van deszelfs nuttigheid, gemaakt heeft. Men is het thans byna eens, dat de Watervaten een byzonder Systema uitmaaken, afscheidelyk van het Systema der Bloedvaten: ten minsten de gedaane proefneemingen van Monro, Hunter, Hewson en anderen, hebben aan dit denkbeeld de hoogste waarschynlykheid gegeeven. ----- De Heer bleuland schynt hieromtrent nog twyfelinge te voeden; hy heeft ten dien einde dit Stuk nader zoeken te beproeven, en deelt ons in deeze Verhandeling eene proefneeming mede, die hem toeschynt van eenig gewigt te zyn, tegen het aangenoomen gevoelen, en waaruit hy met eenige waarschynlykheid meent te mogen afleiden, dat 'er wel degelyk, in zommige deelen van ons lichaam, eene anastomosis tusschen het Bloed en Water plaats heeft: ----- en dat de arteriae lymphaticae, uit de arteriae sanguiferae voortkomende, niet ten eenemaal kunnen ontkend worden. ----- De proef die de Autheur ons opgeeft, en waarop hy zyn gevoelen vestigt, is, zo wy ons niet bedriegen, niet ten eenemaal nieuw; ook hadden wy gaarne gewenscht, dat hy ons eenig onderrigt gegeeven had, aengaande het roode en witte vocht, 't welk hy tot die insectie gebezigd heeft. ----- Wy zyn het voor 't overige volkomen met den Schryver eens, dat 'er in deeze tak der Ontleedkunde nog duisterheden zyn, en dat de zaak verdient nader onderzogt en nagespeurd te worden. ----- En dus komt het ons ook voor, dat deeze ééne proef van den Heer bleuland nog zeer weinig afdoet, tegen de naauwkeurige en herhaalde proefneemingen van zo veele groote, en in de Ontleedkunde zo bedreeven, Mannen.