De Tweede Ronde. Jaargang 30
(2009)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Brief aan Conrad AikenGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 130]
| |
tenminste konden - weet ik niet. Eigenlijk dreigde het gedoe met de brand ons allebei lichtelijk getikt te maken. Het traumatische effect ervan was op zichzelf al afmattend. Elke nacht opnieuw moesten we door dat verdomde vuur heen. De ene keer schrok ik wakker van Margies gegil, en de andere keer zij van mijn geschreeuw en tandenknarsen. Nog afgezien van deze vermakelijkheden (gelukkig waren de Noxons vaste slapers maar toen we verkasten naar een huis voor ons alleen werd het nog veel erger) leek het alsof we werden achtervolgd door vuur, op een manier die niet anders dan diabolisch genoemd kan worden. Betty had een schilderij gemaakt van een huis van een van de buren in Oakville dat Margie en ik hadden overwogen voor de winter te huren omdat het een vage gelijkenis vertoonde met ons oude huis, en op een dag toen iedereen weg was zat ik op zolder aandachtig dit schilderij te bekijken, dat ik erg mooi vond. Mijn aandacht werd enigszins afgeleid door het feit dat het huis in mijn verbeelding steeds in brand vloog en jawel, ongeveer een week later deed het dat ook, ze konden niet door het bos heen met de brandweerwagens, in geen vijftig jaar was zoiets voorgevallen in die regio, en het was een enorme toestand, waar Margie en ik bij wijze van uitzondering rustig doorheen sliepen. Toen we daarna naar Niagara-on-the-Lake gingen, ging op een avond dat we bij de Noxons op bezoek waren het huis naast het onze in vlammen op. We hoorden de kreten en het gebel en zagen de verschrikkelijke zon, (E.D. weer) - ik weet niet waarom zoveel Emily Dickinson dezer dagenGa naar voetnoot(4) - en dachten natuurlijk dat het ons huis was en renden ernaartoe in een dusdanige paniek dat Margie er, toen we eenmaal ter plekke waren, zelfs niet zeker van was dat het niet ons huis was, en al onze manuscripten het huis uit begon te dragen. En bij wijze van klap op de vuurpijl bleek, toen we hier weer terugkwamen, dat het huis waar iemand zo goed was geweest ons toe te staan er ons beddengoed en het weinige dat ons restte na onze brand op te slaan, in onze afwezigheid tot aan de grond was afgebrand, met ons beddengoed en onze spullen erbij, klaarblijkelijk op mysterieuze wijze vlamvattend zonder enige aanwijsbare oorzaak tijdens een rustige milde avond terwijl de bewoners niet eens thuis waren. Margie en ik hadden een griezelverhaal bedacht, een moordenaar, een beoefenaar van zwarte kunst, die onder meer de vaardigheid bezat door middel van duistere talismans dingen vlam te laten vatten. De naam van deze fictieve heer luidde Pell en de betreffende MSS had ik toevallig uit onze brand kunnen redden. Goddastniewaaris dat de eigenaars van dit huis ook de | |
[pagina 131]
| |
naam Pell blijken te dragen, terwijl er oorspronkelijk geen enkel verband tussen de twee had bestaan. En zo maar door; alles bij elkaar nog een stuk of vijftig andere vreemde idiote trieste beangstigende en eigenaardig samenhangende zaken die me soms doen denken (alles bij elkaar gezien) dat ik de door God of de duivel uitverkoren kerel ben die de Seriële Wetten dient te verklaren. Helaas schijnt men zich daarvoor met zulke slechte kunst te moeten bezighouden: of is dat met per se noodzakelijk? Hoe dan ook, ik ben Kant's Kritiek der zuivere Rede aan het lezen, misschien helpt 't. En wat we aantroffen toen we hier weer terugkwamen: iemand, onbekenden en aasgieren, had onze verbrande afpalingen en bordjes genegeerd en pontificaal ons uitzicht naar het zuiden geblokkeerd door op half ons oude terrein een groot hoog lelijk bouwsel neer te zetten dat in de zomer vol zou zitten met luidruchtige rachitische kinderen en hysterische dikke vrouwen die alvast de vlaggen hadden neergehaald die we - misschien te theatraal - op onze armzalige oude ruïne hadden laten wapperen, die dode muizen in onze waterput hadden gegooid en die - tot aan de muren - ons hele toilet hadden ondergescheten. Dit is uiteraard een misdaad, naar de maatstaven van de plaatselijke volksgebruiken, de zeden, of weet ik het, al hadden we juridisch gezien geen poot om op te staan, omdat de pioniers- en kolonistenrechten zijn afgeschaft: de paar vissers waar we mee bevriend zijn - buiten onszelf de enige permanente bewoners - kwamen te laat terug uit Alaska om er een stokje voor te steken, en onze Manxe scheepsbouwer hier uit de buurt werd alleen maar uitgelachen en bijna in elkaar geslagen toen hij ze tegen probeerde te houden. Ze wisten heel goed wat ze deden; dat we terug zouden komen. We hadden zelf hun huis tegen de grond kunnen gooien en hadden daarvoor zelfs de steun gekregen van het grootste gedeelte van de seizoensgasten, maar stom genoeg misschien besloot ik een Christusachtige houding aan te nemen met als gevolg dat ze ons de hele zomer in de haren hebben gezeten terwijl we aan het bouwen waren op het stukje grond dat ons restte, waarbij onze nieuwe buren het zelfs bestonden ons voor hebzuchtig uit te maken omdat we daar dan maar het beste van probeerden te maken, waarna de eigenaar op een dag langskwam en vroeg waarom we niet vaker met ze spraken en me ervan beschuldigde een vloek op hen en op hun huis gelegd te hebben, dat ze er niet gelukkig konden zijn, dat hun jongste kind de dag ervoor bijna verdronken was, en zo voort, en dat ze de ene tegenslag na de andere te | |
[pagina 132]
| |
verduren hadden gekregen, vanaf het moment dat ze hun huis hadden gebouwd, waarop ik antwoordde dat zij, hoewel we ze het gebeurde weliswaar hadden vergeven, nooit welwillend genoeg waren geweest om toe te geven dat er überhaupt iets te vergeven viel, en dat je bovendien als je boven op iemands ziel gaat bouwen je nooit kan voorspellen wat er kan gebeuren, en dat het, als er dan iets vervelends gebeurt, geen zin heeft bij ons te komen klagen en net te doen alsof je zojuist de geit van Paddy Murphy hebt ingeslikt en z'n horens uit je aars steken. Al met al een behoorlijk ethisch probleem. Eerlijk gezegd hebben we zelf nog het grootste aandeel gehad in de tegenslagen. Margie trapte de dag dat het timmerhout binnenkwam op een spijker - er ontstond wondroos, gevolgd door bloedvergiftiging, tekort aan dokters, en uiteindelijk ziekenhuis, en onderzoeken, en dat was een afschuwelijke vreselijke angstige tijd. In die tijd ontving ze ook het eerste gedeelte van de drukproeven voor haar roman maar we wachten nog steeds op het beloofde exemplaar van het tweede gedeelte van de corrector, terwijl haar eerste roman nu al meer dan vier jaar (het gaat nu zijn vijfde jaar in) bij Scribner's op publicatie ligt te wachten; en hoewel ze een contract voor een tweede roman hebben getekend met een tijdslimiet voor publicatie die dit najaar afloopt zitten we nu al midden in het najaar en heeft Margie nog geen glimp opgevangen van de drukproeven voor deze tweede roman, die eigenlijk vorig jaar Kerst bij de drukker had moeten liggen, dus lijkt het erop dat we contractbreuk kunnen gaan claimen, een schrale troost voor de arme auteur. Vervolgens zaagde ik het puntje van mijn duim eraf toen ik een gewone zaag als trekzaag probeerde te gebruiken, wat weer een vertraging betekende van onze bouwactiviteiten en de laatste twee maanden heb ik in bed doorgebracht, bijna niet in staat tot bewegen als gevolg van een toxemie die voortkwam uit een beenmergontsteking vanwege een abces aan een kies die getrokken moest worden. Er is een tekort aan tandartsen - ze nemen geen nieuwe patiënten aan, zelfs niet als je staat te dansen van de pijn zoals in mijn geval, en dat ook nog op V.J. DayGa naar voetnoot(5), als alle drugstores gesloten zijn. Maar anderzijds schijnen er ook weer te veel tandartsen te zijn: ze hebben gedreigd op straat praktijk te gaan houden in verband met de woningnood. Maar zelf heb ik deze tandartsen nog nergens kunnen ontdekken. Ondertussen hebben hier de laatste tijd gemiddeld twee moorden per week plaatsgevonden, de meeste door of op kinderen: ook waart er een dierenbeul rond die dertien geiten, verscheidene aapjes van | |
[pagina 133]
| |
zeelui, en twaalf konijnen die als huisdier gehouden werden van de ingewanden heeft ontdaan en die ontgetwijfeld op een of andere wijze verantwoordelijk is voor de verschijning van een halve cockerspaniël in een laantje in de buurt van West Vancouver. Desondanks hebben we ons huis gebouwd en is het paradijs weer herwonnen.Ga naar voetnoot(6) Ik vergat te zeggen dat net toen het paradijs herwonnen was wij de mededeling ontvingen dat er een nieuwe wet was aangenomen en dat al ons mooie bos binnen een jaar gerooid zou gaan worden met onszelf erbij teneinde plaats te maken voor ‘hoogwaardige autokampeerplaatsen’. Voor ons huis - dat zich er overigens op kan beroemen het laatste exemplaar van een pioniersvestiging in het kustgebied van Vancouver te zijn - betekende dit een doodvonnis dat uiteindelijk te veel was voor ons gevoel voor humor en mijn temperatuur liep binnen een kwartier op naar 39,4. Een triest verhaal, zou je zeggen, bijna net zo schrijnend als de Triumph of the EggGa naar voetnoot(7). In het geheel niet. Er is gratie verleend. Er zullen geen hoogwaardige kampeerplaatsen komen, en ook geen minderwaardige buren. We mogen hier in ieder geval nog drie jaar blijven wonen onder dezelfde voorwaarden, ongehinderd en vrij van huur, en dan mogen we het perceel kopen, dat wil zeggen het gedeelte dat we willen hebben, en we krijgen eerste keus - tegen een redelijke prijs. Aldus voegt je oude Malc zich, al blijft hij in zijn hart nog steeds een conservatieve Christelijke Anarchist, eindelijk bij het leger der lagere middenstanders. Ik voel me een beetje als een Prometheus die in onroerend goed gaat en z'n Kaukasische ravijn besluit op te kopen. Op het moment bewonen we het huis zonder binnenmuren, het regent dat het giet, en er komt geen druppel binnen. Wat een triomf. Ziehier het resultaat van onze inspanningen - naast de pier die we zelf gebouwd hebben, het enige dat is blijven staan van ons oude huis - vroeger liep hij tot aan onze voordeur: de aasgieren hebben zich er pal naast ingenesteld, in de hoop ook onze pier in gebruik te nemen, of dan toch op z'n minst onze waterput. Mijn roman - de Volcano - lijkt in een vacuüm geslingerd te zijn, tot nu toe geen intelligente of bemoedigende reacties. Ik vind hem zelf erg goed, al is het shockeffect ervan misschien kleiner geweest vanwege The Lost WeekendGa naar voetnoot(8) - eilaas, prozaïsche gerechtigheid? - niet te verwarren met The Last Week EndGa naar voetnoot(9) van John Summerfield, waarin het daadwerkelijk de oude Malc is die al te herkenbaar te gronde gaat, en nogal zwakjes ook. Ik was van plan je de Volcano toe te zenden, met enige | |
[pagina 134]
| |
schroom maar toch ook met enige trots, maar ik wil je liever niet opzadelen met het enige exemplaar dat ik ervan bezit en ik zie op dit moment geen mogelijkheid het enige andere terug te krijgen voor je afvaart. Neem dus alsjeblieft voorlopig de wil voor de daad. Ik zal 't nog wel zien, zoals de heer Wolfe ooit zei, nietwaar? De enige verandering sinds ik het bovenstaande schreef is dat we weliswaar nog steeds zonder binnenmuren in het huis wonen maar dat het dak nu op zes verschillende plaatsen lekt. Maar ik heb ondertussen wel je brief over de Collected Poems ontvangen en ik wil hem snel nog even beantwoorden, al moet je het me niet kwalijk nemen als mijn opmerkingen niet grondig doordacht lijken. Dit zijn, in het kort, de gedachten die onmiddellijk bij me opkomen en ik hoop dat ze niet slechts verwarrend zijn. Ik vind het een zeer goed idee om de chronologische volgorde om te draaien, beter kan het eigenlijk niet - al denk ik dat ‘The Soldier’ misschien beter tot zijn recht komt als je het uit de nieuwe indeling licht en het, zo niet tussen de symfonieën, dan toch ergens in buurt daarvan plaatst, in het tweede gedeelte. De gedachte hierachter is dat, hoewel ‘The Soldier’ weliswaar niet tot de symfonieën gerekend kan worden, het wel bij het thema van de Heilige Pelgrim aansluit. Het was geloof ik Houston PetersonGa naar voetnoot(10) die mij, mogelijk onterecht, het idee gaf dat je ooit van plan was geweest ook ‘Tetélestai’ bij de Heilige Pelgrim-sectie onder te brengen, en zelfs als dit onjuist is en ‘Tetélestai’ geen symfonie, is het de moeite waard erover na te denken als je het niet al verworpen hebt. Wat de vroegere gedichten betreft zou ik er absoluut alles in opnemen dat mogelijkerwijs bruikbaar kan zijn voor collega-dichters en bewonderaars van je werk - ‘Discordants with Youth that's now so bravely spending’ en zoveel van het ‘Cats and Rats’-gedeelte uit Turns and Movies als je maar kwijt kunt. Die zijn me tot op de dag van vandaag zonder meer bijgebleven als unieke, indrukwekkende stukken, wat jij er zelf ook van moge denken. Ik zou ook de mogelijkheid aangrijpen stukken als ‘Red petals in the dust under a tree,’ ‘Asphalt,’ ‘Tossing our tortured hands to no Escape’ (weliswaar niet heel vroeg, 1925? modelletje maar erg mooi) en zelfs de ‘Succubus you kissed’-satire die je schreef tegen de Imagisten en die van historisch belang is, aan de onverdiende vergetelheid te ontrukken, en al deze stukken te dateren. Ik weet niet of er een selectie uit Earth Triumphant moet worden opgenomen, maar ik zou een korte toch wel overwegen - misschien neem je er terecht afstand van, maar persoonlijk zal ik nooit de ‘onge- | |
[pagina 135]
| |
bruikelijke nattigheid in mijn broek’ vergeten waarmee ik het las in het huis van je oom Potter. Voor zover ik nu kan bedenken zou het enige wat ik verder nog anders zou doen er uit bestaan de hele gedichtenverzameling te beginnen met ‘The Morning Song of Senlin’ en te eindigen met ‘The Coming Forth by Day of Osiris Jones’. Ik moet zeggen dat dit idee als zodanig me buitengewoon bevalt, vooropgesteld dat het je omgekeerde chronologische volgorde niet te veel in de war stuurt. Wat je ook beslist, ik ben erg blij dat er een Collected Poems aankomt en ik wens je er veel succes mee. Mocht je trouwens nog oude Harper's Bazaars, Vice Versas, Southern Reviews en dergelijke hebben liggen die je overweegt weg te gooien - eilaas, geen oude Dials? - dan zouden we enorm dankbaar zijn als je er een papiertje omheen zou willen doen en ze onder rembours of zo deze kant op lanceert, want we zijn hier volslagen verstoken van dit soort leesvoer, omdat alle intelligente Amerikaanse tijdschriften hier al een eeuwigheid onverkrijgbaar zijn: aan de andere kant bedenk ik me nu dat het waarschijnlijk het verkeerde moment is om dit te vragen, net nu je aan het pakken bent: dus als het teveel gedoe betekent laat maar zitten. Nou, bon voyage, mijn beste, en heel veel liefs voor jullie allebei en we wensen Mary veel succes en nogmaals het allerbeste namens ons voor haar en jou en ook voor Jeakes. |
|