De Tweede Ronde. Jaargang 29
(2008)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Het schild van AchillesGa naar voetnoot*
| |
[Ποíɛι δὲ πρώτιστα σάκος μέγα τɛ στιβαρóν τɛ]Ποíɛι δὲ πρώτιστα σάκος μέγα τɛ στιβαρóν τɛ
πάντοσɛ δαιδάλλων, πɛρì δ' ἄντυγα βάλλɛ φαɛινὴν
τρίπλακα μαρμαρέην, ἐκ δ' ἀργύρɛον τɛλαμώνα.
πέντɛ δ' ἄρ' αὐτοῦ ἔσαν σάκεος πτύχɛς· αὐτὰρ ἐν αὐτῷ
ποίɛι δαίδαλα πολλά ἰδυίῃσι πραπίδɛσσιν
Ἐν μὲν γαῖαν ἔτευξ', ἐν δ' οὐρανόν, ἐν δὲ θάλασσαν,
ἠέλιóν τ' ἀκάμαντα σɛλήνην τɛ πλήθουσαν,
ἐν δὲ τὰ τɛίρɛα πάντα, τά τ' οὐρανὸς ἐστɛφάνωται,
Πληϊάδας θ' ῾Υάδας τɛ τό τɛ σθένος Ὠρίωνος
Ἄρκτόν θ', ἣν καὶ Ἄμαξαν ἐπίκλησιν καλέουσιν,
ἥ τ' αὐτοῦ στρέφɛται καί τ' Ὠριωνα δοκɛύɛι
οἴη δ' ἄμμορóς ἐστι λοɛτρῶν Ὠκɛανοῖο.
᾿Εν δὲ δύω ποίησɛ πόλɛις μɛρόπων ἀνθρώπων
καλάς. ἐν τῇ μέν ῥα γάμοι τ' ἔσαν ɛἰλαπίναι τɛ,
νύμφας δ' ἐκ θαλάμων δαΐδων ὕπο λαμπομɛνάων
ἠγίνɛον ἀνὰ ἄστυ, πολὺς δ' ὑμέναιος ὀρώρɛι·
| |
[pagina 155]
| |
[Vervolg Nederlands]En jonge dansers draaiden in het rond,
schalmei en citer klonken in hun midden.
De vrouwen stonden vol bewondering
elk in de deurpost van hun huis te kijken.
Maar op het marktplein stond een menigte
opeengepakt. Er was een twist ontstaan,
twee mannen maakten ruzie om het zoengeld
voor een vermoorde man. De een bezwoer
de omstanders heel plechtig dat hij alles
betaald had, maar de andere hield staande
dat hij niets hoegenaamd ontvangen had.
Zij wilden beiden uitspraak van een rechter.
De massa juichte elk van beiden toe,
opkomend voor de een of voor de ander,
maar de herauten hielden hen op afstand,
terwijl de oudsten in gewijde kring
op gepolijste stenen banken zaten.
Zij droegen elk een scepter in de hand
zoals herauten met de klare stem,
en met die staf kwamen zij overeind
om beurtelings hun oordeel uit te spreken.
Er lagen in het midden twee talenten
van goud, bestemd voor hem die in hun kring
het meest rechtvaardig oordeel uit zou spreken.
Twee legers lagen rond de andere stad,
de krijgers glansden in hun wapenrusting.
| |
[Vervolg Grieks]κοῦροι δ' ὀρχηστῆρɛς ἐδίνεον, ἐν δ' ἄρα τοῖσιν
αὐλοὶ φόρμιγγές τɛ βοὴν ἔχον· αἱ δὲ γυναῖκɛς
ἱστάμɛναι θαύμαζον ἐπὶ προθύροισιν ἑκάστη.
λαοὶ δ' εἰν ἀγορῇ ἔσαν ἀθρόοι· ἔνθα δὲ νɛῖκος
ὠρώρɛι, δύο δ' ἄνδρɛς ἐνɛίκɛον ɛἵνɛκα ποινῆς
ἀνδρὸς ἀποκταμένου· ὃ μὲν ɛὔχɛτο πάντ' ἀποδοῦναι
δήμῳ πιφαύσκων, ὃ δ' ἀναίνɛτο μηδὲν ἑλέσθαι·
ἄμφω δ' ἱέσθην ἐπὶ ἴστορι πɛῖραρ ἑλέσθαι.
λαοὶ δ' ἀμφοτέροισιν ἐπήπυον ἀμφὶς ἀρωγοί·
κήρυκɛς δ' ἄρα λαὸν ἐρήτυον· οἱ δὲ γέροντɛς
ἥατ' ἐπὶ ξɛστοῖσι λίθοις ἱɛρῷ ἐνὶ κύκλῳ,
σκῆπτρα δὲ κηρύκων ἐν χέρσ' ἔχον ἠɛροφώνων·
τοῖσιν ἔπɛιτ' ἤισσον, ἀμοιβηδὶς δὲ δίκαζον.
κɛῖτο δ' ἄρ' ἐν μέσσοισι δύω χρυσοῖο τάλαντα,
τῷ δόμɛν ὃς μɛτὰ τοῖσι δίκην ἰθύντατα εἴποι.
Τὴν δ' ἑτέρην πόλιν ἀμφὶ δύω στρατοὶ ἥατο λαῶν
| |
[pagina 156]
| |
[Vervolg Nederlands]Twee plannen droegen wel hun voorkeur weg,
maar twijfel was er of zij nu de stad
geheel zouden verwoesten of al wat
de liefelijke stad bezat, verdelen
onder bewoners en belegeraars.
Maar de belegerden vertrouwden hen
nog niet en wapenden zich heimelijk
om bij de stad een hinderlaag te leggen.
Hun lieve vrouwen, jonge kinderen
en mannen door de oude dag bezwaard:
zij stonden bovenop de muur op wacht.
De anderen trokken op om strijd te voeren
onder bevel van Ares en van Pallas
Athena, beiden in een gouden glans.
Van goud ook de gewaden die zij droegen.
Zij waren groots en prachtig in hun rusting,
zoals het goden past, en beiden heel
opvallend. En veel kleiner was het krijgsvolk
beneden hen. Zij kwamen op een plaats
die hun geschikt leek voor een hinderlaag
en zetten zich daar neer in een rivierbed,
een wed waar al het weidend vee kon drinken.
Daar zaten zij gehuld in vonkend brons.
Verder posteerden zij nog twee verspieders
die afgezonderd van het krijgsvolk zaten
en wachtten tot zij schapen zouden zien
en runderen met kromme hoorns.
| |
[Vervolg Grieks]τɛύχɛσι λαμπόμɛνοι· δίχα δέ σφισιν ἥνδανɛ βουλή,
ἠὲ διαπραθέɛιν ἢ ἄνδιχα πάντα δάσασθαι,
κτῆσιν ὅσην πτολίɛθρον ἐπήρατον ἐντὸς ἔɛργɛν·
οἱ δ' οὔ πω πɛίθοντο, λόγῳ δ' ὑπɛθωρήσσοντο.
τɛῖχος μέν ῥ' ἄλοχοί τɛ φίλαι καὶ νήπια τέκνα
ῥύατ' ἐφɛσταότɛς, μɛτὰ δ' ἀνέρɛς οὓς ἔχɛ γῆρας·
οἱ δ' ἴσαν· ἦρχε δ' ἄρά σφιν Ἄρης καὶ Παλλὰς Ἀθήνη
ἄμφω χρυσɛίω, χρύσɛια δὲ ɛἵματα ἕσθην,
καλὼ καὶ μɛγάλω σὺν τɛύχɛσιν, ὥς τɛ θɛώ πɛρ
ἀμφὶς ἀριζήλω· λαοὶ δ' ὑπ' ὀλίζονɛς ἦσαν.
οἱ δ' ὅτɛ δή ῥ' ἵκανον ὅθι σφίσιν ɛῖκɛ λοχῆσαι,
ἐν ποταμῷ, ὅθι τ' ἀρδμὸς ἔην πάντɛσσι βοτοῖσιν,
ἔνθ' ἄρα τοί γ' ἵζοντ' ɛἰλυμένοι αἴθοπι χαλκῷ.
τοῖσι δ' ἔπɛιτ' ἀπάνɛυθɛ δύω σκοποἰ ἥατο λαῶν
δέγμɛνοι ὁππότɛ μῆλα ἰδοίατο καὶ ἕλικας βοῦς.
οἱ δὲ τάχα προγένοντο, δύω δ' ἅμ' ἕποντο νομῆɛς
| |
[pagina 157]
| |
[Vervolg Nederlands]Algauw
verschenen ze, twee hoeders volgden hen
en speelden vrolijk op hun herdersfluit.
Zij hadden geen vermoeden van de valstrik.
Toen zij hen zagen komen, stormden zij
naar hen vanuit hun hinderlaag en sneden
de troepen rundvee en de mooie kudden
met witte schapen door omsingeling
de weg af. En zij doodden de twee herders.
Toen de belegeraars, bijeengezeten
voor overleg, het luid rumoer vernamen
dat oprees uit het vee, bestegen zij
onmiddellijk hun trappelende paarden,
zij rukten uit en waren snel ter plaatse.
En langs de oevers van de stroom werd er
in slagorde een felle strijd geleverd,
met bronzen speren troffen zij elkaar.
De Twist vocht met hen mee en de Paniek
en de verderfelijke Doodsgodin,
die eerst een pas gewonde greep, nog levend,
toen een die nog geen wonde had, en soms
een dode die zij bij zijn beide voeten
dwars door het strijdgewoel met zich bleef slepen.
Het kleed dat rond haar schouders lag, was rood
van krijgersbloed. Zij vochten mee en streden
als sterfelijke levenden, ontrukten
elkaar de lijken van gesneuvelden.
| |
[Vervolg Grieks]τɛρπόμɛνοι σύριγξι· δόλον δ' οὔ τι προνόησαν.
οἱ μὲν τὰ προϊδόντɛς ἐπέδραμον, ὦκα δ' ἔπɛιτα
τάμνοντ' ἀμφὶ βοῶν ἀγέλας καὶ πώɛα καλὰ
ἀργɛννέων οἰῶν, κτɛῖνον δ' ἐπὶ μηλοβοτῆρας.
οἱ δ' ὡς οὖν ἐπύθοντο πολὺν κέλαδον παρὰ βουσὶν
ɛἰράων προπάροιθɛ καθήμɛνοι, αὐτίκ' ἐφ' ἵππων
βάντɛς ἀɛρσιπόδων μɛτɛκίαθον, αἶψα δ' ἵκοντο.
στησάμɛνοι δ' ἐμάχοντο μάχην ποταμοῖο παρ' ὄχθας,
βάλλον δ' ἀλλήλους χαλκήρɛσιν ἐγχɛίῃσιν.
ἐν δ' Ἔρις ἐν δὲ Κυδοιμὸς ὁμίλɛον, ἐν δ' ὀλοὴ Κήρ,
ἄλλον ζωὸν ἔχουσα νɛούτατον, ἄλλον ἄουτον,
ἄλλον τɛθνηῶτα κατὰ μόθον ἕλκɛ ποδοῖιν·
εἷμα δ' ἔχ' ἀμφ' ὤμοισι δαφοινɛὸν αἵματι φωτῶν.
ὡμίλɛυν δ' ὥς τɛ ζωὶ βροτοὶ ἠδ' ἐμάχοντο,
νɛκρούς τ' ἀλλήλων ἔρυον κατατɛθνηῶτας.
| |
[pagina 158]
| |
[Vervolg Nederlands]Hij beeldde ook een malse akker af,
een uitgestrekt stuk bouwland, vruchtbaar, jaarlijks
wel driemaal omgeploegd. Daar waren tal
van ploegers die hun spannen bleven drijven
en keren, heen en weer. Bereikten zij
eenmaal gekeerd opnieuw de akkerrand,
dan kwam een man hun steevast tegemoet
die hun een beker honingzoete wijn
in handen gaf. Zij wendden dan opnieuw
de ploegen door de voren, vol verlangen
om aan het einde van het weidse veld
te komen. En de aarde achter hen
werd donkerzwart, het leek vers omgeploegd,
ofschoon het goudwerk was. Want inderdaad,
dit smeedwerk was een bovenmatig wonder.
Hij beeldde ook een koninklijk domein af.
Met scherpe sikkels in de handen stonden
de dagloners te maaien. En hier vielen
in dichte rijen halmen naast de voren
ter aarde, daar werden dan weer door binders
de garven met een stroband ingebonden.
Drie schovenbinders waren er te zien
en knapen raapten achter hen de garven
bijeen en brachten die onafgebroken,
de armen vol, tot bij de busselbinders.
| |
[Vervolg Grieks]'Eν δ' ἐτίθɛι νɛιὸν μαλακὴν, πίɛιραν ἄρουραν,
ɛὐρɛῖαν τρίπολον· πολλοὶ δ' ἀροτῆρɛς ἐν αὐτῇ
ζɛύγɛα δινɛύοντɛς ἐλάστρɛον ἔνθα καὶ ἔνθα.
οἱ δ' ὁπότɛ στρέψαντɛς ἱκοίατο τέλσον ἀρούρης,
τοῖσι δ' ἔπɛιτ' ἐν χɛρσὶ δέπας μɛλιηδέος οἴνου
δόσκɛν ἀνὴρ ἐπιών· τοὶ δὲ στρέψασκον ἀν' ὄγμους,
ἱέμɛνοι νɛιοῖο βαθɛίης τέλσον ίκέσθαι.
ἣ δὲ μɛλαίνɛτ' ὄπισθɛν, ἀρηρομένῃ δὲ ἐῴκɛι,
χρυσɛίη πɛρ ἐοῦσα· τὸ δὴ πɛρὶ θαῦμα τέτυκτο.
Ἐν δ' ἐτίθɛι τέμɛνος βασιλήϊον· ἔνθα δ' ἔριθοι
ἤμων ὀξɛίας δρɛπάνας ἐν χɛρσὶν ἔχοντɛς.
δράγματα δ' ἄλλα μɛτ' ὄγμον ἐπήτριμα πῖπτον ἔραζɛ,
ἄλλα δ' ἀμαλλοδɛτῆρɛς ἐν ἐλλɛδανοῖσι δέοντο.
τρɛῖς δ' ἄρ' ἀμαλλοδɛτῆρɛς ἐφέστασαν· αὐτὰρ ὄπισθɛ
παῖδɛς δραγμɛύοντɛς, ἐν ἀγκαλίδɛσσι φέροντɛς,
ἀσπɛρχὲς πάρɛχον· βασιλɛὺς δ' ἐν τοῖσι σιωπῇ
σκῆπτρον ἔχων ἑστήκɛι ἐπ' ὄγμου γηθόσυνος κῆρ.
| |
[pagina 159]
| |
[Vervolg Nederlands]De skepter in de hand en blij van hart
stond zwijgend in hun midden bij het maaiveld
de koning. Dienaars maakten verderop
onder een eik een maaltijd klaar, druk bezig
met een groot rund, zojuist door hen geslacht.
Als middageten voor de werkers kneedden
de vrouwen gerstemeel tot witte massa's.
Hij smeedde ook een mooie gouden wijngaard
met druiven welig overladen, zwart
het smeedwerk van de trossen, stokken
van zilver over heel de gaard verspreid.
Rondom groef hij een gracht uit van kobaltglas
en trok er een omheining op uit tin.
Eén enkel voetpad leidde naar de wingerd
en daarlangs keerden dragers telkens weer
met druiven die zij in de wijngaard plukten.
In uitgelaten stemming droegen meisjes
en jongens in gevlochten korven vruchten
zo zoet als honing. In hun midden speelde
een knaap op zijn melodieuze citer
bekoorlijke muziek en zong daarbij
met tere stem het heerlijk lied van Linos.
Zij stampten in de maat en volgden zo
al huppelend zijn zangen en zijn kreten.
| |
[Vervolg Grieks]κήρυκɛς δ' ἀπάνɛυθɛν ὑπὸ δρυῒ δαῖτα πἐνοντο,
βοῦν δ' ἱɛρɛύσαντɛς μέγαν ἄμφɛπον· αἱ δὲ γυναῖκɛς
δɛῖπνον ἐρίθοισιν λɛύκ' ἄλφιτα πολλὰ πάλυνον.
Ἐν δ' ἐτίθɛι σταφυλῇσι μέγα βρίθουσαν ἀλωὴν
καλὴν χρυσɛίην· μέλανɛς δ' ἀνὰ βότρυɛς ἦσαν,
ἑστήκɛι δὲ κάμαξι διαμπɛρὲς ἀργυρέῃσιν
ἀμφὶ δὲ κυανέην κάπɛτον, πɛρὶ δ' ἕρκος ἔλασσɛ
κασσιτέρου· μία δ' οἴη ἀταρπιτὸς ἦɛν ἐπ' αὐτὴν,
τῇ νίσοντο φορῆɛς ὅτɛ τρυγόῳɛν ἀλωήν.
παρθɛνικαὶ δὲ καὶ ἠΐθɛοι ἀταλά φρονέοντɛς
πλɛκτοῖς ἐν ταλάροισι φέρον μɛλιηδέα καρπόν.
τοῖσιν δ' ἐν μέσσοισι πάϊς φόρμιγγι λιγɛίῃ
ἱμɛρόɛν κιθάριζɛ, λίνον δ' ὑπὸ καλὸν ἄɛιδɛ
λɛπταλέῃ φωνῇ· τοὶ δὲ ῥήσσοντɛς ἁμαρτῇ
μολπῇ τ' ἰυγμῷ τɛ ποσὶ σκαίροντɛς ἕποντο.
| |
[pagina 160]
| |
[Vervolg Nederlands]Hij smeedde ook een kudde runderen
met rechte horens, koebeesten uit goud
en tin gedreven, en zij draafden loeiend
vanuit hun stalling naar het weideveld
dicht bij een ruisend water, wuivend riet.
En naast de koeien liep een viertal herders
allen van goud, gevolgd door negen honden
met snelle poten. Maar luid brullend werd
een stier vóór in de kudde aangegrepen
door twee verschrikkelijke leeuwen die hem
meesleurden onder vreselijk geloei.
De honden en de jonge kerels gingen
achter hem aan. De leeuwen hadden reeds
de huid opengescheurd, en slurpten nu
de ingewanden en het donker bloed
van die immense stier. Vergeefs probeerden
de herders beide leeuwen weg te jagen
en hitsten dus hun snelle honden aan.
Maar deze waagden het wel niet de leeuwen
te bijten, kwamen heel dicht bij hen staan
en bleven blaffen, sprongen steeds terug.
De wijd en zijd vermaarde manke god
heeft in een prachtig dal een grote weide
gesmeed met witte schapen, stallen ook,
en hutten en goed overdekte kooien.
| |
[Vervolg Grieks]Ἐν δ' ἀγέλην ποίησɛ βοῶν ὀρθοκραιράων·
αἱ δὲ βόɛς χρυσοῖο τɛτɛύχατο κασσιτέρου τɛ,
μυκηθμῷ δ' ἀπὸ κόπρου ἐπɛσσɛύοντο νομὸνδὲ
πὰρ ποταμὸν κɛλάδοντα, παρὰ ῥοδανὸν δονακῆα.
χρύσɛιοι δὲ νομῆɛς ἅμ' ἐστιχόωντο βόɛσσι
τέσσαρɛς, ἐννέα δέ σφι κύνɛς πόδας ἀργοὶ ἕποντο.
σμɛρδαλέω δὲ λέοντɛ δύ' ἐν πρώτῃσι βόɛσσι
ταῦρον ἐρύγμηλον ἐχέτην· ὃ δὲ μακρὰ μɛμυκὼς
ἕλκɛτο· τὸν δὲ κύνɛς μɛτɛκίαθον ἠδ' αἰζηοί.
τὼ μὲν ἀναρρήξαντɛ βοὸς μɛγάλοιο βοɛίην
ἔγκατα καὶ μέλαν αἶμα λαφύσσɛτον οἱ δὲ νομῆɛς
αὔτως ἐνδίɛσαν ταχέας κύνας ὀτρύνοντɛς.
οἱ δ' ἤ τοι δακέɛιν μὲν ἀπɛτρωπῶντο λɛόντων,
ἱστάμɛνοι δὲ μάλ' ἐγγὺς ὑλάκτɛον ἔκ τ' ἀλέοντο.
Ἐν δὲ νομὸν ποίησɛ πɛρικλυτὸς ἀμφιγυήɛις
ἐν καλῇ βήσσῃ μέγαν οἰῶν ἀργɛννάων,
σταθμούς τɛ κλισίας, τɛ κατηρɛφέας ἰδὲ σηκούς.
| |
[pagina 161]
| |
[Vervolg Nederlands]De wijd en zijd vermaarde manke god
heeft ook een dansplaats kunstig afgebeeld,
zoals weleer door Daidalos met zorg
gemaakt werd in het uitgestrekte Knossos
voor Ariadne met de mooie lokken.
Daar dansten jonge kerels, jonge meisjes
wier bruidsgeschenk veel runderen omvat,
zij hielden met de hand elkanders pols vast.
De meisjes droegen fijne linnen kleren,
de jongens goed gesponnen chitons, zacht
geglansd met olie. En de eersten hadden
een mooie diadeem, de jongemannen
een gouden mes dat aan een draagriem hing
van zilver. Nu eens liepen zij heel licht
van voet en heel bedreven in het rond,
zoals de draaischijf van een pottenbakker
goed in zijn handen past - de man gaat zitten
om na te gaan of zij wel soepel loopt.
En dan weer liepen zij in rijen op
elkander toe. Een grote menigte
stond rond de liefelijke dans geschaard
en vond er vreugde in. En in hun midden
maakten twee duikelaars hun buitelingen
wanneer een lied en dans werd ingezet.
Hefaistos beeldde op de buitenrand
van het met zorg gesmede schild de grote
en sterke stroom uit van Okeanos.
| |
[Vervolg Grieks]Ἐν δὲ χορὸν ποίκιλλɛ πɛρικλυτὸς ἀμφιγυήɛις,
τῷ ἴκɛλον οἷόν ποτ' ἐνὶ Κνωσῷ ɛὺρɛίῃ
Δαίδαλος ἤσκησɛν καλλιπλοκάμῳ Ἀριάδνῃ.
ἔνθα μὲν ἠΐθɛοι καὶ παρθένοι ἀλφɛσίβοιαι
ὀρχɛῦντ', ἀλλήλων ἐπὶ καρπῷ χɛῖρας ἔχοντɛς.
τῶν δ' αἳ μὲν λɛπτὰς ὀδόνας ἔχον, οἱ δὲ χιτῶνας
ɛἵατ' ἐϋννήτους, ἦκα στίλβοντας ἐλαίῳ·
καί ῥ' αἱ μὲν καλὰς στɛφάνας ἔχον, οἱ δὲ μαχαίρας
ɛἶχον χρυσɛίας ἐξ ἀργυρἐων τɛλαμώνων.
οἱ δ' ὁτὲ μὲν θρέξασκον ἐπισταμένοισι πόδɛσσι
ῥɛῖα μάλ', ὡς ὅτɛ τις τροχὸν ἄρμɛνον ἐν παλάμῃσιν
ἑζόμɛνος κɛραμɛὺς πɛιρήσɛται, αἴ κɛ θέῃσιν·
ἄλλοτɛ δ' αὖ θρέξασκον ἐπὶ στίχας ἀλλήλοισι.
πολλὸς δ' ἱμɛρόɛντα χορὸν πɛριίσταθ' ὅμιλος
τɛρπόμɛνοι· δοιὼ δὲ κυβιστητῆρɛ κατ' αὐτοὺς
μολπῆς ἐξάρχοντɛς ἐδίνɛυον κατὰ μέσσους.
Ἐν δɛ τίθɛι ποταμοῖο μέγα σθένος Ὠκɛανοῖο
ἄντυγα πὰρ πυμάτην σάκɛος πύκα ποιητοῖο.
|
|