| |
| |
| |
Nederlands proza
| |
| |
Flight Control
Wiebe Brouwer
Toen Wildervanck ons allemaal naar de kantine riep met geen ander doel dan wat ideetjes over deze spannende tijd te spuien, wist ik al dat het fout zat. Zo lang als ik bij onze bank werkte had Wildervanck nog nooit zijn personeel naar de kantine laten roepen. Wij zagen die hele Wildervanck nooit, alleen met Kerstmis als hij het personeelsfeest opende of die paar tellen dat hij toevallig net uit zijn dienstauto was gestapt, maar dan beende hij direct naar de centrale hal om zich met een snelle lift omhoog te laten hijsen naar de drieëntwintigste verdieping van ons marmeren kantoor.
Nu wij daar met ons duizenden voor hem zaten keek Wildervanck wat ongemakkelijk. Je kon wel zien dat hij liever op zijn eigen verdieping was gebleven. Toch was hij, volgens eigen zeggen, vol vertrouwen. Waarschijnlijk, zei hij, zou het tij zich nog ten goede keren. De uitgangspositie van onze bank was zonder meer uitstekend en als het economische klimaat nu eventjes wat aantrok, dan loodste hij ons allemaal ongeschonden door de crisis. Nee, vervolgde Wildervanck, hij wou niet somberen. Niemand van ons had nu al reden om bezorgd te zijn. Trouwens, bij een crisis hoorden niet alleen risico's, er waren ook kansen. Daarom moesten wij allemaal op zoek naar uitdagingen. Als ieder van ons zich wat meer als ondernemer zou opstellen, dan kwam het zeker goed.
Na afloop was Evert Kuiper de enige die nog durfde door te vragen. Evert, die lid was van de ondernemingsraad, vroeg of er soms ontslagen dreigden. Op hetzelfde moment werd het doodstil in onze gezellige kantine. Nee, antwoordde Wildervanck, niet als alles ging zoals hij wou. Maar als het anders ging? Wildervanck zweeg. Tien ongemakkelijke tellen later besloot Rijsenhout om in te grijpen. Rijsenhout was ons afdelingshoofd. Normaal zat hij in een glazen cabine, in een hoek van onze zaal. Nu stapte hij snel naar voren. Waren er verder nog vragen? Niet? Dan werden wij voor onze komst bedankt.
We stonden zwijgend op. Dat was het dus. In elk geval waren we gewaarschuwd. Niet dat het ons zou helpen. Niemand ging zijn leven beteren. Natuurlijk niet. Hoe moesten wij ons nou tot ondernemers omtoveren?
| |
| |
Zelf werkte ik in de hoek van de nostro-administratie, vlakbij het kopieerapparaat. Mijn taak bestond uit het bewaken van de saldi op schaduw-rekeningen. Ik moest controleren of al die saldi in onze eigen boeken sloten met hun tegenhangers in de buitenwereld en als dat niet zo was moest ik de verschillen snel traceren.
‘Het wordt spannend,’ verklaarde Peter toen wij samen de afgeladen kantine waren uitgeschuifeld, ‘nog een paar weken en één op de drie mensen vliegt er uit.’
‘Denk je?’
‘Zeker. Die Wildervanck weet al lang dat er klappen moeten vallen.’
Ik knikte. Hij had vast gelijk. Peter plofte op zijn stoel en presenteerde mij de pot met drop.
‘Weet je,’ vervolgde Peter, ‘de meesten hoeven voorlopig nog niet bang te zijn. Die zitten hier voor vast. Maar de zestien tijdelijke contracten, die sneuvelen straks het eerst. En wie zijn dat?’
‘Dat zijn wij.’
Ik keek mijn vriend in de ogen. Het was waar. Peter en ik waren pas vier maanden geleden aangenomen. Wij hadden een jaarcontract.
‘Hoe weet je dat het er zestien zijn?’
‘Ik heb ze geteld.’
Peter schoof een bureaula open en liet zijn voeten rusten op de rand.
‘Toch ben ik niet bang.’
Hij zag er inderdaad vervaarlijk uit. Zoals hij daar nu achter zijn bureau zat, met zijn benen gestrekt, leek hij op een held uit een detectiveserie. In zijn la lag een pistool en die hele Wildervanck legde hij moeiteloos om met een paar welgemikte schoten.
‘Waar het vanaf nu om gaat is uitstraling. Zou jij jouw beste mensen de straat op flikkeren?’
‘Liever niet,’ antwoordde ik.
‘Precies,’ vervolgde Peter, ‘de besten mogen zeker blijven. Maar onze bank heeft één probleem. Niemand weet wat wij hier doen. Toch moeten er slachtoffers gekozen worden. En dan weet ik wel wat ons lot bepaalt: achterklap en vooroordeel.’
Maar hoe kon een mens zich daar tegen wapenen? Peter keek plechtig.
‘Mij kan niets gebeuren want ik laat bij iedereen een goede indruk na en dat is het enige wat telt. Ik grijns de hele dag en doe alsof ik heel
| |
| |
hard werk, zelfs als ik helemaal niets om handen heb. Ja, Albert, deze tijd wordt ook voor jou heel leerzaam. Jij moet gaan begrijpen dat de kwaliteit van ons werk absoluut bijzaak is. Wie kan het wat schelen of jouw saldi sluiten?’
Niemand, gaf ik toe, maar dat kwam wel doordat ze altijd klopten.
‘Sukkel!’ riep Peter. ‘Bij mijn vorige bank hadden ze een half jaar niet naar het grootboek omgekeken. Toen ontdekten ze plotseling tienduizend niet-kloppende journaalposten en een verschil ter grootte van een ton. En weet je wat ze daarmee deden?’
Ik wist dat niet.
‘Die journaalposten gooiden ze weg en die ton hebben ze ijskoud afgeboekt. Daarna was alles weer op orde.’
Blijkbaar keek ik wel wat erg onthutst, want Peter sloeg me op de schouder. Ik was naïef, verklaarde hij. Mijn geploeter was volkomen onbeduidend. Wat maakte het uit of ik een enkel duizendje verkeerd boekte als ze een paar deuren verderop, in de dealing room, elke dag een miljard het ravijn in schoven?
Ik staarde hem verbijsterd aan. Eerlijk is eerlijk, zo had ik het nog nooit bekeken.
‘Goedemorgen, mijnheer Albert, namens de directie van onze luchthaven heet ik u van ganser harte welkom in uw nieuwe functie.’ De volgende morgen was ik nog maar net bij de bank gearriveerd of Peter stond al naast mijn bureau. In zijn hand hield hij een kleine standaard met een vlaggetje. ‘Mijnheer Albert, onze luchtverkeersleiding prijst zich heel gelukkig dat het u heeft behaagd haar gelederen te versterken.’
Ik keek hem verwilderd aan.
‘Vergist u zich niet, de taak van een luchtverkeersleider is niet eenvoudig. Ieder jaar melden zich bij ons aan de balie tientallen, wat zeg ik, honderden kandidaten. Slechts een enkeling wordt uitverkoren.’
‘Peter, wat is dit?’
Peter ging op mijn bureau zitten. ‘Beste Albert, dit ding,’ en hij wees op het vlaggetje, ‘is mijn remedie tegen piekeren. Telkens als de werkzaamheden ons eventjes wat ruimte bieden, gaan wij niet zitten prakkiseren. Integendeel op zo'n moment - en ook wanneer de werkdruk ons naar de keel mocht vliegen - zullen wij ons van nu af wijden aan een interessante nevenfunctie: de taak van luchtverkeersleider op onze
| |
| |
afdeling Security Services. Zoals je weet werken er bij ons talloze aantrekkelijke jongedames. Het zijn natuurlijk volwassen vrouwen en daarom heeft onze directie hun toestemming gegeven om vrijuit over onze verdieping heen en weer te lopen. Dat kan ook best. In principe bestaat er tegen zo'n vrije wandeling geen enkel bezwaar, maar desalniettemin lijkt het me beter als wij hen bij elke verplaatsing begeleiden door middel van een paar goed gekozen commando's.’
‘En dan?’
‘Dan niks. Dan komt alles goed. Neem Nienke bijvoorbeeld. Je zou toch niet willen dat die per ongeluk tegen een bureau zou botsen?’
Nee, dat zou ik inderdaad niet willen. Nienke haar verschijning was van een onbegrijpelijke schoonheid en ook al mocht zij dan voor ons sloebers volkomen onbereikbaar zijn, toch moesten wij alles in het werk stellen om haar glans voor eeuwig te behouden.
Drie kwartier later, net toen ik mij in mijn dagelijkse werkzaamheden compleet had ingegraven, ging de telefoon. Ik nam op. Een nasale stem tetterde mij tegemoet.
‘Goedemorgen commandant Halbersma, verzoek tot overname van ranke vogel in sector zeven.’
Ik keek op. Nienke had een stapel papieren onder haar arm en ze liep mijn kant uit. Ze was het bureau van Peter al gepasseerd en nu zweefde ze kalmpjes langs de optiedesk.
‘Let goed op, collega, het schijnsel van deze vogel kan verblindend zijn.’
Daar was niets mee miszegd. Waar Nienke verscheen hield de natuur haar adem in. Zo was het ook vandaag. Tot dusverre was het een grauwe dag geweest, maar net nu, terwijl ik naar haar keek, zag ik hoe een zonnestraal door de wolken piepte en haar blonde haren in een betoverende gloed zette.
‘Kom op, collega! U zit te dromen. Maak verbinding met het toestel!’
Ik keek naar Peter, zoals hij daar vijftien meter bij mij vandaan vrolijk achter zijn bureautje zat. Toen draaide ik mij om, stak mijn hand op en woof naar Nienke. Nienke keek op, lachte verbaasd en woof terug. Peter had gelijk gehad. Dankzij zijn luchtverkeersleiding kon mijn dag nu al niet meer stuk.
Mijn werkzaamheden bij de luchtverkeersleiding namen snel een flink deel van mijn tijd in beslag. Na een weekje speelde ik mijn rol als loods
| |
| |
al lang niet meer uitsluitend voor de meest betoverende medewerksters, maar verleende ik mijn diensten ook aan het gewone volk. Onnodig te zeggen dat de reconciliatie van de nostro-rekeningen daar onder leed. Maar wat gaf dat? Wat betekenden mijn zorg en betrokkenheid als ze boven bij personeelszaken mijn contract al zaten uit te vlooien?
Ook Peter had zijn angsten en zijn twijfels. Vanzelfsprekend had hij die, wat hij ook beweren mocht. Maar híj kon zijn toevlucht zoeken in zijn zelfverworven rol als hoofd van de luchtverkeersleiding. Behalve mij had hij nog drie andere verkeersleiders aangenomen, die allemaal om het uur moesten worden opgebeld. Elke keer dat ik naar hem keek viel het mij op dat hij niet werkte. Hij zat onafgebroken te telefoneren en te lachen en wanneer hij eventjes de hoorn had neergelegd keek hij uit het raam, nipte van zijn plastic koffiebekertje en babbelde met collega's die hij vroeger nooit had aangekeken.
Toen dat een week zo was doorgegaan vroeg ik hem toch maar eens hoe hij op die manier de settlements van onze bank beheren kon. Die vraag viel héél slecht.
‘Hoe kom je daar nou op? Ben je soms gestuurd?’
Ik schudde van nee.
‘Nou, maak je dan geen zorgen. Ik ben prima in staat om meerdere dingen tegelijk te doen.’
Maar dat was natuurlijk niet zo. Ons werk mocht dan onnozel lijken, je moest er toch bij opletten. Dat ik daar gelijk in had bleek al een week later toen ik het saldo op onze dollarrekening bij Brown Brothers Harriman vergeleek met de stand op de schaduwrekening. De linkerhelft van mijn scherm was gevuld met een window waarmee ik bij Brown Brothers was ingelogd en rechts had ik de saldiopgaven uit ons eigen systeem. Wat zag ik? Keek ik goed? Bij de dollarstanden stonden twee totaal verschillende bedragen. Als het maar een kleine afwijking was geweest, had ik mij nog nergens over opgewonden. Kleine verschillen waren er wel vaker. Maar dit was ongekend. Tussen de getallen op de linker- en de rechterhelft van mijn scherm zat een verschil van anderhalve ton.
Anderhalve ton! Vier maanden lang had ik iedere dag braaf honderd saldi vergeleken, had ik mij iedere morgen opgewonden over minuscule prutsverschillen van tien, twintig, voor mijn part duizend dollar - of euro, wat maakte het nog uit? - en nu ineens dit. Wat moest ik? Ik
| |
| |
was als een brandwacht die na jaren suffen in de coulissen plots van zijn krant opkijkt en ontdekt dat de hele schouwburg in lichterlaaie staat. De kans dat dit ooit zou gebeuren, vormde de zin van mijn bestaan. Maar nu het zover was gekomen, stond ik aan de grond genageld.
Gelukkig wordt van een backoffice-medewerker - anders dan van een brandweerman - geen slagvaardigheid verlangd. Het duurde wel een kwartier voordat ik voldoende was gekalmeerd. Pas toen kon ik weer verder. Stap voor stap vergeleek ik alle betalingen op de nostro-rekening met hun tegenhanger in onze eigen boeken. Tien minuten later kende ik de bron van het verschil. De hele afwijking was terug te voeren tot één grote obligatietransactie. De prijs waartegen die was afgewikkeld lag een volle punt hoger dan wat in onze eigen administratie stond geboekt. Eén van die twee prijzen moest dus fout zijn. Maar welke?
Ik ging naar de wholesale desk en vroeg om de transactieticket die door de handelaar was uitgeschreven. Daar bleek niets mee mis. De prijs op de ticket klopte keurig met de prijs in ons systeem. Toen zocht ik naar de settlement-instructie, de opdracht aan Brown Brothers om de door ons gekochte stukken in ontvangst te nemen. Die prijs was wel één procentpunt hoger. De tegenpartij, zag ik, had die veel te hoge prijs schaamteloos bevestigd. Waarschijnlijk was dat de laatste keer geweest dat een mens er naar had gekeken, want daarna was alles automatisch afgewikkeld. Nu ik dat wist restte mij niets anders dan uit te zoeken wie bij ons die fatale instructie had ingevoerd. Dat was gemakkelijk genoeg. We waren een grootbank. In onze systemen werd bij elke invoer de naam van de betrokken medewerker netjes vastgelegd. Ik drukte op de knop voor meer details en daar verscheen de naam van de schuldige. Ik schrok. Het was Peter.
‘Albert, doe mij een lol. Boek het af. Wis het, deel het door tien. Het maakt mij niet uit hoe je het doet, maar rapporteer dit niet.’
‘Maar Peter, ik moet dit wel rapporteren. Dat is mijn werk.’
‘Luister Albert, geen hond kijkt naar deze saldi. Als jij niks zegt duurt het wel tot het eind van het jaar voordat er iemand over valt. Maar als jij het dadelijk meldt, in deze tijd, zonder dat ik word beschermd door een vast contract, sta ik nog voor de middag met mijn lunchtrommeltje hier buiten op de stoep.’
Hij zweeg. Zijn ogen, zag ik, waren groot.
‘Kun je niet tot morgen wachten?’
| |
| |
‘Nee Peter, dat is raar.’
‘Waarom?’
‘Het is dan net alsof ik iets achterhoud.’
Dat beviel hem niks.
‘Als ik iets wil rapporteren, Peter, moet het beslist vandaag. Verschillen die zo groot zijn moeten direct worden gemeld. Hoe eerder zoiets bekend is, des te groter de kans dat iemand er nog wat aan kan doen. Het kan zelfs niet tot vanmiddag wachten, want om twaalf uur heeft Rijsenhout een lunchafspraak. De rest van de dag is hij weg.’
Peter was ondertussen naast mij gaan zitten. Ik begon mij ongemakkelijk te voelen, maar ik begreep niet waardoor dat kwam. Er was iets. Ik keek om me heen, maar ik zag niks bijzonders. Wat was het dan? En toen ineens, toen wist ik het. Het was niet iets wat ik kon zien, ik kon het ruiken. Het was de geur van zweet. Voor het eerst van mijn leven rook ik de geur van een mens in nood.
Peter pakte mijn arm.
‘Luister Albert, ik weet dat jij alleen je plicht wilt doen. Maar ik vraag het je toch. Laat die fout zitten, Albert. Alsjeblieft. We zijn toch vrienden?’
Vrienden, dat had hij gezegd. Geen collega's, vrienden. Ik hoor het hem nog zeggen. Maar had hij daar gelijk in? Waren wij dat wel? En was onze vriendschap dan zo'n overtreding waard? Ik was hier immers aangenomen om die rekeningen te controleren. Wat had het voor zin om elke dag alle rekeningen af te vinken als ik het enige echte verschil doelbewust liet zitten? In andere tijden had ik zeker niet getwijfeld. Dan had ik de fout gewoon gemeld en dan had Peter een standje gekregen. Maar vandaag lag het natuurlijk anders. Als ik er nu mee naar Rijsenhout ging bracht ik Peter in gevaar. Voor de bank was elk ontslag op dit moment mooi meegenomen.
Wat nu? Twijfels, twijfels, gek werd een mens er van. Ik moest nodig even lopen. Daarom stond ik haastig op, vulde een willekeurig mapje met blanco papieren - zodat het leek alsof ik ergens iets bezorgen moest - en banjerde zonder enige bestemming de gang op. Daar wachtte net een lift. Ik stapte in. Ik keek naar het glanzende knoppenbord en koos nummer negentien. Waarom negentien? Ach, alleen omdat ik ooit met een meisje was gegaan dat negentien als huisnummer had gehad. Niet dat zij mij veel geluk had geschonken. Na een week had ze mij al gedumpt in ruil voor
| |
| |
de tennisleraar, waarmee ze later was getrouwd. Inmiddels waren ze alweer gescheiden. Maar ja, daar had ik nu niets meer aan.
Ook dit keer rustte op nummer negentien weinig zegen. Tot mijn niet geringe schrik kwam ik terecht op de afdeling Personeelszaken. Nauwelijks was ik uit de lift gestapt of ik zag overal kartonnen displays vol montere jongelui die geen groter genoegen kenden dan over onze bank de lof te zingen. De deuren van de kamers, zag ik, waren allemaal gesloten. Dat verbaasde mij niet. Als ik een eigen deur had gehad, zou ik hem ook dicht hebben gedaan. De zegeningen van een open-deurbeleid heb ik nooit begrepen. Een gesloten deur geeft een mens de gelegenheid om eens rustig in zijn kruis te krabben. Maar door al die dichte deuren leek het hier wel uitgestorven. Alleen aan het einde van de gang, bij een hoog, rond tafeltje, ontdekte ik een man. Hij stond te roken.
‘Verstoten?’ vroeg ik.
‘Natuurlijk,’ antwoordde hij terwijl hij stevig aan zijn sigaret zoog, ‘mensen zijn bang voor de dood.’
Ik knikte. Met deze constatering had hij ongetwijfeld gelijk. Ik ging bij hem aan het tafeltje staan. ‘De dood zelf,’ bralde ik omdat ik toch wat zeggen moest, ‘boezemt mij totaal geen angst in. Ik ben bang voor het sterven.’
Daar kon de man zich iets bij voorstellen. Hij knikte en gunde mij een glimlach vol toenadering. ‘Ach,’ repliceerde hij, ‘een mooie uitvaart heeft toch ook wel wat. Kom je met de lijsten?’
‘Inderdaad,’ antwoordde ik, hoewel ik geen idee had waar hij eigenlijk op doelde.
‘Het zijn er dit keer veel,’ peinsde hij, ‘alle zestien, wie had dat ooit gedacht.’
Ik kreeg een schok. Wat zei hij? Had ik het goed verstaan? Waar had deze man het over? Zestien, dat getal kende ik maar al te goed.
‘Macro-economisch schijnt het goed te zijn.’
Ik moest toch iets terug zeggen. Gelukkig werd mijn antwoord meteen geaccepteerd. De man knikte weer. Ik was op dreef. Dit zinnetje moest ik vooral onthouden, voor later, voor verjaardagen. Macroeconomisch was altijd alles goed. Jammer alleen van dat onbehaaglijke gevoel. Ik kon het niet garanderen, maar ik had wel een sterk vermoeden om welke zestien namen het hier ging.
‘De afdeling Securities is erg groot,’ blufte ik. Ik keek hem aan. ‘Is er voor één van deze zestien nog iets aan te doen?’
| |
| |
‘Ach,’ reageerde hij en haalde zijn schouders op.
Dat was het dus. Ik had het geraden. De lijst die ik volgens deze man in handen had bevatte ongetwijfeld ook mijn eigen naam. Mijn keel werd droog. Toch liet ik niets merken. Zonder iets te zeggen liep ik naar de waterkoeler en schonk mijzelf een bekertje in.
‘Is het ooit wel eens voorgekomen dat mensen van zo'n lijst toch nog konden blijven?’
De man keek mij schattend aan. Ineens, kreeg ik het gevoel dat hij iets vermoedde. ‘Niet vaak,’ antwoordde hij. ‘Hoezo?’
‘Ach, zo maar,’ verklaarde ik, ‘ik wilde het eens weten.’
‘Tja,’ vervolgde mijn gesprekspartner, ‘om iemand van zo'n lijst te schrappen moet er wel een hele goede reden zijn. Maar soms is die er.’
‘Zoals bij een controleur,’ reageerde ik, ‘dat lijkt mij een goed voorbeeld van iemand die volkomen overbodig lijkt. Maar als hij dan ineens iets vindt...’
‘Misschien,’ antwoordde hij. ‘Het zou kunnen. Maar zoiets is tijdens mijn loopbaan nog nimmer voorgekomen.’
Ik wist genoeg. Ik gaf hem snel mijn mapje en vluchtte haastig weg. Ik was op tijd. Nog voor mijn aanzegger had ontdekt dat de papieren blanco waren zat ik alweer beneden. Niet alleen Peter en ik, wist ik nu, maar alle zestien medewerkers van Securities zonder vast contract zouden binnen een paar weken worden afgevoerd. Voor Peter bestond er al geen hoop meer. Alleen ik had nog een kansje, maar dan moest ik wel meteen naar meneer Rijsenhout. Ik keek naar zijn kamertje. Op dit moment zat hij achter zijn bureau te werken. Aan de muur achter hem hing een grote, ronde klok. Het was tien voor twaalf.
Recht tegenover mij, vlakbij de kamer van Rijsenhout, was de werkplek van Peter. Hij hield me in de gaten, zag ik. Omdat ik niet wist wat ik moest doen en omdat ik nu eenmaal toch iets moest doen tuitte ik vergoelijkend mijn lippen. Peter zag het. Hij deed me na. Het zag er stom uit. Ik glimlachte. Peter glimlachte ook.
Onwillekeurig gleed mijn blik van het bureau van Peter naar de tientallen andere bureaus van de medewerkers van Security Services. Moest ik Peter nu verlinken alleen om hier te blijven? Wilde ik hier eigenlijk wel blijven? Ik begreep niet waarom ik het deed, maar ineens bad ik om een teken. Dat was vreemd, zeker voor mij, want ik geloofde daar helemaal niet in. Ik geloofde in niks en ik kon mij onmogelijk
| |
| |
voorstellen dat er ergens boven een afdeling vol engelen bestond die was belast met zoiets raars als het geven van tekens en het organiseren van bovennatuurlijke verschijningen. Maar toch bad ik om een teken. En zoals iedere atheïst weet die dat ook wel eens heeft gedaan wordt zo'n gebed altijd op slag verhoord. Was het een film geweest, dan had er direct een zoet gezang geklonken. Helaas gebeurde dat nu niet. Maar het teken kwam. In de persoon van Nienke.
Ik zag haar ineens in de opening van de gangdeur, links van mij. Ik weet niet hoe het kwam, maar deze ochtend was ze nog betoverender dan alle andere keren. Kwam het door die hoge, zwarte laarzen? Of was het die donkerblauwe jurk van zachte stof die rond haar slanke lichaam zwierde? Hoe het ook zij, haar sex appeal was beslist voldoende om niet alleen mijn getob, maar ook het belang van het werken voor deze giga-grootbank, de verering van Wildervanck, de internationale kredietcrisis en het overleg der monetaire autoriteiten tot hun ware, onbeduidende proporties terug te brengen. Ik was een man. Zij was een vrouw. Dat was alles.
Nienke had een stapeltje papieren in haar hand waarmee zij in de richting van Rijsenhout wandelde. Op datzelfde moment ging de telefoon.
‘Attentie, attentie, dit is de luchthaven met een verzoek aan Flight Control. Wij verzoeken u tot overname van 's werelds allermooiste vogel!’
Het was Peter. Ik draaide mijn hoofd weg van Nienke en keek hem aan. Om er voor te zorgen dat zij hem niet kon verstaan had hij zijn mond vlakbij de hoorn gehouden met zijn hand als een beschermende toeter eromheen. Op zijn bureau stond net zo'n vlaggetje als ik van hem gekregen had. Peter lachte. Zelfs nu, op het moment waarop ik hem dreigde aan te geven, had hij nog genoeg flair, vrolijkheid en levenslust om met nieuwe onzin voor de dag te komen.
Ineens begreep ik waardoor ik tot dusverre bij deze bank had willen werken. Dat kwam door Peter. Zonder hem zouden alle uren hier hun glans verliezen. Dan zou deze bank er ineens heel anders uitzien. Dan resteerde alleen een stel zaaltjes waarin wij op de mooiste uren van de dag bijeen werden gedreven voor de administratie van een vreemd, duf kansspel. Want dat was de handel in effecten. Een hanengevecht, een paardenrace, goed voor een gigantische bedrijfstak met duizenden wedkantoren, maar dan zonder hanen en zonder paarden.
| |
| |
En Nienke? Na het vertrek van Peter zou Nienke geen kwetsbare vogel meer zijn die dagelijks door ons vakmensen veilig naar de luchthaven moest worden geloodst. Dan was zelfs Nienke weer gewoon een secretaresse.
Terwijl ik dat allemaal bedacht zag ik hoe Rijsenhout zich vanachter zijn pc verhief. Hij pakte de leren schooltas, die al die tijd naast hem op de grond had gestaan, en zette hem voor zich op het bureaublad. Hij zocht iets, keek even om teneinde een blik op de klok te werpen en zocht vervolgens haastig verder. Dit was mijn laatste kans, besefte ik. Nu kon ik nog net haastig bij hem binnen lopen. Hij zou me wegsturen, maar dan had ik hem toch op tijd gewaarschuwd. Als ik echt bij de bank wilde blijven moest ik nu overeind komen. Waarom deed ik dat dan niet? Was het trouw? Liefde voor Peter? Of gewoon onvermogen om te handelen? Ik hijgde, mijn handen tintelden. Toch deed ik nog steeds niks. Rijsenhout, zag ik, had ondertussen gevonden wat hij zocht. Voldaan stak hij het papiertje in zijn rechter binnenzak.
‘Hallo, Flight Control, waarom antwoordt u niet? Bent u daar? Over.’
Rijsenhout liep naar de kapstok. Op dat ogenblik kwam Nienke zijn kamer binnen. Ik zag dat Rijsenhout iets mompelde. Nienke knikte, legde haar papieren op zijn bureau en stapte weer naar buiten. Rijsenhout pakte zijn jas.
‘Hallo Flight Control. Bij deze nogmaals ons verzoek tot overname van 's werelds mooiste vogel.’
De stem van Peter trompetterde nog altijd even welgemoed. En ineens wist ik wat ik doen moest. Het tintelen van mijn handen stopte net zo plotseling als het was begonnen. Ik boog mij voorover, bracht de hoorn naar mijn mond en vormde met mijn vrije hand een toeter, precies zoals Peter had gedaan.
‘Attentie, hier Flight Control voor luchthaven. Onze excuses voor dit late antwoord. Uw verzoek is zojuist geaccepteerd. Over!’
‘Dank u wel. Alles kits. Ik zou zeggen: Over en sluiten.’
‘Inderdaad. Over en sluiten!’
Pas daarna, toen wij luchtverkeersleiders de hele procedure correct hadden afgewikkeld, keek ik weer op. Ik zag dat Peter lachte. Ik lachte terug.
En Rijsenhout?
Rijsenhout was weg.
|
|