delegatie van zijn partij - hij was lid van de communistische jeugdbond - drie maanden in de Sovjet-Unie had gewerkt om in de buurt van Moskou een kinderdorp te bouwen en daarbij was uitverkoren om deel te nemen aan een ontmoeting van een half uur met het staatshoofd J.W. Stalin, moest hij zeven jaar in krijgsgevangenschap blijven.
De invalide stond voor de jonge man, zijn zoon, en wachtte op antwoord. De zoon maakte de deur naar de huiskamer open, waar twee kinderen huiswerk zaten te maken.
‘Verder gaan met je werk,’ snauwde de zoon hen toe toen zij nieuwsgierig opkeken uit hun schrift. En tegen zijn vader zei hij. ‘Gaat u zitten. Ik zal het mijn moeder zeggen.’
Toen de moeder van de kinderen de kamer binnentrad kwam de man overeind. Beide echtelieden bekeken elkaar onderzoekend, liefdeloos en wantrouwig. Vervolgens zei de vrouw zonder enige hartelijkheid: ‘We dachten dat je al lang dood was.’
Ze reikte hem de hand. ‘Dag Eisele.’
‘Heb je een andere man?’ vroeg hij.
Ze lachte verbitterd. ‘Wie dan?’ vroeg ze. ‘Ik zit opgescheept met vijf koters.’
‘Mooi zo,’ reageerde de man, ‘daar was ik al die jaren bang voor. Maak iets te eten voor me.’
De vrouw verliet de kamer en ging naar de keuken.
Die avond zat het gezin, het echtpaar met vijf kinderen in de leeftijd tussen tien en achttien jaar, rond de keukentafel. De teruggekeerde begon over zijn gevangenschap te vertellen, maar zijn vrouw onderbrak hem en zei: ‘Dat soort verhalen kennen we wel. Wij hebben het ook zwaar gehad.’
Toen stond ze op en zei tegen haar oudste zoon: ‘Maak hier in de keuken maar een bed voor hem op.’
De man protesteerde. ‘Waar is dat voor nodig? Ik slaap bij jou.’
De vrouw reageerde niet en verliet de keuken. De oudste zoon stond op en schoof de keukentafel naar de kant. ‘U slaapt hier,’ zei hij, ‘mijn moeder wil het zo.’
De volgende dag ging de man naar de politie om zich te melden en distributiebonnen aan te vragen. Hij probeerde werk te vinden en wendde zich met dat doel tot de bevoegde instanties. Maar in het beroep waarvoor hij was opgeleid, voor de oorlog was hij stoffeerder