| |
| |
| |
Afterparty
Pieter Waterdrinker
Een stropdas en een leugen, en de wereld ligt aan je voeten. Ik wandelde op een late meiavond van de Tsjaikovski-concertzaal terug naar huis, nauwelijks bevattend hoe zoel de lucht kon zijn; hoe geurig de grassen tussen de zingende fonteintjes in de parken. Een sonate van Chopin zat nog steeds in mijn hoofd; alsook het lieve koppie van het meisje - net negentien - dat helemaal met het vliegtuig uit de Oeral was overgekomen om de hoofdstedelijke muziekliefhebbers met haar spel te behagen.
Wat is dat toch, talent? dacht ik. En waarom was het, evenals schoonheid, zo karig onder ons stervelingen verdeeld? Die natuurlijke selectie van Darwin had ik nooit begrepen: als schoonheid en talent de mens beter deden overleven - en dat doen ze - waarom liepen er op de aardbol dan zoveel incompetente lelijkerds rond? Waarom waren die nooit weg geselecteerd? Me dunkt, de homo sapiens had daarvoor toch miljoenen jaren lang de tijd gehad.
Met deze onzinnige gedachten kuierde ik terug naar huis, in mijn beste pak, een zwarte zonnebril op mijn voorhoofd - het stofvizier voor mijn arme harde lenzen. En met die stropdas dus, losjes om mijn hals.
Nadat ik de schim van de oude vestingpoort had gepasseerd, bleef ik even stilstaan bij het standbeeld van Marx - hij zal de wind van de geschiedenis opnieuw in de zeilen krijgen, let op mijn woorden - en liep onder een baaierd van straatlantaarns omhoog naar het Ljoebankaplein, waar de nieuwe garde van de oude KGB de wind van geschiedenis allang weer mee had: ik woonde vlak achter het hoofdkwartier en had hun autopark in een paar jaar tijd zien veranderen van zielige Lada's in BMW's en Bentley's.
Ik stapte voort, wriemelde nog even aan de uiterst modieuze zonnebril op mijn voorhoofd en toen gebeurde het: in een orgie van geluid - motorgebrom, gejoel, getoeter - stond een stoet cabrioletten, uitpuilend van in dronken extase verkerende jonge meiden, met piepende remmen langs de smetteloos wit geverfde stoeprand naast me stil.
| |
| |
‘Hé, kijk eens wat vrolijker! Van vrienden van Aleksandr Pavlovitsj zijn we wel anders gewend!’ Ik voelde een paar blote armen om mijn lijf en werd in een kolk van bewegingen en menselijk geluid - als in Felliniscène - door een stel meisjes van de lauwwarme straat zomaar het koele marmer van een zij-mgang van Hotel Metropole ingevoerd.
‘Waar is Club Luxor?’ Een portier in een kersenrode jas met gouden epauletten stond onder een kroonluchter als bevroren.
‘Rechtdoor, dames,’ kwam hij toen tot leven.
‘Rechtdoor en dan de trappen af. Er wordt op u gewacht.’
Ik schatte het aantal meisjes dat mij als een octopus had omarmd op vijftien, misschien wel twintig. Ogen als toverbollen, met hele meren oogwit. Ze hadden prachtige haren en gebitten, waren stuk voor stuk dun als prille berkjes en zongebruind, maar zeer divers gekleed. Ging de één gehuld in een gaasachtige jurk - bijna een babydoll - de ander was in minirok, weer een ander droeg een spijkerbroek. Allen waren echter op hoge hakken die galmend tikten, als in de gangen van een Petersburgs paleis.
‘Oehoe!’ joelde er eentje.
‘Een eerste plaats voor Natasja. Hoe is het mogelijk! Maar we moeten blij voor haar zijn. We moeten ons niet laten kennen.’
Via een wenteltrap werd ik een donker hol in geperst. Mijn ogen werden even verblind, maar al snel onderscheidde ik een kopergoud oplichtend metershoog Nefertitemasker aan de wand, alsook dat van Toetanchamon. In glazen zuilen bubbelde oceaanblauw water omhoog, terwijl een laser jadegroene Egyptische tekens het duister in slingerde. Ik stond even stil, hoorde toen:
‘Hé, schatje, meekomen!’ en een paar tellen later plofte ik neer in een van de zachte banken die in een cirkel rond een podium stonden opgesteld. In een hoek van de zaal werden door koks met witte schoorstenen op hun hoofd op sacrale wijze flamberende taarten binnengedragen en op tafels met stellages neergezet.
Uit de conversatiekreten begreep ik dat ik verzeild was geraakt op de Afterparty van een privé-Missverkiezmg, georganiseerd door ene Aleksandr Safronov. Dat was zo'n beetje de laatste mode onder de mannelijke elite. Je liet je vrouw voor de kick optreden in een film met Hollywoodsterren - ze hadden er miljoenen dollars voor over - en als je geen vrouw had, of haar op een originele manier wilde bedriegen,
| |
| |
stuurde je haar naar Florida of de Arabische palmen, en organiseerde zelf intussen een Missverkiezing.
Safronov was een zestiger met een Assyrisch kapsel en felle ogen. Omringd door zijn lijfwachten zat hij in een witte smoking apart van het gezelschap op een stoel. Hij speelde met een stok. Toen zag ik dat hij een been miste. Hij had geen prothese, maar een in stof gehulde stomp.
De lichten gingen uit. Op het podium verscheen een man in een zilveren jasje die ik kende van tv. Hij leek op een aap, maar dan op een knappe aap. Vrouwen houden van knappe apen. Vanaf twee kanten kwamen jongemannen in Egyptische gewaden op muziek uit Aida dienbladen met bokalen champagne aandragen, Toen spoot achter hun rug vuurwerk los, met de tekst: Miss Safronov 2007! De tv-kerel blèrde in de microfoon:
‘Zijn hier mooie dames?’
‘Jaah!’ gilden de meisjesstemmen vanuit het donker.
‘De allermooisten van Moskou?’
‘Jaah!’ weerklonk het weer.
‘En de intelligentste?’
‘Jaah!’
‘En de meest seksuele?’
‘Jaah!’
Wat een krankzinnige bedoening, dacht ik, en stak voor de zoveelste maal een sigaret op. Ondertussen gluurde ik naar het meisje naast me, een brunette van ergens begin twintig - ze droeg een geel jurkje - die afwisselend naar de beenloze invalide en het podium opkeek.
Het zilveren jasje riep: ‘Natasja Papanina! Op het podium graag! Miss Safronov 2007!’ en opnieuw weergalmde de Aidamuziek.
De keuzes van jury's bij dit soort idioterie had ik nooit begrepen: de langbenige blondine was mooi, maar had een borstloos voorkomen - een ‘kippetje met twee ruggen’ - en was niet beter noch slechter dan de verbijsterende genenpool naast me. Ik had in de gauwigheid Tataarse, Oekraïense en zelfs Kirgizische schoonheden ontwaard. Het was uiteindelijk allemaal een kwestie van smaak, net als in de kunst.
‘Zeventiende plaats! Niet de vierde of de vijfde, maar de zeventiende plaats! Ze-ven-tien-de!’ hoorde ik het gele jurkje mompelen tegen haar buurvrouw, een zwartharig schepsel met een roofzuchtig profiel, waar een glimmende zweetlaag overheen lag. ‘O, ik wil dood!’
| |
| |
‘Niet zeuren, Lina. Dan had je vanavond bij het onderdeel badmode maar in een string moeten verschijnen. Wie draagt er nou zo'n ouderwets badpak! Waarom deed je dat eigenlijk?’
De meiden gooiden hun tengere armen in het duister omhoog en slaakten opnieuw verrukte kreetjes. Zodra de huldigmgsceremonie afgelopen was, draafden ze collectief naar de lange buffettafels. Behalve de inmiddels uitgedoofde taarten stonden er schalen met rode en zwarte kaviaar, pannenkoekjes met zure room, gemarineerde paddestoelen, opengereten granaatappels, gerookte en gekookte steur, in warme boter drijvende zalmen, lamsvlees en varkenssjaslik - een echt Russisch buffet.
De sjerp met haar titel in zilveren letters ‘Miss Safronov 2007’ ritselde om het vrijwel naakte lichaam van de winnares die ondanks de lange benen eigenlijk nog het lichaam van een kind had. Ze mocht als eerste de feestdis beroeren. Ze schepte een bord vol met zwarte kaviaar en liep er onder applaus mee naar de invalide in zijn stoel, die haar vaderlijk begroette. Ze zeeg bij hem neer op zijn schoot, drukte haar tong in zijn linkeroor, en begon hem vanaf het bord met een beschilderd houten lepeltje te voeden.
‘Bedankt Aleksandr Pavlovitsj!’ riep iemand opeens.
‘Ja, bedankt, Aleksandr Pavlovitsj!’ galmden nu alle meiden in koor. Vervolgens wierpen ze zich als hongerige wolven op de tafels, alsof ze in geen eeuw hadden gegeten. Ze vraten en zopen - letterlijk. Sommigen wierpen geile blikken naar drie knappe mannen die vanaf een verhoging op Egyptische luiten stonden te spelen. Het waren ingehuurde Armeniërs.
‘Privet, ik ben Lina.’ Het meisje in het gele jurkje stond ineens naast me en liet een zalmhapje met kleverige rode kaviaar tussen haar lippen verdwijnen. ‘Hoe lang ken je Aleksandr Pavlovitsj al?’
‘Lang,’ verzon ik.
‘Zit je ook in de olie?’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Wat doe jij dan?’
‘Communicatie.’
‘Communicatie?’
‘Ik schrijf.’
| |
| |
‘O, voor welk modeblad? Vika, hoor eens!’ Ze draaide haar hoofd om naar het meisje met het roversprofiel. ‘Deze buitenlander! Hoe heet je eigenlijk? John? O, John hier schrijft voor glossybladen. Ook voor de Cosmo? Wat fantastisch!’ Ze drukte een kus op mijn wang, waarbij een oranje kaviaarkorreltje, dat ik in haar mondhoek had zien zitten, op mijn wang bleef plakken. Ik veegde het met een snelle beweging weg.
Ik schepte zelf wat van de schalen - heerlijke rendierbout, met bosbessen en wildsaus -, liet mijn glas door een Rus in een witte voorschoot met chablis bijschenken, totdat opeens It's raining men door de ruimte schalde. De dansvloer stroomde vol en ik voelde een ruk aan mijn arm.
Safronov droop na het derde nummer al af. Hij hinkte weg op krukken, gesecondeerd door zijn lijfwachten, in gezelschap van de blonde miss die hij als jurylid voor een week, voor een maand, misschien wel voor de eeuwigheid - wie wist het? - voor de nacht had uitgekozen.
‘Hij schijnt vroeger in de Kaukasus een beest te zijn geweest.’ In witte rook, die af en toe de dansvloer werd opgespoten, danste ik onder de manische flikkeringen van een stroboscoop met Lina. Voor de grap legde ze mijn stropdas over haar schouder, krulde hem toen om haar nek, haar gezicht vertrekkend, alsof ze werd opgehangen of een orgasme kreeg.
‘Wie?’
‘Safronov natuurlijk. Toen het daar nog oorlog was. Daarna is hij binnen een paar jaar tijd in de oliehandel schatrijk geworden. Maar je kent hem toch?’ Ze nieste, en haalde diep adem. ‘De zeventiende plaats! Niet de zesde, of zevende! Maar de zeventiende! En die Natasja met haar sprinkhaanpoten en blonde kapsoneshaar rijdt morgen in een nieuwe BMW rond. Zeg, je vindt me toch niet lelijk? Voor mij is het de eerste keer. Sommige meiden draven iedere week bij een vertoning als deze op. Dat gaat via een speciaal bureau. Die kunnen de opdrachten niet aan. We krijgen ieder vijfhonderd dollar presentiegeld. Ik had het geld nodig, voor een... Nou ja... Dus je kan ervoor zorgen dat ik in de Cosmo kom? Ik heb al een hele portfolio... Hé, recht blijven! Waarom zijn er vanavond zo weinig mannen? Recht blijven staan jij... Kom, ik haal nog een glaasje wijn voor je.’
| |
| |
De nachtelijke hemel boven Moskou behoort tot de mooiste ter wereld. Vooral in het late voorjaar als een melkachtige weerschijn, die heel in de verte doet denken aan het parelmoer van de Petersburgse witte nachten, boven de gebouwen hangt. En wat een mensen nog zo laat op straat! Wat een verkeer! Wat een beweging!
‘Waar is je chauffeur?’ Lina tuimelde bij iedere stap die ze deed bijna om. Mijn dronkenschap was ineens omgeslagen in volslagen nuchterheid.
‘Ik heb hem naar huis gestuurd.’ Sinds ik in een vlaag van verstandsverbijstering definitief had gekozen voor de literatuur, en de neergang in mijn leven pas goed was ingezet, had ik niet alleen geen auto met chauffeur - waarover in Moskou zo'n beetje iedere koekenbakker beschikte - maar zelfs helemaal geen eigen vervoer meer.
‘Bel hem op!’ gebood ze lallend. ‘Snel, maak hem wakker!’
‘Duurt zeker een halfuur voordat ie hier is.’
‘O ja, dat is waar... Waar woon je?’
Ik zweeg.
‘Een vriend van Safronov, maar zijn chauffeur is er vandoor. En ik ben zeker ook niet welkom bij meneer thuis? Je hebt natuurlijk een vrouw en kinderen, hè?? Al die schoften die ik hier in Moskou tegenkom hebben een vrouw en kinderen. Nou, ga dan maar met mij mee... Maar je bent toch geen kunstenaar, hè?? Ik haat kunstenaars...’
‘Ik draag een stropdas,’ zei ik droog.
‘Dat klopt...’ Ze giechelde. ‘Stom dat ik daaraan niet heb gedacht. Kunstenaars met stropdassen, die bestaan niet!’
Ik stak een hand op. Ik propte de achtenveertig kilo van Lina op de achterbank van een Wolga en klom er zelf naast. We zeilden vervolgens naar het adres aan de Koetoezov Prospekt dat ik met enige moeite - ze viel onmiddellijk in slaap - nog uit haar had weten te krijgen.
Ter hoogte van het Smolensk Plein gingen haar ogen als van een pop ineens mechanisch open. En ze deelde ijzig kalm mee dat ze moest kotsen. De chauffeur trapte vloekend op zijn rem, stoof naar buiten, trok het zijportier open en een tel later stond Lina met gebogen rug onder een straatlantaarn.
Ik stapte uit om haar bij te staan, maar met handen als vinnetjes gebaarde ze kreunend van haar weg te blijven.
‘Het lukt niet...’ zei ze, toen ze in de auto klom, en de chauffeur meteen daarna weer wegstoof. ‘O jee, ik schaam me. Je vindt me zeker
| |
| |
een vreselijk wijf. Die klotenverkiezing... Ik deed het puur voor het geld... O, mijn leven is afschuwelijk, afschuwelijk... Ik heb eens gelezen dat een toevallige geur, een oogopslag of de vorm van een mond of neus niet alleen het lot van een mens, maar zelfs van een heel volk kan bepalen. Zoals de neus van Cleopatra, die daar in dat Luxor aan de wand hing... Wat zeg je?’
‘Nefertite,’ corrigeerde ik voor de tweede maal zachtjes. ‘Wat daar in de nachtclub aan de wand hing was het beroemde profiel van Nefertite...’
‘Wat maakt dat nou uit? Maar alles in het leven hangt af van onbenulligheden... Alles, hoor je? Alles! Als ik vanavond tijdens het onderdeel badmode gewoon een string had gedragen... Als ik niet getroffen was door dat vreselijke ongeluk. Ja, dan zou ik... Oorlogen worden verloren door een ontstoken teen, een griepje of aambeien... Kijk maar naar Napoleon... Hé, je denkt toch niet dat ik dom ben? Mijn vader was leraar geschiedenis op een metaalnijverheids-instituut, in Brjansk. En als ik zelf niet op mijn zestiende van school was gestuurd... Chauffeur, stoppen!... Stoppen hier! Hé? koetsier, stoppen!... We zijn er!’
Het trappenhuis van het woonblok uit de Chroestsjovtijd was de gebruikelijke bende. Binnen was het niet veel anders. In Lina's huurkamertje hing wasgoed aan een soort spinnenweb van vliegertouw bij het raam te drogen. Ik had dit al zo vaak gezien. Danskoninginnen, geurend naar Chanel en in kleding van Gucci, woonden op krappe mestvaalten. Hun ijskastjes waren altijd leeg. Ze verzorgden hun lichamen met de duurste zepen en shampoos. Maar hun badkuipen hadden roestsporen, in de kleur van verse poep.
‘Sorry, John,’ Lina trapte onmiddellijk haar schoenen uit. ‘Je hebt zo'n bende zeker nog nooit gezien? Maar ik ben pas een halfjaar in Moskou... O, als ik maar eens werk had... Maar ik ga niet voor vijfhonderd dollar een hele maand in zo'n stomme winkel staan.’ Ze greep naar een aangebroken fles witte wijn op tafel. Ze schonk twee waterglazen vol, en hield ze omhoog. ‘Kom, eerst nog wat drinken. Wat is proost in jouw taal?’
‘Dood aan Holland!’ zei ik.
‘Dot an Cholland!’ Ze nam een slok, verwrong haar mond en ontstak in een hysterisch gehuil. ‘Je wilt natuurlijk met me neuken, hè?? Goed, we gaan neuken.’ Ik ben mooi, dacht je dat ik dat niet wist? Veel
| |
| |
mooier dan die krokodil die er met de hoofdprijs vandoor is gegaan! Maar er is één ding... Ik wil eerst dat je dit ziet.’ Lina boog zich voorover, schoof haar jurkje omhoog en trok een zwart slipje hoekig weg. Op haar linkerbil zat een moedervlek. Het was een tamelijk grote moedervlek. Ongeveer zo groot als een ouderwetse vaderlandse rijksdaalder. En hij was met zwarte haartjes dicht begroeid. Net een vies rond kokosmatje.
‘Dit is de reden dat ik geen string kan dragen. Anders was ik vanavond zeker tweede of derde geworden. Als het niet de eerste plaats was! Ik wil hem al jaren laten verwijderen, maar het kost geld. Veel geld... Het liefst laat ik het in een kliniek in het buitenland doen. Met een laser. De Franse artsen zijn de beste. Sommige meiden gaan voor een vlekje op hun ooglid zelfs naar Cannes of Nice! Maar dat kost duizenden euro's... Hoe kom ik aan duizenden euro's? En in zo'n winkel staan ga ik niet. Zeg, je vindt me toch niet goor, hè?? Ik heb desnoods ondergoed met zo'n gat aan de voorkant... Dan zie je niks... Maar porno doe ik niet. Ze hebben me vaak genoeg gevraagd. Mannen zijn nu eenmaal vuilbakken.’ Lina maakte een serie trapbewegingen met haar blote voeten. Ze was kennelijk vergeten dat ze haar schoenen al uit had. Daarna verdween ze naar de badkamer.
Ik nam een slok van de wijn. Het was als lauwe urine, maar ik slikte alles door. Ik las het etiket: Moldavisch. Vervolgens liep ik naar het raam. Buiten lag de straatweg er stil bij. Het was volle maan. Hij hing recht boven de overwinningspoort van 1812, onze eigen Arc de Triomphe.
‘De zeventiende plaats!’ galmde het vanuit de badkamer, terwijl de hete stoom door een kier een uitweg zocht. ‘Maar ik laat hem binnenkort weghalen... En dan komt alles goed. Zeg, jij bent net zo'n mislukkeling als ik, hè?? Heet je eigenlijk wel John? Volgens mij ben je helemaal geen kennis van die Safronov. Ik wist het toen ik met je op de dansvloer stond. Dat pak van jou is volkomen verkeerd. En die stropdas al helemaal. Ik wezen val ik alleen op mannen in Versace. Maar ik vond je meteen aardig... Zo trapt het vrouwelijke geslacht iedere keer weer in dezelfde val. Maar wat doe je eraan? Wacht, nog even, nog even. Dan mag je bij me in bad. O, verdomme... Wat is dat nou? Bloed. Zeventiende plaats! En dan word ik, twee dagen voor tijd, ineens nog ongesteld ook! Hé, schatje, waar ben je? Waarom zeg je nou helemaal niks?’
| |
| |
Ik had de deur zo stilletjes mogelijk in het slot laten vallen.
En liep de trappen af.
Buiten knikte ik even naar de maan.
Toen hield ik een hand omhoog naar een taxi, en gleed even later over de lege wegen terug naar huis.
‘Mag ik roken?’
‘Natuurlijk mag je roken, vriend.’ De chauffeur haalde ostentatief zijn zwetende mopsneus op. ‘Ik ruik parfum, op pad geweest soms?’
Even later reden we langs Hotel Metropole. De lichten bij de ingang van Club Luxor brandden nog steeds.
In Moskou branden de lichten altijd.
O zelfingenomen, domme mensen, wanneer beginnen jullie dit nu eindelijk eens te begrijpen?
|
|