| |
| |
| |
Nederlands proza
| |
| |
Diva in koprol
Amy Bais
Haar mail eindigt met de vraag: ‘Wanneer kom je weer?’ Ik denk: Nooit, nunca, never, nooit, niet meer, maar antwoord: ‘We hadden toch voor vrijdagavond afgesproken? Zie je dan.’ Je moet opdrachtgevers te vriend houden en geduld met ze hebben, ook al heb je schoon genoeg van hun ijdelheid, arrogantie, egomanie, zelfingenomen partners en verwende kinderen.
Mariska leent, nee, huurt mijn stem en straks vertelt ze in mijn zorgvuldig gekozen bewoordingen haar levensverhaal in boekvorm. Ze heeft goedbeschouwd weinig te zeggen, want haar introspectie is doorwaadbaar en haar belevenissen zijn tot nu toe niet echt spectaculair, op het ongeluk na dan. Maar de uitgever gelooft in de wens van een tweelettergrepig publiek zich te schurken aan beroemdheden en wil die bevredigen. Uiteraard niet uit naastenliefde. En ik ben ook maar een broodschrijver die doet wat ze kan om de inflatie voor te blijven, dus heb ik mij voorgenomen mijn bescheiden talent ten volle in te zetten om haar verhaal met respect voor de feiten en liefde voor het woord vorm te geven. Ik zal haar laten brullen als een leeuw, laten zingen als een leeuwerik en laten zuchten als een sofa, al naar gelang. Het is een bescheiden vorm van macht, maar de enige waarover ik beschik.
Mijn onderwerp is beroemd bij een bepaald deel van het Nederlandstalige publiek door haar rol in een kennelijk populaire soap die ik nooit gezien heb, wat wel iets zegt, want zo televisieschuw ben ik niet. Maar goed, ze is beroemd aan de rechterkant van de culturele afgrond, rijk en zelfbewust. Iedereen ziet goud in samenwerking met haar, zo ook de uitgever die ons aan elkaar koppelde.
‘Ja, ik weet het, ze is pas 32, maar zo'n ongeluk hakt erin, en ze heeft een moeilijke jeugd gehad, toen een wonderbaarlijk snelle carrière, bovendien: lekker ding met een vlotte babbel.’
Bij onze kennismaking ter uitgeverij kwam ze als rechtgeaarde diva te laat en met charmante praatjes binnenzeilen. Zonnebril op tegen de laaghangende bewolking. Ze is heel mooi en heeft uitstraling, moet ik toegeven. Een meisje met een missie. We maakten afspraken voor gesprekken, wisselden kaartjes uit en toen moest ze weer snel weg, opna- | |
| |
me van het een of ander. Ter voorbereiding van het werk vertelde de uitgever in het kort wat hij van haar wist: geadopteerd toen ze vier was, al heel jong begonnen elk beschikbaar podium te bestormen, wilde fotomodel worden, was geen licht op school en werd toen ze veertien was ontdekt door een veel oudere fotograaf met wie ze een verhouding kreeg, op haar zestiende beviel ze van een kind dat ze ter adoptie afstond. De bevruchtende fotograaf was vrij gauw uit beeld, maar toen had ze al een bloeiende poseerpraktijk. Twee jaar later werd ze ontdekt door een geile televisieproducent die haar met groot succes in zijn soap duwde. Zoveel jaar verderop heeft ze inmiddels een man, een ook al populaire vertolker van het Nederlandstalige lied (in de trant van ‘Ik verlang zo naar je toe’) en twee kindjes die er verder ook niets aan kunnen doen, maar kennelijk de schrik van elke supermarkt zijn. De uitgever was een week eerder bij haar op bezoek geweest en had nauwelijks twee coherente zinnen achter elkaar kunnen uitspreken. Chaos. Vorig jaar heeft ze een afschuwelijk ongeluk gehad: ze reed telefonerend op de A2, schampte eerst een bus, week geschrokken te ver uit en reed toen in op een auto met vier mensen erin, van wie er nu twee voor het leven invalide zijn verklaard. Het boek is ook enigszins bedoeld als berouwvolle kniebuiging. Zelf heeft ze maanden in een revalidatiecentrum doorgebracht tot ze weer kon lopen en niet te vergeten dansen. Het is nog een wonder dat ze er zo goed af is gekomen. In die periode heeft ze een dagboek bijgehouden en wat bandjes ingesproken die als basis voor mijn tekst zouden kunnen
dienen. Ik kreeg ze mee.
Thuis ben ik meteen nieuwsgierig gaan lezen en luisteren: veel gejubel over haar lieve man die zo goed voor de kinderen zorgt en vaak langskomt met rozen en bonbons, veel geklaag over personeel dat haar niet op haar wenken bedient of net niet het juiste drankje in huis heeft. En bovendien niet altijd in staat is de bladenmannen met hun camera's op afstand te houden. In het dagboek staat ook keurig bijgehouden wie er wanneer op bezoek is geweest. Het leest als de aftiteling van een showprogramma ter gelegenheid van een nationale feestdag. Ze is overigens met te betrappen op een inval die getuigt van enige fantasie
Al meteen bij onze eerste afspraak bleek haar vlotte babbel een groot struikelblok op weg naar de autobiografie. Ze dook, sprintte
| |
| |
linksom, keek grijnzend over haar schouder en huppelde moeiteloos het struikgewas in. Ik ben geen psychiater en gaf me bij elke bocht meteen gewonnen. Andere keer beter. Misschien eens wat drank erin gooien. En als ze echt niet wil praten, best, wordt het een oppervlakkig boek en de fans die het kopen zullen het niet merken.
Haar moeder is het enige lichtpuntje in de hele onderneming. mijn bezoek lagen de plakboeken en jeugdfoto's in een doos klaar op tafel en twee uur later was het materiaal voor de eerste hoofdstukken al vrijwel persklaar. Patricia is een vrolijke, dikke vijftiger zonder spatjes, die in haar eentje in een rijtjeshuis vol aandenkens aan diverse mannen en haar twee kinderen woont. Ze schenkt sterke koffie en is een boeiend verteller. De aan Mariska's successen gewijde plakboeken hoefden we niet door te nemen, die mag ik thuis bestuderen. Omdat er over het algemeen weinig gefotografeerd wordt als de zon niet schijnt, opende de fotodoos het zicht op een vrolijke jeugd, met veel pretparken en feestmaaltijden. Er waren ook kiekjes van een zingende Mariska met een speelgoedmicrofoon, en een mooi verklede kleine Mariska op hoge hakken van Patricia.
‘De eerste week dat ze bij ons woonde, ze was toen vier, had ze zich op een middag helemaal opgemaakt, niet eens slecht gedaan. Het showelement heeft er altijd in gezeten.’
‘Kent Mariska haar biologische ouders?’
‘Nee, ze heeft ook nooit de behoefte gevoeld te gaan zoeken. Mijn eerste man en ik hebben haar meegenomen uit een weeshuis in Roemenië waar ook niemand wist wie haar ouders waren. Geen geboorteakte, niks. Eigenlijk gingen we er alleen speelgoed brengen, maar ze was er zo ellendig aan toe dat we haar daar niet konden achterlaten.’
‘Hoe zou ze het vinden als haar eigen geadopteerde kind opeens voor haar neus zou staan? Die zal nu iets van zestien zijn?’
‘O, maar ze weet waar hij zit en heeft af en toe contact met hem. Hij is een grote fan van haar.’
Ze beschreef Mariska's moeizame puberteit als een les in geduld en liefde: ‘Het ergste was haar zo ongelukkig te zien. Niet te helpen ook. Iedereen moet kennelijk het wiel weer zelf uitvinden. En daar sta je dan, je hebt de antwoorden, maar alleen voor jezelf, niet voor haar. Ik
| |
| |
kon alleen maar vertrouwen dat de lieve Mariska zoals ik haar kende de drugs, de foute mannen en haar afkeer van zichzelf zou overleven.’
Patricia ging verse koffie halen en ik neusde verder in de foto's: Patricia met opeenvolgende partners, babybroertje op een schapenvaçhtje, broertje trots met een voltooid Legokasteel, peuter Mariska aan de hand van een tante - maar, hallo, daar was ze nog lang geen vier jaar, misschien was dat dan wel haar echte moeder. Zou dat kunnen? Achterop stond ‘Lena en Mariska’. Ik legde de foto apart.
Er stond een klagelijk miauwende kat met zijn voorpoten omhoog tegen de tuindeur en ik riep: ‘Mag de kat naar binnen?’ ‘Zeker,’ zei Patricia en kwam de kamer in met koffie. Terwijl ik de kat entree gaf, hoorde ik Patricia hartgrondig ‘shit!’ zeggen: een omgevallen mok met heet vocht. Net niet over de foto's. Ze veegde ze met een paar snelle bewegingen bij elkaar, terug in de doos en ging toen met een doekje in de weer.
‘We zullen ooit wat foto's moeten meenemen ter illustratie van het boek, is dat goed?’ ‘Tuurlijk,’ zei ze.
Afspraken met Mariska zijn inmiddels gebeurtenissen waar ik erg tegenop zie, omdat ze niet kan luisteren, eigenlijk ook niets wil zeggen maar wel doorpraat, over niets, met meanderende bijzinnen die nauwelijks te volgen zijn. Een uur praten levert soms maar twee bruikbare uitspraken op. Als ik op vrijdagavond bij Mariska aanbel voor ons vierde gesprek, is ze in hevig gevecht verwikkeld met haar kinderen die niet naar bed willen. Ik deel ongevraagd wat opvoedkundige adviezen uit die natuurlijk verloren gaan in het gekrijs en ga dan maar op de bank de krant zitten lezen tot de stilte wint. Na een uur komt Mariska uitgeput beneden en zet ik de bandrecorder aan. Maar haar mobiel gaat. Ze antwoordt, loopt ermee naar de keuken, vanwaar ik haar even later hoor roepen: ‘Nee! Nu niet en nooit niet meer!’.
Ze ziet er wat ontdaan uit als ze terugkomt. ‘Zal ik maar weggaan?’ zeg ik.
‘Nee, ben je mal. We gaan gewoon aan het werk’.
Ze herstelt zich inderdaad snel. Ik vraag of ze zich iets herinnert van haar tijd in het Roemeense weeshuis. Inmiddels ken ik haar goed genoeg om te zien wanneer ze de actrice aanzet, zoals nu. Ze geeft een bloemrijke beschrijving van wat vage scènes, tot en met de ontmoe- | |
| |
ting met haar nieuwe ouders: ‘...heel grote blonde mensen die een beer voor me meebrachten...’
‘Ik zag een foto van jou toen je nog maar twee of drie was, met een vrouw die Lena heet. Wie is dat?’
‘Foto van mij? Zo klein? Nee, je hebt je vast vergist. Er zijn helemaal geen foto's van mij op die leeftijd. De naam Lena zegt me ook niks. Misschien een jeugdvriendin van Patricia?’
Tijdens ons gesprek gaat haar mobiel nog een paar keer. Ze kijkt wie er belt en besluit niet op te nemen. Als ik van de wc terugkom, heeft ze alle gordijnen dichtgetrokken en praat ze met haar man, die onderweg is naar huis. ‘O, gelukkig, tot zo.’
De gesprekken met Mariska blijven moeizaam verlopen, en als mijn tekst eenmaal klaar is, heeft ze van alles op en aan te merken. Ik had, op basis van informatie van Patricia, een betrekkelijk kort hoofdstuk over haar relatie met broer Otto ingevoegd, maar dat moest en zou eruit, want ‘dat voegt niets toe aan het beeld van mij’. Bovendien had ze eigenlijk altijd alleen maar last van ‘die slijmbal’ gehad. Hoezo? ‘Altijd jaloers, altijd mokken omdat ik meer aandacht kreeg.’ Ze is het volstrekt oneens met mijn overtuiging dat geen enkel verhaal, geen enkel leven, alleen bestaat uit ‘leuk, hip, vrolijk stemmend’. ‘Ik wil een positief verhaal. Het is al erg genoeg dat ik spijt moet betuigen ten opzichte van de mensen die door mijn schuld invalide zijn geraakt. Trouwens, als zij niet zo hard gereden hadden, waren de gevolgen minder ernstig geweest.’ Er zijn meer onenigheden, maar de uitgever laveert ons er doorheen. Broer Otto heeft het in de definitieve versie echter niet gered.
Het boek is verschenen en Mariska kwettert in elk praatprogramma naar hartelust. Alle aandacht geeft haar huid gloed. Haar hele wezen licht op in de buurt van luisterende oren of microfoons. Cameralenzen kunnen haar uitstraling nauwelijks aan. Ik kijk toe en zie hoe ze krimpt als de uitzending is afgelopen, de aandacht afneemt, hoe er hongersnood in haar ogen ontstaat. Dan is ze even een verwaarloosd kind dat mijn hart in sluipt.
Ik had natuurlijk alerter moeten zijn en moeten bedingen dat mijn naam als co-auteur vermeld zou worden, maar dat leek me zo vanzelfsprekend dat ik pas op het moment van verschijning merkte dat ik uit- | |
| |
sluitend als ‘eindredacteur’ in het colofon vermeld stond. Beginnersfout en eigen schuld, dikke bult. Uiteraard eist Mariska alle eer op voor zichzelf, dat had ik kunnen bedenken. Toen ik een keer meeging naar een tv-optreden, stelde ze me voor als ‘Paula, zij is ook schrijfster’. Ook. Men roemt inmiddels haar veelzijdige talent. In interviews geeft ze uitgebreid antwoord op vragen naar de ambachtelijke kant van het schrijven. Het is een fraai staaltje acteren en zelfs inleving, dat mijn liefde voor haar niet voedt.
Dankzij alle publiciteit gaat de verkoop zo goed, dat de uitgever al snel overweegt een tweede druk te laten opleggen. Ik bel hem op over een correctie van mijn naamsvermelding, desnoods alleen binnenin, als hij zich geen nieuw omslag wil permitteren. Nee, helaas, hij is contractueel met Mariska overeengekomen dat ze als enige auteur vermeld zou worden. Hij begrijpt mijn irritatie, maar ik zie hopelijk wel in dat hij geen kant op kan. Ik spreek Mariska erop aan, die al mijn bezwaren wegwuift en zegt: ‘Het is belangrijk voor mijn carrière dat ik het boek zelf geschreven heb. Trouwens, wat heb jij nou meer gedaan dan wat gesprekken met mij uittikken en mijn dagboek overschrijven?’
Het meisje woont op de maan, en zo niet, dan is ze heel beperkt slim en heel beperkt goed.
Op een avond ga ik de in het boek gebruikte foto's terugbrengen naar Patricia, die blij is met het eindresultaat, me uitgebreid complimenteert en een fles champagne klaar heeft staan. We installeren ons in de tuin, waar de zoele zomeravond het effect van de alcohol versterkt, en nemen het leven door dat onze generatie heeft geleid. Er is al een wat giechelige sfeer ontstaan als, op het moment dat de tweede fles bijna leeg is, de telefoon gaat. Patricia antwoordt, is dan een tijdje stil en neemt haar mobiel mee naar binnen. Ik kan nog net verstaan dat ze zegt: ‘Dat kan Lena niet weten,’ vóór ze buiten gehoorsafstand is.
Als ze terugkomt, zegt ze: ‘Dat was Mariska. De jongste heeft hoge koorts en ze maakt zich ongerust. Het zal wel loslopen.’ Ze heeft een fles koude Chablis bij zich en schenkt nog eens in, ondanks mijn weigering.
‘Dan blijf je toch gezellig logeren?’
We praten over de ziekten van onze kinderen toen ze klein waren en zijn vooral blij dat ze nu groot zijn. Opeens herinner ik me Lena.
| |
| |
‘O ja. ik zag in jouw doos een foto van Lena en Mariska. Wie is Lena?’
Patricia grijnst en kijkt me schattend aan.
‘Ach ja, het boek is toch al klaar, nu kan ik het je wel vertellen. Het weeshuisverhaal is de publiciteitsversie van Mariska's leven. Lena is mijn zus en Mariska's moeder. Lena was een wilde meid, die al jong de wereld in trok en met heel foute types omging. Toen Mariska vier was, werd Lena in Thailand betrapt op drugsbezit en veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. Ze kwam al na tien jaar vrij, maar pakte meteen haar oude leven weer op, nu alleen professioneler. Ze werd een grote handelaar. Ik was niet op de hoogte van hoe groot, wist alleen dat ze in het criminele circuit zat. Een paar jaar geleden werd haar bende hier in Amsterdam opgerold en nu zit ze weer minstens tien jaar vast. Toen Lena uit Thailand kwam, hebben we gezamenlijk besloten dat Mariska, al ernstig aan het puberen, beter bij ons kon blijven. We hadden haar inmiddels ook officieel geadopteerd en ze had dus al een andere achternaam.’
Ze is even stil.
‘Je begrijpt dat dit verhaal koren op de molen van de roddelpers zou zijn, dus hou er alsjeblieft je mond over.’
Ik ben met stomheid geslagen en knik alleen maar.
Die nacht slaap ik niet. Mijn brave ik en mijn slechte ik slaan elkaar onbeheerst met argumenten om de oren en jagen elkaar door mijn bloedbanen op. Zal ik? Zal ik niet? Kan ik dit Patricia aandoen? Ik zou natuurlijk kunnen volstaan met dreigen. Ik hoef het niet echt te doen. Het ochtendgloren treft me recht tussen de ogen en ik vertrek voordat Patricia haar gastvrouwkunsten op het ontbijt heeft kunnen botvieren. Laat een briefje achter: ‘Dankdankdank. Je bent een lieve schat. We bellen.’
Maar we bellen voorlopig niet, want mijn slechte ik heeft gewonnen en ik ben nu een ghostwriter met een missie. Naar Mariska.
‘Wat?! Zo, jij bent tuig, zeg!’
Het is een oprechte reactie, er wordt nu eens niet geacteerd. Ik knik. Ze heeft gelijk.
Nog voor de tweede druk in de boekhandel ligt, met mijn naam als co-auteur groot op de omslag en de titelpagina, verschijnt er een arti- | |
| |
kel in de Nieuwe Revue, waarin Mariska's afkomst tot in details uit de doeken wordt gedaan, met de kop ‘Mariska dochter van zware crimineel Lena M.’ De hel breekt los. Mariska belooft terroristen op me af te sturen en Patricia belt ontzet op: hoe ik haar vertrouwen zo heb kunnen beschamen? Ik ben minstens zo ontzet als zij en protesteer dan ook. Vergeefs. Ze gelooft me niet.
Alle bladen nemen het nieuws over. Nederland is te klein voor de kapitalen van de koppen: Mariska dochter drugsbarones. Waar haalt Mariska haar neus voor op? man van Mariska zingende koerier?
Twee weken later is er bericht van Patricia in mijn mailbox met verontschuldigingen: ‘Sorry, Otto was de boosdoener. Hij heeft hier een middag zitten snikken over alle vermeende verwaarlozing als gevolg van Mariska's ambitie en onze aandacht voor haar. Ik had het misschien moeten zien, maar hij heeft wel gelijk dat we altijd erg druk bezig waren met Mariska en haar projecten. Toen hij het boek gelezen had, was hij zo woedend dat hij er nauwelijks in voorkwam, dat hij in een roes Nieuwe Revue gebeld heeft.’
Ik controleer of ik mijn misschien al te meelevende mailtje aan Otto wel gewist heb en zet de computer uit.
|
|