De Tweede Ronde. Jaargang 30
(2009)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Teheran, voorpost van de hel
| |
[pagina 85]
| |
van een van de grootste massabetogingen uit de moderne geschiedenis. Miljoenen mensen uit de sloppenwijken van Zuid-Teheran kwamen hun steun betuigen aan ayatollah Khomeini en werden hardhandig uiteengedreven door de ordepolitie van het sjah-bewind. Vijftien jaar later slaagde deze zelfde Khomeini erin om de sjah te verdrijven en zich triomfantelijk door miljoenen aanhangers in Teheran te laten inhalen - een anachronisme waaronder deze stad nu al tientallen jaren lang te lijden heeft. Sindsdien is de klassieke beeldvorming van Teheran als oosterse stad - Duizend-en-een-nacht, minaretten, koepeldaken, gesluierde vrouwen met zwarte onpeilbare ogen - aangevuld met berichten over massale gebedsdiensten, openbare terechtstellingen, grimmige ayatollahs op pantoffels, de Rushdie-fatwa, terrorisme en nucleaire energie.
Om een nauwkeurig beeld van Teheran als cultureel fenomeen te krijgen, kun je het beste ter plaatse zijn en uit de eerste hand indrukken opdoen. Toch belijd ik, als inwoner van Teheran, mijn liefde voor deze stad bij voorkeur op afstand. (Oosters ondoorgrondelijk: zouden de oriëntaalse clichés ook al op mijzelf vat hebben gekregen?) Trouwens, ook wanneer ik wel in mijn stad ben, deze stad die een zo enorme catastrofe te verduren heeft, dan wekt Teheran steevast een bepaald soort extase en genot in mij op bij het zien van al die wonderlijke, absurde en ongelooflijke gebeurtenissen! Teheran kan niet los worden gezien van zijn geschiedenis. Politieke gebeurtenissen zorgen tenminste al honderd jaar voor een sfeer van onrust in de stad. Een permanente noodtoestand, als het ware: sinds de islamitische revolutie verkeert Teheran nu dertig jaar in een staat van beleg, waarbij de Vijand immer op de loer ligt en elk ogenblik kan toeslaan. Hoe moet je deze stad typeren? Als een van de lelijkste plekken op aarde, als een gigantische metropool die volledig beheerst wordt door stank, herrie, rotzooi, kleine criminaliteit en bestuurlijk onbenul. Een stad zonder verleden, die zich tot het uiterste heeft ingespannen om met elk historisch monument korte metten te maken en die zijn inwoners heeft opgescheept met een gevoel van zeurende nostalgie. Een stad van ruim een miljoen afzichtelijke bouwsels, wanordelijk, geconstipeerd en vervreemd van zichzelf, van zijn buren, van de wereld. | |
[pagina 86]
| |
De landhervorming van de sjah uit 1962 heeft een massale leegloop van het platteland in beweging gezet. Berooide boeren zochten hun toevlucht tot de steden, en in demografisch opzicht onderging Iran een omwenteling. Als een pak kaarten dat opnieuw geschud wordt: bijna de helft van Teherans bevolking is er de laatste dertig jaar komen wonen, terwijl anderzijds honderdduizenden Teherani's hun heil hebben gezocht in de verenigde staten of Europa. Tegenwoordig is Teheran een miljoenenstad zonder grenzen. In het zuiden zijn onafzienbare satellietsteden en sloppenwijken verrezen, die steeds verder, onbeheersbaar uitdijen. Dit is het niet-officiële, niet-geregistreerde Teheran, met inwoners die buiten elke statistiek of census vallen en waarvan het aantal zich elke zoveel jaar verdubbelt. Het wachten is op een nieuwe Bonaparte, die deze miljoenenmassa's in beweging zet en die de scheidslijn tussen het officiële en nietofficiële Teheran zal slechten. Een herhaling, kortom, van wat zich dertig jaar geleden heeft afgespeeld en waarvoor de omstandigheden momenteel bij uitstek gunstig zijn. In februari 1979 kon je de helft van alle revolutionaire leiders met een plattelandsaccent horen spreken. In mijn jonge jaren bracht ik mijn vakantiedagen altijd door in de bioscopen van Lalehzar, een wijk in het centrum van Teheran die dikwijls vergeleken werd met het Quartier Latin. Voor één kaartje kreeg je twee films te zien: Amerikaanse westerns, Indiase musicals of Iraanse films. Gezinnen als de onze gingen altijd het liefst naar Iraanse speelfilms, waarin we taferelen uit ons eigen, traditionele Iraanse leven te zien kregen; taferelen die haaks stonden op het hardhandige moderniseringsbeleid van de sjah en consorten, taferelen die officieel in een kwade reuk stonden, maar waar we ons gedurende twee uurtjes thuis konden voelen. Zoetsappig misschien, pathetisch dikwijls - maar het voelde als iets eigens. Taferelen die onbestemde gevoelens van nostalgie konden voeden en die door de islamitische revolutie aanvankelijk gerehabiliteerd leken te worden. Toen de eerste Kadjar-sjah in 1785 zijn hoofdstad hier vestigde, was Teheran een stoffig en onbeduidend woestijndorpje. Weinigen konden toen bevroeden dat deze impotente vorst de kiem had gelegd voor één der meest dichtbevolkte metropolen ter aarde. Ruim anderhalve eeuw later, in 1943, kozen de drie geallieerde leiders deze plaats als ontmoetingsoord. Op de ‘conferentie van Teheran’ bespraken Stalin, Roosevelt en Churchill de afloop van de Tweede Wereldoorlog. De | |
[pagina 87]
| |
stad was in die jaren bezet door de geallieerde troepen, en voor het vermaak van de manschappen werden vele bars en cafés geopend, waar Poolse hoeren de wals en de rumba dansten met aangeschoten officieren uit het Britse of Amerikaanse leger. Achterin deze zaken bevond zich een binnenplaats waar louter vaste gasten werden toegelaten, en waar revue en cabaret werden bedreven. Daar doken konijnen op uit hoge hoeden, werden mensen doormidden gezaagd, stonden mannen in rokkostuum vuur te spuwen, werden door hooggehakte vrouwen scabreuze liedjes gezongen, en dronk men een stevig glas wijn. Dit was het - inmiddels streng verboden - vermaak uit de tijd van mijn ouders, die het heimwee daarnaar aan ons hebben doorgegeven. Een halve eeuw later zouden deze en andere ‘poelen van verderf (zoals uitgeverijen en universiteiten) de harde hand voelen van Khomeini's vrome horden. De hoerenbuurt in Zuid-Teheran werd in de allereerste dagen van de nieuwe orde platgebrand door jonge revolutionairen uit de aangrenzende dorpen (die er wellicht ooit tot de geregelde bezoekers hadden behoord). Met Khomeinis overwinning is het stadsbestuur van Teheran in handen gekomen van koranvaste plattelanders, met al hun preutse stelligheid. Sindsdien hebben de prostituees hun werkplek verlegd naar de berm van de snelweg of de achterbank van de Paykan, zijn de actrices naar de Verenigde Staten verhuisd en hebben de acteurs een antiekzaak of restaurant geopend. De universiteiten zijn gesloten, studenten en docenten zijn op vakantie gestuurd en boeken en tijdschriften staan onder nog straffere censuur dan voorheen. De Armeense dranklokalen van weleer zijn gesloten of serveren voortaan opium. Alles moest immers anders worden, islamitisch worden. Je bleef met het probleem zitten dat Teheran een stad was die zich niet zomaar liet opheffen of op slot doen. Een miljoenenstad, met een grote diversiteit aan levensvormen. Deze diversiteit manifesteerde zich vooral in de kleding en het gedrag van jonge vrouwen. Vrouwen die jurken in felle en vrolijke kleuren droegen, die zich opmaakten, die geen gelegenheid voorbij lieten gaan om haarlokken onder hun hoofddoek uit te laten komen. Het nieuwe regime bond onmiddellijk de strijd aan met deze ‘liederlijke naaktheid’ en vaardigde draconische maatregelen uit voor vrouwen buitenshuis. Zo werd het de geachte ‘zusters’ verboden om nog langer kleding te dragen in andere kleuren dan zwart, donkerbruin en grijs, moest men verplicht een lange broek dragen en dienden schoe- | |
[pagina 88]
| |
nen geen hakken meer te hebben. Zedelijkheidsteams controleerden op straathoeken en hanteerden nauwkeurige voorschriften hoe strak een broek mocht zitten of hoeveel centimeter hoofdhaar zichtbaar mocht zijn. Het zou een uitzichtloze strijd worden, deze campagne tegen het verderf; een oorlog op zoveel fronten dat het bewind die nooit zou kunnen winnen. De Iran-Irakoorlog bood bij uitstek gelegenheid om de bevolking onder de islamitische tucht te brengen. In de diverse wijken van Teheran schalden militaire marsen en rouwliederen uit de luidsprekers. Op de trottoirs wemelde het van stalletjes ter ere van de ‘martelaren’, waar Teherani's zich naar hartenlust konden overgeven aan hun voorliefde voor rouwbeklag en geween. Uiteindelijk, na acht gruwelijke jaren, kwam de oorlog ten einde, even vergeefs als hij ooit begonnen was. Talloze jonge soldaten verlieten het front en keerden terug in een samenleving waar het geweld langzamerhand vaste voet had gekregen. Een deel van hen vond emplooi in het tuchtigen van hun ongehoorzame ‘zusters’ in de straten van Teheran. In 1989 (overigens vier jaar te laat) werd officieel het tweehonderdjarig bestaan van de hoofdstad gevierd. Krap een jaar daarvoor waren in de gevangenis doodvonnissen voltrokken aan een groot aantal politieke gevangenen, na een berechting die krap tien minuten per persoon had geduurd. Door de Islamitische Republiek zijn geen gegevens bekendgemaakt over deze processen en executies, maar op grond van niet-officiële cijfers moet uitgegaan worden van vele honderden, wellicht duizenden gevallen. Sindsdien rusten ze ergens op onbekende plaatsen, gedumpt in massagraven buiten de stadsgrenzen. Hun dood wordt jaarlijks herdacht door hun familieleden, samen met sympathisanten die verzet hebben aangetekend tegen hun summiere wijze van berechting. Wie zegt dat oliedollars niet gelukkig maken? Kortgeleden stond er in een tijdschrift een foto van de kamelen van de heerser van Dubai. Prachtige kamelen, die duizenden jaren lang een onherbergzame woestijn onder een verzengende zon hadden doorkruist - en die nu rondjes liepen in de paradijselijke omgeving van een luxe zwembad. De sjah was destijds, voordat het doek viel in 1979, ook iets dergelijks van plan, om van het eiland Kish in de Perzische Golf een tweede Dubai te maken, een soort privé-paradijs. | |
[pagina 89]
| |
Ons Teherani's is ook een paradijs beloofd. Alleen, zo horen we van onze islamitische overheid, zal ons dat pas na de dood vergund zijn. En alleen mits we de martelaarsdood zijn gestorven. Dat is de ellende met deze stad. Dat alles altijd op de lange baan geschoven wordt. Naar te zijner tijd, en misschien, en wanneer je dood bent. In Teheran is er geen mens die zijn eigen geld verdient. Het enige wat we doen is de bloemetjes buiten zetten van het binnenkomende oliegeld. Zo laten we ons afkopen om geen werk te maken van de allerbelabberdste omstandigheden waaronder we in Teheran moeten leven. Om net te doen of we tevreden zijn om rondjes te mogen rijden in een volstrekt vervuilde en vergiftigde stad, waaraan jaarlijks tienduizend mensen overlijden. In zijn onmetelijke gulheid subsidieert de regering onze benzine met zestig miljard dollar per jaar, waardoor inwoners van Teheran voor één dollar maar liefst twaalf liter benzine kunnen tanken. Die benzine verdwijnt in 3,5 miljoen aftandse personenauto's en 4 miljoen opgevoerde brommers (waardoor ze twee keer zoveel verbruiken). De gemiddelde Teherani is dagelijks drie uur van zijn tijd kwijt in het verkeer, en medici hebben becijferd dat het inhaleren van de lucht in Teheran per minuut gelijk staat aan het roken van 9 (negen) sigaretten. Goed beschouwd zijn we dus al jaren geleden begonnen aan een proces van collectieve zelfmoord. Vanuit het Witte Huis wordt bericht dat de militaire optie ten aanzien van Iran nog steeds ter tafel ligt. George Bush zou die optie net zo goed in een la kunnen laten verdwijnen. Immers, ook zonder militaire aanval is Teheran maar één halte verwijderd van de hel. |
|