[Nummer 4]
Voorwoord
In dit vrije Winternummer bieden wij opnieuw een literaire ratatouille vol verrassingen, inclusief materiaal dat was blijven liggen. Dat verklaart het respectabele aantal van zestien dichters in Nederlandse poëzie (en nog eens acht in Light Verse). Debutanten zijn er met bij, maar wij signaleren Bernd Bevers, Jan J.B. Kuiper, Mayra Verheyen en Harry van de Vijfeijke, die lang ontbraken, naast Frans Pointl en Philip Snijder die vaker proza bijdragen. In Light Verse attenderen we de lezer speciaal op de inbreng van Pedro van Hoek en Judy Elfferich, wier bijdragen door hun zeldzaamheid speciale aandacht verdienen.
In Nederlands proza zes auteurs, van wie wij Inez van Eijk en Arjen Meijgaard begroeten als nieuwelingen in ons blad. Christoph Blans figureerde één maal eerder, Blauwhof, Snijders en Toxopeus zijn intussen vertrouwde namen.
In Vertaald proza vier verhalen: een korte novelle van Nobelprijswinnaar S.J. Agnon over jaloezie binnen het huwelijk die tot een obsessie wordt; het ligt in de bedoeling voortaan elk winternummer aandacht te besteden aan een Nobelprijswinnaar van wie de roem ietwat tanende is. Verder opnieuw een bijdrage van de Australisch-Nederlandse auteur Wayne McLennan, waarin zijn bokscarrière centraal staat, en opmerkelijke verhalen van twee in ons land nog onbekende Amerikanen: Norman Lavers biedt beklemmende brieven vanuit een krankzinnigeninrichting; het verhaal van Barry Lopez gaat over een fictieve correspondentie tussen twee historische Peruaanse heiligen, Rosa de Lima en Martin de Flores. De eerste is schutspatrones van heel Noorden Zuid Amerika, maar wordt ook speciaal vereerd in het Limburgse Sittard, de tweede is de eerste Latijns-Amerikaanse heilige van gemengd bloed. De briefwisseling gaat over hun hartstochtelijke liefdesverhouding en het verhaal geeft een fantasmagorisch beeld van Lima in de eeuw na de conquista.
In Vertaalde poëzie tenslotte één auteur van nu, de Canadese Eleonore Schönmaier, één twintigste-eeuwer - WH. Auden met twaalf gedichten -, één negentiende-eeuwer, de Kroaat Miroslav Krleža, en één zeventiende-eeuwse Spanjaard, Francisco de Quevedo. Van de beroemde Arabische dichter uit de elfde eeuw, Ma'arri, brengen wij vijftien beroemde kwatrijnen in een knappe berijming en van Homerus, achtste eeuw v.Chr, vindt de lezer een voorpublicatie uit een nieuwe Ilias-vertaling, ‘Het schild van Achilles’.
Redactie