Sid lag op bed. Op het andere bed gezeten begon hij zijn tas uit te pakken: er zat niet veel in, een sjaal en een bundeltje vuile kleren. Hij zag hoe de vrouw, in niet meer dan lompen gekleed, slaafs haar werk deed. Onderin de tas zaten zijn sandalen, juchtleder, met de hand gemaakt, speciaal voor de reis aangeschaft, maar niet één keer gedragen. De straten waren te vuil, de ziektes zouden van onderaf je lichaam inkomen. Hij droeg zijn gesloten schoenen, met sokken. De vrouw veegde haar bezwete voorhoofd af. Hij pakte de sandalen en liep naar haar toe. Ze sprak geen Frans en hij gebaarde dat ze de sandalen moest aanpakken. ‘Voor jou, je mag ze hebben.’ En terwijl ze naar de vloer bleef kijken nam ze de sandalen aan.
‘Kom,’ zei Sid, terwijl hij weer overeind kwam, ‘laten we op zoek gaan naar ons eten.’
Toen ze de eerste trap af waren, hoorden ze haastig vrouwengepraat galmen. Elders in het gebouw klonk een hoge stem, die telkens dezelfde korte klank uitstootte.
Verder de trappen af kwamen ze weer langs de open ramen. Hij keek naar buiten, naar het witte plein. Het kind en de hond waren weg, maar hij zag kleine bruine reepjes liggen, een zool en verderop nog een zool. Daar lagen zijn aan stukken gereten sandalen als de resten van een verscheurd dier. Met verbijstering drong tot hem door hoe groot de kracht moest zijn geweest die binnen tientallen seconden het degelijke, juchtlederen schoeisel tot deze rondgestrooide flarden had gereduceerd.
Hij hijgde toen ze weer op straat stonden. Het kwam als een mantel over hem heen, als de boodschap van een heilige engel: hij moest hier gehoor aan geven, hij kon het niet negeren. Hij hoorde zelfs de stem van zijn moeder die hem ruimhartig vergaf dat hij zijn reisdoel niet zou halen, nee, die hem smeekte dit doel te laten varen - hij kon dit niet weerstaan, nee, hij wìlde dit niet weerstaan: hij wilde omkeren en de tocht terug maken langs Aïn Defla naar Algiers en vanaf het vliegveld met de eerste machine de lucht in gaan, de zee over, het Iberisch schiereiland voorbij en verder, Toulouse, Limoges tot Charles de Gaulle, naar huis!
‘Sid,’ zei hij en hij greep Sid bij z'n arm, ‘Ik ga terug.’