De Tweede Ronde. Jaargang 29
(2008)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
Drie gedichten
| |
Sectio Anatomica
| |
[pagina 163]
| |
[Vervolg Nederlands]Hij wordt, daar op zolder, bij een kaars in de nacht,
tot een helse twijfelgedachten gebracht.
Zoekt een geheim van het lichaam, in darmen graaiend,
de zandloper af en toe omdraaiend.
Op zolder, bij eet stoffelijk overschot,
al dissecterend, zoekt de medicus God.
Hij voelt zich niet goed, hij wil slapen, hij zucht
en ruikt de benauwende lijkenlucht.
Is de ziel het product van gedachtenvlucht,
een bewijs van het verlies van innerlijke krachten?
Bestaat God, - of niet, slechts in onze gedachten?
Darmen, lege darmen, een vleesklomp, bloot en dood,
nieren, klieren, scharnieren en spieren.
De mens kan de natuur nog niet goed bestieren.
De ontkenning van God -? duivelszonde, gruwelijk groot!
Wat was dat voor schrille lach, die door de schoorsteen floot?
| |
[Vervolg Kroatisch]Na najžah, v noči pri lojene luči,
medikuša peklenska dvojmba muči.
On zganjku išče Tela, čreva tergajuči,
na tramu dobnik curi peskotekuči.
Na najžah, v tmici pri mertvečki sveči,
medikuš boga išče mertveca kotrižeči.
Zgingavanje v tmici, dramljenje pol spečke,
žmah duhe sperhnute i vonjhe mertvečke.
Zezvedavec pravi luckog razvudenja,
grize se kak rak i sušičavka tenja:
al na kraju konca kotrig kotriženja
leži duha zlamen al pak predsudenja?
Al je duša tenja luckog hrepenjenja,
al znuternje na dnu sakega betega,
boga ima, al pak zevsemsega ne ga?
Čreva, prazna čreva, mesnati mertvi meh,
zgibice, kotrige, herskavice, kosti...
Človek je ne spoznal Nature još dosti.
Negacija Boga, peklenski smertni greh.
V kominu smeh, vihorni žuhki smeh...
| |
[pagina 164]
| |
Lelietjes-van-dalen geurenLelietjes van dalen
geuren en pralen.
Maar wij zullen walgen
aan de galgen.
Ho, hei, het eind is nabij,
voor ons nooit meer de geur van mei!
De hele nacht dolle hondengeblaf,
de doodgraver maakt onze kist vast af.
Pissen zullen ze op ons graf,
wij stikken in hondendrek en hondsdraf.
't Lelietje van dalen riekt naar de dood.
Geen veroordeelde die ooit de galg ontvlood.
Ho, hei, bloei maar, mei:
nooit komen wij terug in deze zwijnerij.
| |
Gumbelijum roža fino diši
Cumbelijum roža
fino diši,
na galgam se bumo
zibali si.
Hej, haj, prišel je kraj,
nigdar več ne bu dišal nam maj!
Zavijal celu noč stekli je pes,
celu noč pilko nam hoblal je les.
Z scalinom nam buju prelejali grob,
v pesje gnojnišče zlopatali drob.
Gumbelijum beli mertvečki diši,
z galgah se nigdo povernul ni.
Hej, haj, nek cvate maj,
nigdar nas v pekel taj
ne bu nazaj.
| |
[pagina 165]
| |
De koe in de notenboomEen koe in een notenboom,
een gnoom met een paardentoom,
een das in een pandjesjas,
een ree in een regenplas.
Een heks die communie doet,
een koetje in de petoet.,
een bij in de hete brei,
een wijntapper met gewei...
Al eeuwen het oude zeer:
geen hout en geen spijker meer...
O wijzen van Samobor,
kom, drink maar, dat zit wel snor!
| |
Krava na orehu
Krava na orehu,
cirkva v mehu
Pozoj v zobunu,
kak kusa v čunu.
Na pričesti štriga,
v žepu figa.
Muha v vreloj kaši,
roda na maši.
Za sto let ni mesa
ni čavla, ni lesa.
Pijme ga škvorci,
mudri Sanoborci!
|
|