De Tweede Ronde. Jaargang 30
(2009)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Negen gedichten
| |
Das Ende der EulenIch spreche vom euerm nicht,
ich spreche vom Ende der Eulen.
Ich spreche von Butt und Wal
in ihrem dunkeln Haus,
dem siebenfaltigen Meer,
von den Gletschem,
sie werden kalben zu früh,
Rab und Taube, gefiederten Zeugen,
von allem was lebt in Lüften
und Wäldem, und den Flechten im Kies,
vom Weglosen selbst, und vom grauen Moor
und den leeren Gebirgen:
| |
[pagina 174]
| |
[Vervolg Nederlands]Op radarschermen voor het laatst
oplichtend, waargenomen
op registreertafels, door antennes
dodelijk ontdekt: Florida's moerassen
en het Siberische ijs, dier
en riet en schiefer gewurgd
door ketens van waarschuwingen, omsingeld
door de laatste manoeuvre, argeloos
onder zwevende vuurbollen,
terwijl de tijdbom tikt.
Wij zijn reeds vergeten.
Bekommer jullie niet om de wezen,
zet uit je hoofd de koersvaste gevoelens,
de roem, de roestvrije psalmen.
Ik heb het niet meer over jullie,
planners van de spoorloze daad,
en niet over mij, over niemand niet.
Ik heb het over wat niet spreekt,
over de sprakeloze getuigen,
over de otters en de robben,
over de oude uilen der aarde.
| |
[Vervolg Duits]Auf Radarschirmen leuchtend
zum letzten Mal, ausgewertet
auf Meldetischen, von Antennen
tödlich befingert Floridas Sümpfe
und das sibirische Eis, Tier
und Schilf und Schiefer erwürgt
von Warnketten, umzingelt
vom letzten Manöver, arglos
unter schwebenden Feuerglocken,
in Ticken des Ernstfalls.
Wir sind schon vergessen.
Sorgt euch nicht um die Waisen,
aus dem Sinn schlagt euch
die mündelsichern Gefühle,
den Ruhm, die rostfreien Psalmen.
Ich spreche nicht mehr von euch,
Planern der spurlosen Tat,
und von mir nicht, und keinem.
Ich spreche von dem was nicht spricht,
von den sprachlosen Zeugen,
von Ottern und Robben,
von den alten Eulen der Erde.
| |
[pagina 175]
| |
Op het graf van een vreedzame manDie daar was geen mensenvriend,
meed bijeenkomsten, warenhuizen, arena's. Het vlees van zijn gelijke at hij niet.
Het geweld wandelde door de straten,
glimlachend, niet naakt.
Maar er werd ten hemel geschreid.
De gezichten van de mensen waren niet duidelijk.
Zij leken verbrijzeld
nog voor de slag was aangekomen.
Iets waarvoor hij zijn leven lang gevochten had,
met hand en tand, grimmig,
listig, op eigen houtje:
datgene wat hij zijn rust noemde,
nu hij het heeft, is er geen mond meer
aan zijn gebeente om ervan te proeven.
| |
Auf dem Grab eines friedlichen MannesDieser da war kein Menschenfreund,
mied Versammlungen, Kaufhäuser, Arenen.
Seinesgleichen Fleisch ass er nicht.
Auf den Straβen ging die Gewalt
lächelnd, nicht nackt.
Aber es waren Schreie am Himmel.
Die Gesichter der Leute waren nicht deutlich.
Sie schienen zertrümmert,
noch ehe der Schlag gefallen war.
Eines, um das er zeitlebens gekämpt hat,
mit Wörtern und Zähnen, ingrimmig,
hmterlistig, auf eigene Faust:
das Ding, das er seine Ruhe nannte
da er es hat, nun ist kein Mund mehr
an seinem Gebein, es zu schmecken.
| |
[pagina 176]
| |
SchaduwbeeldIk schilder de sneeuw.
Ik schilder hardnekkig,
ik schilder loodrecht
met een groot penseel
op dit witte blad
de sneeuw.
Ik schilder de aarde.
Ik schilder de schaduw
van de aarde, de nacht.
Ik slaap niet.
Ik schilder
de hele nacht.
De sneeuw valt
loodrecht, hardnekkig
op hetgeen ik schilder.
Op mijn schaduwbeeld
valt
een grote schaduw.
In deze schaduw
schilder ik
met het grote penseel
van de nacht
hardnekkig
mijn minuscule schaduw.
| |
SchattenbildIch male den Schnee.
Ich male beharrlicht
ich male lotrecht
mit einem groβen Pinsel
auf diese weiβe Seite
den Schnee.
Ich male die Erde.
Ich male den Schatten
der Erde, die Nacht.
Ich schlafe nicht.
Ich male
die ganze Nacht.
Der Schnee fällt
lotrecht, beharrlich auf das, was ich male.
Ein groβer Schatten
fällt
auf mein Schattenbild.
In diesen Schatten
male ich
mit dem groβen Pinsel
der Nacht
beharrlicht
meinen winzigen Schatten.
| |
[pagina 177]
| |
RondeauSpreken is makkelijk.
Maar woorden kun je niet eten.
Bak dan brood.
Brood bakken is moeilijk.
Word dan bakker.
Maar in een brood kun je niet wonen.
Bouw dan huizen.
Huizen bouwen is moeilijk.
Wordt dan metselaar.
Maar op een berg kun je geen huis bouwen.
Verplaats dan de berg.
Bergen verplaatsen is moeilijk.
Word dan profeet.
Maar gedachten kun je niet horen.
Spreek dan.
Spreken is moeilijk.
Word dan wie je bent
en murmel voort tegen jezelf,
nutteloos schepsel.
| |
RondeauReden ist leicht.
Aber Wörter kann man nicht essen.
Also backe Brot.
Brot backen ist schwer.
Also werde Bäcker.
Aber in einem Brot kann man nicht wohnen.
Also bau Häuser.
Häuser bauen ist schwer.
Also werde Maurer.
Aber auf einen Berg kann man kem Haus
bauen.
Also versetze den Berg.
Berge versetzen ist schwer.
Also werde Prophet.
Aber Gedanken kann man nicht hören.
Also rede.
Reden ist schwer.
Also werde was du bist
und murmle weiter vor dich hin,
unnützes Geschöpf.
| |
[pagina 178]
| |
De jaren zeventig breken aanBloemkool is gezond.
Maar daarover gaat het niet.
Wat de liefde betreft,
zou ik zeggen:
zie de kleine advertenties.
Hoe minder revolutie
in Der Spiegel, hoe beter.
Het groeipercentage,
de doodsdrift,
nog een keer
de Rolling Stones.
De bezwaren tegen de kunst
zijn ongehoord.
Over het zout der aarde
hoor je de laatste tijd
almaar minder.
De tegencultuur
bengelt aan hun koptelefoons.
Bij laaghangende mist
valt zelfs
de seksuele bevrijding uit.
Elke dag
een nieuw platform.
Daar bovenop komen dan nog
de voortdurende verzoeken
om een reglement van orde,
de maatregelen
van de centrale raad van de bank
en de organisatiekwestie.
Dat houdt toch geen hond vol.
| |
Aufbruch in die siebziger JahreBlumenkohl ist bekömmlich.
Aber darum geht es nicht.
Was die Liebe betrifft,
so würde ich sagen:
Siehe die Kleinanzeigen.
Je weniger Revolution
im Spiegel, desto besser.
Die Zuwachtsrate,
der Todestrieb,
noch einmal
die Rolling Stones.
Die Bedenken gegen die Kunst
gehen auf eine Kuhhaut.
Vom Salz der Erde
hört man in der letzten Zeit
auch immer weiniger.
Die Gegenkultur
baumelt an ihren Kopfhörern.
Bei Bodennebel
fällt sogar
die sexuelle Befreiung aus.
Jeden Tag
eine neue Platfform.
Dazu kommen dann noch
die ständigen Anträge
zur Geschäftsordnung,
die Maβnahmen
des Zentralbankrates
und die Organisationsfrage.
Das hält doch kein Schwein aus.
| |
[pagina 179]
| |
KinderziektesDeze gigantische zuigeling
van vijftig jaar,
die het hele continent
als box nodig heeft,
met nog steeds spraakstoornissen,
kinkhoest en eczeem,
wormen en bloedige windsels.
Geen wonder: zijn ouders
hebben al het mogelijke gedaan
om hem af te drijven.
Zijn ouwelijke artsen
schrijven hem
de ene paardenkuur na de andere voor
en toch blijft hij maar groeien.
Alleen: kan deze kindreus
zich tegen zijn beschermers verweren?
Waarom snoeren zij hem de mond?
Waarom boeien zij zijn handen?
Waarom laten ze hem niet lopen?
Op zijn honderdste zal hij een cretin zijn
of de eerste mens.
| |
KinderkrankheitenDieser gigantischer Säugling
mit seinen fünfzig Jahren
der ganze Kontinente
als Laufgitter braucht
und immer noch Sprachstörungen
Keuchhusten und Ekzeme
Würmer und blutige Windeln.
Kein Wunder: Seine Eltern
haben alles versucht
um ihn abzutreiben
Seine greisenhaften Ärzte
verschreiben ihm
eine Roβkur nach der andern
und doch wächst er unaufhaltsam.
Nur: Kann dieser kindliche Riese
sich seiner Beschützer erwehren?
Warum halten sie ihm den Mund zu?
Warum fesseln sie seine Hände?
Warum lassen sie ihn nicht laufen?
Mit hundert wird er ein Kretin sein
oder der erste Mensch.
| |
[pagina 180]
| |
De overeenstemmingDe man die het goed meent, is onder ons.
Hij doet moeite. Iedereen is boos,
boos op hem. Hij is het eens
met de woedenden, volledig eens;
Maar dat is het nu net. Nu ja,
als het niet anders kan, zeggen wij,
dan moet hij het maar met ons eens zijn,
maar liefst niet volledig, liefst niet
elke keer weer, liefst niet meteen.
De man die het goed meent, aarzelt
een ogenblik en zegt: jullie hebben gelijk.
Verontschuldig mij, zegt hij, ik heb geaarzeld.
Dat was misschien fout. Hij vraagt
om begrip. Hij maakt ons waanzinnig.
Hij ziet in dat hij het is
die ons waanzinnig maakt. Scheer je weg,
zeggen wij. In de deur blijft hij staan
en kucht: daar ben ik het mee eens.
| |
Das EinverständnisDer Mann, der es gut meint, ist unter uns.
Er bemüht sich. Alle sind wütend,
wütend auf ihn. Er ist einverstanden
mit dem Wütenden, völlig einverstanden.
Aber das ist es ja eben. Also gut,
wenn es nicht anders geht, sagen wir,
sei mit uns einverstanden,
aber bitte nicht restlos, bitte nicht
jedesmal, bitte nicht augenblicklich.
Der Mann, der es gut meint, zögert
einen Moment und sagt: Ihr habt recht.
Entschüldigt, sagt er, ich habe gezögert.
Das war vielleicht falsch. Er bittet uns
um Verständnis. Er macht uns wahnsinnig.
Er sieht em, daβ er es ist,
der uns wahnsinnig macht. Hau ab,
sagen wir. Under der Tür bleibt er stehen
und keucht: Ich bin einverstanden.
| |
[pagina 181]
| |
H2ODeze verbinding zou niemand van ons
hebben kunnen bedenken.
Al was het maar
omdat ons brein,
als er geen water was,
niet zou denken.
Het zwemt in een zee
van veronderstellingen.
Jazeker, bloed is dikker,
maar vrijgekomen klontert het,
sterft zwart aan de lucht.
Ook met de voortplanting
zou het maar droevig gesteld zijn.
Kostbare suspensies,
nooit vergoten
zonder de stille diensten
van de waterstofbruggen.
Wat deze wellust mogelijk maakt,
weten de natuurkundigen
nog altijd niet nauwkeurig.
Een speling van de natuur,
een geschenk uit de hemel,
dat wij inlijven,
natuurlijk, waarin wij baden,
eindelijk gedachteloos
zoals de forellen.
| |
H2OAuf diese Verbindung
wäre keiner von uns gekommen.
Schon deshalb nicht,
weil unser Gehirn,
gäb es kein Wasser,
nicht dächte.
Es schwimmt
in einem Meer von Vermutungen.
Sicherlich, Blut ist dicker,
doch unerlöst klumpt es,
stirbt schwarz an der Luft.
Auch mit der Fortpflanzung
sähe es trübe aus.
Kostbare Suspensionen,
nie vergossen
ohne die stillen Dienste
der Wasserstoffbrücken.
Wie diese Wollust möglich ist,
wissen die Physiker
immer nocht nicht genau.
Eine Laune der Natur,
eine vom Himmel fallende Wohltat,
die wir uns einverleiben,
natürlicht, in der wir baden,
endlich gedankenlos
wie die Forellen.
| |
[pagina 182]
| |
PlaatsvervangerDat moet hem voorstellen? zeggen de anderen.
Nooit ofte nimmer! Dat is toch alleen maar
zijn buikspreker, zijn dubbelganger,
een oplichter, een kopie.
En gelijk hebben ze. Niemand van ons
is de ware. Zo goed en zo kwaad als we kunnen
nemen wij de plaats in van de doden
en van hen die na ons komen.
Ja, wij doen moeite, zouden graag
ons zelve zijn, en trekken toch
de schoenen van de anderen aan
en sloven ons daarin af.
Ook dit gedicht staat natuurlijk
alleen maar op de plaats van het ware,
dat nog op zich wachten laat.
| |
StellvertreterDas soll der sein? sagen die andern.
Nie und nimmer! Das ist doch nur
sein Bauchredner, sein Double,
ein Hochstapler, enie Kopie.
Und sie haben recht. Kemer von uns
ist der Richtige. Mehr schlecht als recht
nehmen wir die Plätze der Toten ein
und derer, die nach uns kommen.
Ja, wir bemühen uns, wären gerne
wir selber, und ziehen uns doch
die Schuhe der andern an,
und strampeln uns darin ab.
Auch dieses Gedicht steht natürlich
nur an der Stelle des richtigen,
das noch auf sich warten lässt.
|
|