De Tweede Ronde. Jaargang 29
(2008)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
Geruchten
| |
[pagina 104]
| |
kudde niet meer kan bijhouden en achterop raakt. Prompt grijpt een van de jagers het ten dode opgeschreven dier bij zijn staart. Wanneer het zich verzet, schieten helpers toe, grijpen het bij zijn kop en houden het gestrekt, terwijl het dominante dier, misschien een oud wijfje met een hangbuik en zwabberende tepels, via de anus de ingewanden naar buiten begint te sleuren. Shock verdooft gelukkig alle pijn, beelden we ons graag in. Het slachtoffer is al half verslonden voordat het ten slotte door zijn poten zakt. Mijn raam op de begane grond is afgesloten met een zwaar stalen tralierooster dat aan de binnenkant met vier moerbouten tegen de omlijsting is bevestigd, en ik heb een speciale moersleutel om de bouten strak aangedraaid te houden. In die zin zijn we geen gevangenen, of, liever gezegd, zijn we vrijwillig opgesloten, want we kunnen per saldo met diezelfde moersleutel het tralierooster ook weghalen, en doodgemoedereerd door het raam naar buiten stappen - naar de hyena's. Blijkbaar is dat wat velen na verloop van tijd ook doen, wanneer ze het binnen blijven beu zijn. Zelf ben ik nog lang niet zo ver en houd ik de moerbouten zo strak mogelijk aangeschroefd. Door bodemtrillingen, flexie in het gebouw of wat dan ook gaan ze elke nacht een beetje los zitten, zodat voortdurend controleren geboden is. In het begin was het zo dat de hyena's, als ze door het raam een glimp van me opvingen, zelfs in het helderste maanlicht meteen weer als geesten oplosten. Nu ze eenmaal hebben gemerkt dat ik geen bedreiging vorm, zijn ze onverschilliger geworden en leiden ze hun hondenleven pal onder mijn neus, zodat ik ze gretig ben gaan observeren. Ze laten voortdurend van zich horen, het is een zacht janken en huilen dat ze desgewenst afwisselen met keffen, grinniken en een hoog, vals grommen. Hun begroetingsritueel is heel opmerkelijk. De dominante mannetjes blijven staan, stokstijf, en vertonen een indrukwekkend lange erectie, waar de andere om beurten aan zuigen. Mijn theorie - projectie waarschijnlijk - houdt in dat een ouder, dominant mannetje, zodra het zich de macht van die kaken rond zijn penis realiseert, geen erectie meer kan krijgen en op slag zijn dominante positie verspeelt. Overdag houd ik mijn correspondentie bij. Op dit moment moet ik drie brieven beantwoorden. Het volgende komt van mijn vrouw: | |
[pagina 105]
| |
Lieve Man, De wolven [op haar komen ze over als wolven] hebben de hele nacht voor mijn raam staan huilen. Om twee uur hoorde ik een luid gekrab aan mijn rooster en toen ik opkeek, had er één een hoek ervan omhoog gewurmd en zijn poot en een stuk van zijn snuit erdoorheen gestoken. Ik geef toe dat ik doodsbang was, maar ik ben opgestaan en tegen hem gaan schreeuwen, en toen is hij terug gekropen, al bleef hij buiten op de grond naar me zitten kijken, zag ik. Mijn vingers trilden, maar ik heb die moer of schroef of hoe heet zo'n ding, weer op zijn plaats weten te krijgen en vastgedraaid. Toen ben ik ze alle vier nagegaan en heb ik ze stuk voor stuk vastgedraaid. Ik was ze een paar nachten vergeten te controleren, en een paar stonden op het punt op de grond te vallen. Je zult wel weer zeggen: wat stom van je, maar je kunt nu eenmaal niet van me verwachten dat ik me mijn hele leven alleen maar met zulk soort onbenulligheden bezighoud. Het kan me echt steeds minder schelen of ze binnenkomen of niet.
Dit komt van mijn zoon:
Hoi Pap, Tja, het is weer het oude liedje, en je zult waarschijnlijk weer helemaal uit je dak moeten gaan tegen je zoon, al weet ik niet wat voor zin dat heeft. De zaak is namelijk zo, dat ik het inschrijfgeld voor dit semester, dat je me had gestuurd, helemaal heb opgemaakt, maar me nog steeds niet heb ingeschreven. Ja, ik ben een paar keer in de fout gegaan, zwaar in de fout ditmaal. Pap, je kleine jongen heeft de grote stap gewaagd naar de heroïne. Ik meen het, de hele trip, met naald en al. Hoe het was? Ik moest opeens weer denken aan die keer toen ik nog heel klein was en op een nacht wakker werd en merkte dat ik in mijn bed aan het plassen was. Ik dacht bij mezelf: nou ja, je bent er nu eenmaal aan begonnen, dan kun je het net zo goed afmaken. Als je wilt, kun je me meer geld sturen voor mijn studie, maar ik kan je niet garanderen dat ik het daarvoor zal gebruiken. Ik heb het sterke gevoel dat ik, als ik nog een keer een shot neem, wel eens alle remmen zou kunnen loslaten en besluiten dat ik voortaan niets anders meer wil. | |
[pagina 106]
| |
Dit komt van mijn dochter:
Vader, Ik schrijf je deze brief niet omdat ik vind dat ik je die ‘schuldig’ ben. Ik heb niet het gevoel dat ik je wat dan ook schuldig ben. Waarom schrijf ik je dan? Ik denk dat ik er gewoon niet van houd om losse draadjes van een relatie rond te laten slingeren. Wat ik wil zeggen: bij dezen erken ik je niet langer als vader en vind ik het geen zin meer hebben dat een van ons beiden nog contact zoekt met de ander. Ik ben het nooit eens geweest met wat je Mam hebt aangedaan, of Steve en mij. Toen ik jong was, maakte je me bang. Nu maak je me alleen maar beschaamd. Vaarwel dus, en godzijdank dat het eindelijk voorbij is.
Vroeger werd ik van zulk soort brieven erg verdrietig en onrustig. Dat was toen ik nog geloofde dat ik een gezin had en dat die brieven afkomstig waren van leden van mijn gezin. Maar nu denk ik dat ze waarschijnlijk met therapeutische oogmerken worden geschreven door een van de leden van de staf, ten einde mijn gedachten af te leiden van de hyena's. Natuurlijk reageer ik er daardoor totaal anders op. Nu zie ik ze in de eerste plaats als positieve daden van genegenheid en bezorgdheid, als producten van zorg en intelligentie die een heilzaam effect op me moeten hebben door me uit mezelf en het kleine kringetje van mijn sores te tillen. En in de tweede plaats kan ik ervan genieten als uitingen van kunst, als korte gedichten. Bovendien moet ik me, omdat de afzenders mij in hun schepping betrekken, verplaatsen in hun schijnwereld, me verdiepen in hun problematiek, en antwoorden formuleren waar ze iets aan hebben. Het lijkt wel een groepsroman die we met ons allen aan het schrijven zijn. Ik moet in hen geloven (tot op zekere hoogte) wanneer ik hun brieven beantwoord, maar tegelijkertijd een esthetisch overzicht bewaren en, zeg maar, ‘plausibele’ antwoorden voor hen bedenken die ik moet overbrengen met iets wat herkenbaar en consequent klinkt als ‘mijn’ stem. ‘Roman’ en ‘gedicht’ leggen de lat een beetje erg hoog. Jammer genoeg valt degene die deze brieven schrijft, wie hij ook is en hoe goed zijn bedoelingen ook mogen zijn, nogal eens in herhaling, en zijn de invloeden waardoor hij zich laat leiden, niet zozeer die van een hogere kunstvorm als wel die van het melodrama. Maar misschien wil hij zijn eigen niveau aanpassen aan wat hij aanziet voor het mijne.. Hoe het ook zij, ik vermaak me ermee, dus wat doet het ertoe? Ik benijd hem | |
[pagina 107]
| |
zijn baan. Ik zou heel graag zelf de bedenker zijn van dat gezin en hun problemen van dag tot dag. Hoe ga ik die brieven beantwoorden? Mijn respons tot nu toe is niet van dien aard geweest dat ze de ghost-writer tot grote hoogten hebben opgestuwd. Zelf ben ik ook in herhaling vervallen en voorspelbaar geweest. Ik zal wel bang zijn geweest dat hij, als ik echt uit mijn rol val, een einde maakt aan het spelletje, dat hij dan niet meer weet wat hij moet antwoorden, of, erger nog, het gevoel krijgt dat ik blijk geef van verveling en afkeuring, terwijl juist het tegenovergestelde het geval is: ik ben in feite alleen maar uit op een teken van hem. Ik besluit hem op de proef te stellen en beantwoord de brieven op de volgende, voor mij onkarakteristieke manier:
Mijn allerliefste vrouw, Men heeft mij een kijkje achter de schermen vergund en iets onthuld dat ik nooit zou hebben geloofd als ik het niet met mijn eigen zintuigen had kunnen controleren: die ‘wolven’, zoals jij ze noemt, bestaan helemaal niet. Ze horen bij de enscenering hier. Het zijn gewoon afgerichte honden, buitengewoon vriendelijke en onschuldige kwispelaars. Ze hebben ons die geruchten alleen maar ingefluisterd om ons te beroven van onze vrijheid en ons verlangen om te ontsnappen, om ons in de waan te brengen dat we hier beter af zijn, hoe wreed en geestdodend onze afzondering ook is. Ik heb al een paar keer 's nachts heerlijk buiten rondgestruind. Wie weet kom ik straks gewoon niet meer terug.
Lieve Zoon, Ik heb de wetenschappelijke literatuur over heroïne doorgenomen en wat ik vaststel, is dat het spul geen enkele systematische schade aanricht, en dat een verslaafde, zolang hij maar over een constante voorraad beschikt, er geen nadelige gevolgen van hoeft te ondervinden en een betrekkelijk normaal leven kan leiden. Het enige bezwaar schuilt in de sociale risico's van het vergaren van de onnoemelijke bedragen die benodigd zijn voor het illegaal verwerven van heroïne, en verder is er het gevaar voor je gezondheid als ze je onzuivere heroïne aansmeren of als je jezelf inspuit met een besmette naald. Maar het is algemeen bekend, bij voorbeeld, dat sommige artsen die verslaafd zijn geraakt, het spul blijven kopen en rustig hun praktijk voortzetten. De schoonzoon van mijn tante Harriet is arts, en ik heb met hem geregeld dat je | |
[pagina 108]
| |
bij hem je heroïne kunt betrekken (een spotprijsje, ongeveer anderhalve dollar voor een normale dosis) en het door hem ook professioneel toegediend kunt krijgen. Ik stuur je meer geld en zie geen enkele reden waarom je geen college zou kunnen lopen zonder de heroïne op te geven. Het is beter voor je, en waarschijnlijk goedkoper, dan kettingroken.
Lieve dochter, Laat me je ontslaan van elk mogelijk restje schuldgevoel omdat je me, zoals je het uitdrukt, ‘niet langer als vader erkent’. Om je de waarheid te zeggen was je moeder, toen ik met haar trouwde, al drie maanden in verwachting van een andere man wiens identiteit ik nooit heb kunnen achterhalen. Ik wist het van tevoren, laat me dat er meteen bij zeggen. Je moeder heeft nooit geprobeerd jou als mijn eigen kind aan mij te verkopen. Ik wilde met haar trouwen, dus heb ik de situatie geaccepteerd. Ik heb er nooit moeite mee gehad dat ik moest betalen voor je voeding, onderdak, opleiding en de rest, maar je ook nooit beschouwd als mijn dochter, zodat jij er nu ook niet over hoeft in te zitten dat jij me niet meer als je vader beschouwt.
Deze brieven verschaften me veel vreugde, de vreugde van het componeren ervan evenals de vreugde van het afwachten van Des Schrijvers, wellicht opgetogen, verbazing erover, zodat ik die nacht voor het eerst sinds onheugelijke tijden als een blok heb geslapen en niets heb gehoord van wat er zich buiten voor mijn raam heeft afgespeeld. Maar ik kreeg geen antwoord op de brieven. Dat zat me niet lekker. Misschien had hij door dat ik hem door had, en dan zou het kunnen zijn dat zijn brieven volgens hun spelregels geen therapeutische waarde meer hadden, zodat hij zich voortaan zou wijden aan het corresponderen met andere cliënten, aan wie zijn inspanningen beter besteed waren. Het was een risico dat ik welbewust had genomen, en nu openden zich grote leegten van tijd voor me. Overdag soesde ik in en had zweterige dromen, terwijl ik 's nachts, klaarwakker, voor het raam zat. In dit seizoen kwam er tegen zonsondergang een witte, druipende mist opzetten, die pas laat in de volgende ochtend weer optrok. Als ik mijn oren spitste, hoorde ik het zachte huilen van de hyena's, het roffelen van hun poten, de haast menselijke kreten van de prooi op het moment dat zijn ingewanden werden verzwolgen. Eén keer leek het gegil grie- | |
[pagina 109]
| |
zelig veel op de stem van mijn vrouw, en ik kende een moment van huiveringwekkende, maar kortstondige twijfel toen een eenzame hyena uit de mist opdook en voor mijn raam bleef staan. Hoewel hij slechts een meter of anderhalf van me vandaan stond, leek hij me niet te zien. Hij stak zijn neus in de lucht en snoof luid, alsof hij de geur rook, wie weet de smaak al proefde, van de ontlasting in mijn ingewanden. Ik voelde mijn lendenen samentrekken. En toen, heel weloverwogen, ging hij op zijn achterpoten staan, nam de dunne tralies van mijn rooster (had ik de moerbouten aangedraaid?) tussen zijn grote, witte tanden en trok ze naar zich toe, zo hard als hij kon. Ze gaven gelukkig maar heel weinig mee en even later staakte hij zijn pogingen, liet zich op zijn voorpoten zakken en draafde weg. De volgende ochtend kreeg ik drie brieven.
Lieve man, Je bent een inspiratie voor me geweest, zij het dat je me alleen maar een duwtje hebt gegeven in een richting die ik vroeg of laat toch wel zou hebben ingeslagen. Als het ergste mocht gebeuren, wil ik niet dat je je ook maar enigermate verantwoordelijk voelt. Voel je alleen verantwoordelijk voor het geluk dat ik nu ken. Vroeg in de nacht die net is verstreken, een nacht, zoals je zelf misschien hebt gemerkt, vol zoele briesjes en helder maanlicht, heb ik het rooster voor mijn raam wegen mijn nachtjapon uitgetrokken en ben ik naar buiten gestapt. ‘Dit is wat vrijheid is,’ ging het door mij heen. Ik was me verrukkelijk bewust van mijn lichaam, van het deinen van mijn borsten, het windje dat door de veren tussen mijn benen woelde. Ik begon te rennen, en natuurlijk renden ze opeens allemaal om me heen en met me mee. Ik ben maar heel even bang geweest. Ze hadden allemaal slimme koppen met een breed voorhoofd, dat ik niet goed durfde te strelen. Op een gegeven moment ben ik doodstil blijven staan en kwam er één achter mij op zijn achterpoten overeind, en duwde me voorover, zodat ik op mijn knieën en mijn handen kwam te rusten. Ik wachtte met gesloten ogen tot ik zijn snuit voelde die me aanraakte. Ik schokte even, deze keer niet van angst, en hij besnoof en belikte me een tijdje op zijn dooie gemak, en toen gingen ze er allemaal op een drafje vandoor. Vannacht ga ik weer naar buiten. Je had groot gelijk, lieve man, groot gelijk. | |
[pagina 110]
| |
Hoi Pap. Ik weet niet goed wat ik met je brief aan moet. Ik dacht eerst dat je nu eindelijk echt kierewiet was geworden. Maar op de een of andere manier heb je me opeens de ogen geopend. Ik stond aan de grond genageld. Het was zo onverwacht. Wat er is gebeurd, is dat ik me heb laten inschrijven. Ik loop weer college en ik vind het leuk. Hoe ik me voel? Alsof ik weer een kleine jongen ben. Ik zie mezelf opeens weer rechtop gaan staan, mijn armen om je knieën slaan en je zo'n dikke, natte pakkerd geven!
Vader (of wat dan ook?), Nou, je hoort weer eens van me, ik houd me immers meestal aan mijn woord? Ik kon je laatste brief, met die verbijsterende onthulling, niet zonder commentaar laten passeren. Waarom is me dat nooit verteld? (Als het waar is?) Zie je niet dat het alles in een ander daglicht stelt, alles verklaart, een acceptabele held van je maakt in plaats van een ongevoelige schoft? Vertel me nu eens in één moeite door waarom je in mijn ogen nooit genoeg een vader voor me bent geweest en tegelijkertijd te veel vader om iets anders te kunnen zijn, iets waarnaar ik al die tijd heb gesmacht, maar wat je niet kon zijn? Geef ik me al te veel bloot nu? Ik moet je spreken. Kan dat? Al ga je op je achterste benen staan, ik wil mijn armen om je heen slaan, mijn vingers in je nek ineenstrengelen en je in je ogen kijken. Ik heb je nooit in je ogen durven kijken, wist je dat? Misschien dat je nu weet waarom.
Ik was opgetogen na het lezen van deze brieven die definitief bewezen dat ze niet alleen door één en dezelfde persoon waren geschreven, maar dat die persoon ook wilde dat ik dat wist. Het opduiken in elke brief van dat beeld van rechtop gaan staan, of althans opstaan, of op je achterpoten gaan staan, was het doorslaggevende bewijs waarop ik had zitten wachten. De mathematische kans dat die bijna identieke formulering in elk van de brieven op toeval berustte, was miniem. En dat zo'n geraffineerde schrijver dit zonder bijbedoeling had gedaan, was eveneens uitgesloten, dus kon het alleen maar bedoeld zijn om mij een boodschap over te brengen. In het ideale geval zouden we onze groeiende perceptie van elkaar over een reeks almaar transparantere brieven hebben kunnen spreiden, maar in een opwelling van roekeloosheid | |
[pagina 111]
| |
besloot ik het proces te versnellen en me rechtstreeks tot hem te richten, want ik had weinig tijd meer te verliezen. Mijn inspanningen gingen namelijk vergezeld van de volgende door mij geconstateerde veranderingen: de dichte mist 's nachts liet vocht achter op de tralies voor mijn raam, en onder de zwarte verf waren zich op het kwetsbare metaal roestplekken gaan nestelen. Op het eerste gezicht was er weinig reden tot ongerustheid, een paar oranje blaren, maar ik wist dat de roest zich onder de verflaag als een paddestoel uitzaaide en lange tentakels had gevormd. En een paar uur tevoren had een van de moerbouten die ik nog een extra slag had aangedraaid, kennelijk een bepaalde drempelwaarde overschreden, zodat de schroefdraad het had begeven en hij was losgeschoten. De overige drie bouten moesten het nu opnemen tegen de hefboomwerking vanuit die hoek, tegen de ontwikkelingsgeschiedenis van een groeiend vernuft voor het ontdekken van een zwakke plek. Ik schreef:
Lieve Vrouw, Ik zie geen reden voor verdere voorwendsels tussen ons. Laten we alle dekmantels afwerpen en elkaar met open vizier tegemoet treden.
Lieve Zoon, Ik zie geen enkele reden voor verdere voorwendsels tussen ons. Laten we alle dekmantels afwerpen en elkaar met open vizier tegemoet treden.
Lieve Dochter, Ik zie geen reden voor verdere voorwendsels tussen ons. Laten we alle dekmantels afwerpen en elkaar met open vizier tegemoet treden.
Ik had, zoals dat heet, de knuppel in het hoenderhok geworpen. Dit was het opwindendste deel van mijn leven, zij het misschien heel dicht bij het eind. Maar een eind dat een begin zou zijn? Dat is waar ik naar mijn gevoel spoedig achter zou komen.. Twee nachten lang verzamelden de hyena's zich in ongekende aantallen voor mijn raam, alsof er een hyenacongres was georganiseerd. Rivaliserende troepen gromden en keften tegen elkaar, verdedigden de grenzen van hun domein in korte krachtmetingen en bakenden die vervolgens zorgvuldig af met faeces en urine. Toen: | |
[pagina 112]
| |
Lieve Man, Ik kom onverhuld naar je toe. Wacht tot je me voor je raam ziet staan. Wat zullen we heerlijk door het maanlicht struinen!
Hoi Pap. Tja, je hebt het wéér geflikt. Je hebt een scherpe opmerkingsgave, moet ik zeggen. Hoe ben je erachter gekomen? Het heeft me nooit veel kunnen schelen of anderen erachter zouden komen, maar om de een of andere reden wilde ik niet dat jij het te weten kwam. Ik weet dat je dit niet zult geloven, maar ik heb altijd iets willen doen waardoor je trots op me zou zijn - en dan krijgen we dit. Hoe dan ook, het zal je plezier doen te weten dat ik geen praktiserende homo ben. Ik ben altijd diep in de kast blijven zitten. Niemand anders dan jij zal het dus ooit weten. Ik heb de universiteit vaarwel gezegd. Heb het grootste deel van mijn collegegeld teruggekregen en dat allemaal gespendeerd aan die goeie ouwe zilveren naald, wat, dat zul je moeten toegeven, in ieder geval beter is dan wat ik óók had kunnen doen.
De derde brief, verzegeld en met mijn naam op de envelop, zat ingesloten in het politieverslag over mijn dochters ‘dood door defenestratie’.
Vader, Je laatste brief heeft me vervuld van meer vreugde dan je je kunt voorstellen. Of misschien kun je dat wel? Misschien voel je die vreugde zelf ook? Ik hoop het. Ik spreek je met een zalig gevoel van perversiteit aan met ‘vader’, nu ik weet dat je dat niet bent, dat die allerverdorvenste begeerte die ik zo lang verborgen heb gehouden, niet meer verdorven is. Verwacht geen bedeesde en onervaren maagd, ‘Vader’, die niet weet hoe ze je genot moet schenken. Ik heb alles gedaan (‘geen reden voor verdere voorwendsels’, schreef je zelf), omdat alles zo onbenullig leek vergeleken bij wat ik werkelijk wilde, zodat het ergste wat ik kon doen me, vreemd genoeg, alleen maar dichter bracht bij het ergste wat ik niet kon doen, me dichter bracht bij jou. Nu wil ik alleen nog maar dat onze lichamen in elkaar versmelten. Ik wil door jou worden verzwolgen, je opnemen in mijn geslacht, in mijn mond, in mijn
Het typoscript breekt hier af, en er loopt een grillige potloodlijn schuin naar links onderaan de pagina: ‘Ik moest toch altijd het naadje van de | |
[pagina 113]
| |
kous weten? Ik was toch altijd veel nieuwsgieriger dan goed voor me is? Midden in die laatste zin heb ik mijn pen neergelegd en ben ik naar het bevolkingsregister gegaan om jullie huwelijksakte op te vragen en eens te kijken naar de datum waarop Mam en jij precies zijn getrouwd, ruim anderhalf jaar voordat ik ben geboren.’
De mist drukt als een witte leegte tegen de tralies van het rooster. De hyena's maken een hels spektakel en moeten zich, daarnaar te oordelen, in grotere aantallen dan ooit hebben verzameld. Ik zit wat voor mezelf uit te neuriën en te fluiten, soms zelfs flarden te zingen van liedjes die ik allang was vergeten. Het huilen bereikt een kortstondig crescendo. Ik hoor geschuifel en opeens de stem van mijn vrouw die mijn naam roept, gevolgd door een gesmoorde kreet van paniek. O, wat klinkt dat gegil griezelig overtuigend! Ik kan het bijna aanraken, ik kan mijn hand bijna op die stem leggen. Maar heb door alles heen gekeken en de andere kant gezien. Eindelijk de waarheid. Die heeft daar nachtenlang liggen wachten om door mij te worden gevonden. De drie verschillende brieven met hun vrijwel identieke formulering van het begrip ‘opstaan’ die ik voor zo'n overtuigend bewijs had gehouden van het bestaan van een ander. Had ik niet, voordat ik ze kreeg, in een verbluffend vergelijkbare zin beschreven hoe die hyena op zijn achterpoten was gaan staan om mijn tralies tussen zijn tanden te nemen? Ik ben niet goed in statistiek, maar ik geloof erin. Als de kans dat zo'n beeld bij toeval tegelijkertijd in drie op zich zelf staande brieven komt opduiken, miniem is, hoe onvoorstelbaar klein is dan de kans dat het ook nog eens een beeld betreft dat kort tevoren bij mijzelf is opgekomen? Er is maar één conclusie mogelijk: die brieven zijn geschreven door geen andere persoon of personen dan ik zelf, ik heb ze zelf geschapen, net zoals ik die kamer heb geschapen, dat tralierooster, die mistdruppeltjes die ik me verbeeld op mijn gezicht te voelen. En ten slotte, en zeer bevrijdend: net zoals ik ook die stuitende, stuntelig dravende schepsels voor mijn raam heb geschapen. Als definitief bewijs waarvan ik nu mijn tralierooster losschroef en lachend naar buiten stap, tussen de hyena's, bereid om de eerste die mijn pad kruist, een doodschop te geven, overtuigd als ik er inmiddels van ben dat mijn voet door hem heen zal suizen als door een web van hersenspinsels. |
|