Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve van gewijde Poezy. Te Haerlem, bij A. Loosjes Pz. 1784. In gr. octavo, 104 bladz.Een bondel van opwekkende Dichtstukken over Bybelsche en Zedelyke onderwerpen, waarin een treffende Dichttrant in agt genomen is, en in welken de Dichter, naar 't ons voorkomt, naauwkeurig gade geslaagen heeft, zig buiten alle Godsdienstige verschillen te houden; des alle zodanige Christenen, die, hoewel voor zig onderscheiden denkende, door geene factiezugt gedreeven worden, dezelven met stigting kunnen doorbladeren. Moses gevonden, Christus gebooren en Petrus geslaakt, zyn drie onderwerpen, welken hier in Dicht- en Zangtooneelen, beknoptlyk, op eene eigenaartige wyze ontvouwd worden. Verder behelst deeze Proeve een aantal van Gezangen, die deels over Bybelgeschiedenissen gaan, en deels Godvrugtige bespiegelingen, mitsgaders Deugdaanmoedigende voorstellingen verleenen. Van de laatste soort is het volgende Dichtstukje, 't welk hier tot een staal kan verstrekken. Het heeft ten opschrift: De Jeugd, de beste tijd ter Deugdsbetragting; kan gezongen worden op de wys van Ps. 24Ga naar voetnoot(*). en luidt aldus.
O Deugd! wij wijden u dit lied,
Die gunstrijk op ons nederziet;
Ons lust het u ter eer te zingen:
ô Christen wellust! Eng len vreugd!
Gij zijt het schoonst Cieraad der Jeugd,
En vormt op 't aardrijk Hemellingen.
De Jeugd, die gij als Gids geleidt,
Betragt de wet der Matigheid;
Is kuisch in werken en gedagten:
| |
[pagina 45]
| |
Wat goedheid spreidt uw gunst ten toon;
Gezondheid is der braaven loon,
Zo sterk als frisch van lichaams krachten.
ô Deugd! Gij sckenkt het schoonst Cieraad,
En drukt uw merk op 't jong gelaat.
Bedaarde en kalme wezenstrekken
Zijn juist de tekens van een hart,
Niet in der lusten net verward,
Die zelf het fraaist gelaat bevlekken.
De Eenvoudigheid, en braave Wil,
't Geduld, in aart zo wijs als stil,
Vertoonen zich op 't deugdzaam wezen.
Te vredenheid, eens Christens pligt,
Is op het vriendelijk gezigt
Der deugdbeminnaars klaar te leezen.
De Zielbetoverende vreugd,
Zo sterk bemind door 't hart der Jeugd,
Moog zich bij de ondeugd eens vertoonen;
Zij kan alleen een braave ziel,
Die in geen zonden strikken viel,
Bestendig en getrouw bewoonen.
Ons dunkt, wij zien, wij zien de Deugd!
‘Ik, zegt zij, ben de bron der vreugd:
Hij, die op mijn bezit mag roemen,
Wordt schaars door woeste drift bestreên,
En mag door dit bezit alleen,
Met regt, zich zelf gelukkig noemen.
o Jeugd! ik bied u hier mijn hand,
Daar ik voor u in liefde brand,
Gij zult, gij wilt mijn lessen hooren.
Mijn kragt maakt u in waarheid groot;
Ik blijf uw hulp in nood en dood
En leid u in bij de Eng'len Chooren.’
|
|