De Tweede Ronde. Jaargang 30
(2009)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
KeerpuntGa naar voetnoot*
| |
[pagina 32]
| |
‘Ik hou heel veel van je.’ ‘Ja, en dit is het bewijs.’ ‘Het spijt me,’ zei ze, ‘als je het niet begrijpt.’ ‘Ik begrijp het wel. Dat is het probleem. Ik begrijp het heel goed.’ ‘Ja,’ zei ze. ‘Dat maakt het natuurlijk nog erger.’ ‘Ja,’ zei hij, haar aankijkend. ‘Ik ben het aldoor aan het begrijpen. Dag en nacht. Vooral 's nachts. Ik begrijp het heel goed. Maak je daar maar geen zorgen over.’ ‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Als het een man was -’ ‘Dat moet je niet zeggen. Met een man zou het niet gebeuren. Dat weet je best. Vertrouw je me niet?’ ‘Dat is grappig,’ zei hij. ‘Dat ik jou moet vertrouwen. Dat is echt grappig.’ ‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Dat is kennelijk het enige dat ik kan zeggen. Maar als we elkaar begrijpen heeft het geen zin om te doen alsof dat niet zo is.’ ‘Nee,’ zei hij. ‘Ik denk het niet, nee.’ ‘Ik kom bij je terug als je me nog wilt.’ ‘Nee. Ik wil je niet meer.’ Daarna zeiden ze enige tijd niets. ‘Je gelooft niet dat ik van je hou, hè?’ zei het meisje. ‘Laten we nou geen onzin praten,’ zei de man. ‘Geloof je niet echt dat ik van je hou?’ ‘Bewijs het maar.’ ‘Zo was je vroeger niet. Je vroeg me nooit om iets te bewijzen. Dat is niet netjes.’ ‘Je bent een rare.’ ‘Jij niet. Je bent een prima vent en ik vind het hartverscheurend om weg te gaan en jou -’ ‘Je kunt natuurlijk niet anders.’ ‘Nee,’ zei ze. ‘Ik kan niet anders en dat weet je.’ Hij zei niets en ze keek hem aan en schoof haar hand weer naar hem toe. De barman stond aan het eind van de bar. Zijn gezicht was wit en zijn jasje ook. Hij kende de twee en vond ze een aantrekkelijk jong stel. Hij had veel aantrekkelijke jonge stellen uit elkaar zien gaan en nieuwe stellen zien ontstaan die nooit lang zo aantrekkelijk bleven. Hij dacht hier niet aan, hij dacht aan een paard. Over een half uur kon hij | |
[pagina 33]
| |
iemand naar de overkant sturen om te horen of het paard had gewonnen. ‘Kun je niet gewoon aardig voor me zijn en me laten gaan?’ vroeg het meisje. ‘Wat denk je dan dat ik ga doen?’ Er kwamen twee mensen binnen. Ze liepen naar de bar. ‘Ja, meneer,’ antwoordde de barman op hun bestelling. ‘Kun je het me niet vergeven? Nu je het weet?’ vroeg het meisje. ‘Nee.’ ‘Je denkt niet dat alles wat we met elkaar hebben gehad iets uitmaakt, dat je het daardoor beter kunt begrijpen?’ ‘Ontucht is een monster met zo'n vreselijk gelaat,’ zei de jonge man bitter, ‘dat dit of dat al leidt tot haat. Daarna doen we zus, dan zo, en sluiten het in onze armen.’ Hij kon zich de tekst niet herinneren. ‘Ik ben niet goed in citaten,’ zei hij. ‘Laten we het niet over ontucht hebben,’ zei ze. ‘Dat is niet erg netjes.’ ‘Perversie dan,’ zei hij. ‘Nou, James,’ zei een van de klanten tegen de barman, ‘je ziet er echt goed uit.’ ‘Ja, die James,’ zei de andere klant. ‘Je bent wel dikker geworden.’ ‘Het is vreselijk,’ zei de barman, ‘zo snel als ik aankom.’ ‘Vergeet niet de cognac toe te voegen, James,’ zei de eerste klant. ‘Nee, meneer,’ zei de barman, ‘laat dat maar aan mij over.’ De twee aan de bar keken naar de twee aan het tafeltje, daarna keken ze weer naar de barman. Naar de barman was het makkelijker kijken. ‘Ik zou het prettiger vinden als je dat soort woorden niet gebruikte,’ zei het meisje. ‘Het is niet nodig om zo'n woord te gebruiken.’ ‘Hoe moet ik het dan noemen?’ ‘Je hoeft het niets te noemen. Je hoeft het geen naam te geven.’ ‘Maar zo heet het.’ ‘Nee,’ zei ze. ‘We hebben allemaal verschillende kanten. Dat weet je al lang. Je hebt er ook goed gebruik van gemaakt.’ ‘Dat hoef je nu niet te herhalen.’ ‘Want dat maakt het voor jou ook duidelijk.’ ‘Goed,’ zei hij. ‘Goed.’ ‘Je bedoelt dat je het niet goed vindt. Ik weet het. Het is ook niet goed. Maar ik kom bij je terug. Ik heb je gezegd dat ik bij je terugkom. Ik kom meteen bij je terug.’ ‘Nee, dat doe je niet.’ | |
[pagina 34]
| |
‘Dat doe ik wel.’ ‘Nee, dat doe je niet. Bij mij kom je niet terug.’ ‘Let maar op.’ ‘Ja,’ zei hij. ‘Dat is de ellende. Dat je het waarschijnlijk nog doet ook.’ ‘Natuurlijk doe ik dat.’ ‘Ga dan maar.’ ‘Meen je dat?’ Ze kon hem niet geloven, maar haar stem klonk blij. ‘Ga maar.’ Zijn stem klonk hem vreemd in de oren. Hij keek naar haar, naar de stand van haar mond en de boog van haar jukbeenderen, naar haar ogen en die fijne haargrens op haar voorhoofd, om haar oor en in haar nek. ‘Je meent het niet echt. O, wat lief van je,’ zei ze. ‘Je bent te aardig voor me.’ ‘Vertel me er maar over als je terugkomt.’ Zijn stem klonk heel vreemd. Hij herkende hem niet. Ze keek hem vlug aan. Hij had iets besloten. ‘Wil je dat ik ga?’ vroeg ze serieus. ‘Ja,’ zei hij serieus. ‘Nu meteen.’ Zijn stem was niet hetzelfde, en zijn mond was heel droog. ‘Nu,’ zei hij. Ze stond op en liep snel naar buiten. Ze keek niet naar hem om. Hij keek haar na. Hij zag er anders uit dan voor hij had gezegd dat ze kon gaan. Hij stond op van het tafeltje, pakte de twee bonnetjes en liep ermee naar de bar. ‘Ik ben veranderd, James,’ zei hij tegen de barman. ‘Je ziet nu een heel ander iemand voor je.’ ‘Is dat zo, meneer?’ zei James. ‘Ontucht is iets heel raars, James,’ zei de bruinverbrande jonge man. Hij keek door de deur naar buiten. Hij zag haar de straat uitlopen. In de spiegel kijkend constateerde hij dat hij er echt heel anders uitzag. De andere twee aan de bar schoven op om ruimte voor hem te maken. ‘Daar hebt u gelijk in, meneer,’ zei James. De twee anderen schoven nog wat verder op, zodat hij makkelijk kon zitten. De jonge man zag zichzelf in de spiegel achter de bar. ‘Ik zei dat ik was veranderd, James,’ zei hij. In de spiegel kijkend zag hij dat dit echt waar was. ‘U ziet er heel goed uit, meneer,’ zei James. ‘U hebt vast een erg goede zomer gehad.’ |
|