegt 'er ook een wapen bij, dat tot verweeringe en tot aanvallinge teffens geschikt is, namentlijk 't Zweerd des Geestes, 't woord Gods.’ En eindelyk, gelyk zyn Eerwaerde over vers 18 opgemerkt, ‘dewijl alle de wapenen, hoe volledig ook, en recht geschikt voor eenen geestelijken krijgsknegt, zo om zich zelven te verdedigen, als om de vijanden te overwinnen, alleen kragtig zyn door God; En de overwinning in den geestelijken strijd niet minder dan in den lichaamelijken, alleen des Heeren is, zo wil de Apostel verder, dat zij in dezen strijd niets zullen onderneemen in hunne eigene kragteloze kragt, maar alleen in des Heeren mogentheden, in een nedrig en ongelovig afhangen van hunnen Grooten Heirvorst, in wien alleen hunne sterkte is. ----- En daarom wekt Hij hen vs. 18 op, tot een gedurig, waakzaam en aanhoudend bidden en smeken, zo voor hun zelven, als, om dat het eene gemeene zaak was, voor alle strijdgenoten, om zo alleen kragtig te zijn in den Heere, en in de sterkte zijner kragt.’ |
|