De Tweede Ronde. Jaargang 29
(2008)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
Vertaald proza | |
[pagina 121]
| |
Stille nacht
| |
[pagina 122]
| |
Het boek was een gevoelig onderwerp voor dokter Wilcox, maar hij kon niet zonder. Het had een slap leren omslag en paste in zijn jaszak, en hij had het gekocht op aanraden van een van zijn hoogleraren, die had gezegd: ‘Wilcox, jij hebt niks te zoeken in dit vak en ik heb er alles aan gedaan om te voorkomen dat je je diploma krijgt. Maar nu je toch een bevoegd geneesheer wordt, druk ik je op het hart, dokter Wilcox, om in naam van alles wat menselijk is de Gids en leidraad voor de jonge arts te kopen, en dat boek te gebruiken ook. Leer het te gebruiken.’ Dokter Wilcox had niets gezegd, maar had het in leer gebonden boek diezelfde dag nog gekocht. ‘Kijk nou, Horace,’ zei doc Fischer toen ik de receptie van het ziekenhuis binnenkwam, waar een geur hing van sigaretten, jodoform, carbolzeep en een oververhitte radiator. ‘Heren,’ zei ik. ‘Wat daagt er in het oosten?’ vroeg doc Fischer. Hij praatte vaak op een geaffecteerde manier die mij het toppunt van verfijning scheen. ‘Gratis kalkoen bij de Woolfs,’ zei ik. ‘Stevig ingenomen?’ ‘Rijkelijk.’ ‘Veel vakbroeders present?’ ‘Allemaal. Het hele ziekenhuis.’ ‘Uitbundige kerstsfeer?’ ‘Niet echt.’ ‘Dokter Wilcox heeft ook stevig ingenomen,’ zei doc Fischer. Dokter Wilcox keek naar hem, en vervolgens naar mij. ‘Borrel?’ vroeg hij. ‘Nee, bedankt,’ zei ik. ‘Ook goed,’ zei dokter Wilcox. ‘Horace,’ zei doc Fischer, ‘ik mag toch wel Horace zeggen?’ ‘Ja, hoor.’ ‘Bovenstebeste Horace. We hebben een bijzonder interessant geval gehad.’ ‘Zeg dat wel,’ zei dokter Wilcox. ‘Herinner je je die knul die hier gisteren was?’ ‘Welke?’ ‘Die knul met eunuch-ambities.’ ‘Ja.’ Ik was erbij geweest toen hij kwam. Het was een jongen van een jaar of zestien. Hij kwam blootshoofds binnen en was gespannen en | |
[pagina 123]
| |
bang, maar vastbesloten. Hij had krullend haar en een goed postuur, en prominente lippen. ‘Wat scheelt eraan, knul?’ had dokter Wilcox hem gevraagd. ‘Ik wil gecastreerd worden,’ zei de jongen. ‘Waarom?’ vroeg doc Fischer. ‘Ik heb gebeden en er alles aan gedaan maar niks helpt.’ ‘Waartegen?’ ‘Die afschuwelijke lust.’ ‘Welke afschuwelijke lust?’ ‘Dat gevoel dat ik krijg. Dat gevoel dat alsmaar terug blijft komen. Ik lig er de hele nacht tegen te bidden.’ ‘Wat gebeurt er dan precies?’ vroeg doc Fischer. De jongen vertelde het. ‘Luister, jongen,’ zei doc Fischer. ‘Er is niks mis met jou. Zo hoort dat te gaan. Daar is niks mis mee.’ ‘Het is verkeerd,’ zei de jongen. ‘Het is een zonde, het is vuiligheid. Het is een zonde tegen onze Heer en Verlosser.’ ‘Nee,’ zei doc Fischer. ‘Het is de natuur. Zo hoort dat te werken en later zul je beseffen dat je goed af bent.’ ‘Ach, u begrijpt het niet,’ zei de jongen. ‘Luister,’ zei doc Fischer, en hij legde de jongen een paar dingen uit. ‘Nee. Ik luister niet. Daar kunt u me niet naar laten luisteren.’ ‘Luister nou,’ zei doc Fischer. ‘Doe verdomme niet zo achterlijk,’ zei dokter Wilcox tegen de jongen. ‘Dus u doet het niet?’ vroeg de jongen. ‘Wat?’ ‘Mij castreren.’ ‘Luister,’ zei doc Fischer. ‘Niemand gaat jou castreren. Er mankeert niks aan je lichaam. Je hebt een prima lichaam en je moet je daar geen zorgen om maken. Als je gelovig bent, bedenk dan dat waar jij over klaagt niet zondig is, maar de manier om een sacrament te voltrekken.’ ‘Ik hou het niet tegen,’ zei de jongen. ‘Ik bid er de hele nacht tegen en overdag ook. Het is zondig, een constante zonde tegen de reinheid.’ ‘Ach, ga je toch -,’ zei dokter Wilcox. ‘Naar zulke praat luister ik niet,’ zei de jongen op waardige toon tegen dokter Wilcox. ‘Wilt u het alstublieft doen?’ vroeg hij doc Fischer. ‘Nee,’ zei doc Fischer. ‘Dat zeg ik nou net, jongen.’ | |
[pagina 124]
| |
‘Stuur hem weg,’ zei dokter Wilcox. ‘Ik ga wel,’ zei de jongen. ‘Laat me los. Ik ga wel.’ Dat was om een uur of vijf de vorige dag. ‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg ik. ‘Om één uur vannacht wordt die knul binnengebracht,’ zei doc Fischer. ‘Heeft ie zichzelf toegetakeld met een scheermes.’ ‘Gecastreerd?’ ‘Nee,’ zei doc Fischer. ‘Hij wist niet wat castreren betekent.’ ‘Misschien haalt ie het niet,’ zei dokter Wilcox. ‘Hoezo?’ ‘Bloedverlies.’ ‘Onze goede heelmeester, mijn collega dokter Wilcox, had dienst en kon deze complicatie niet in zijn boekje vinden.’ ‘Ik krijg wat van die toon van jou,’ zei dokter Wilcox. ‘Ik zeg het met de beste bedoelingen, dokter,’ zei doc Fischer, en hij staarde naar zijn handen, de handen die hem, samen met zijn toegeeflijkheid en zijn gebrek aan respect voor de federale wetgeving, in de nesten hadden gewerkt. ‘Horace hier zal beamen dat ik het met de beste bedoelingen zeg. De jongeman had een amputatie uitgevoerd, Horace.’ ‘Je doet net of ik een ezel ben,’ zei dokter Wilcox. ‘Nergens voor nodig om mij voor ezel uit te maken.’ ‘Voor ezel, dokter? En dat nog wel op de dag dat we de geboorte van onze Verlosser vieren?’ ‘Onze Verlosser? Jij bent toch een jood?’ zei dokter Wilcox. ‘Dat klopt, dat klopt. Dat vergeet ik nou altijd. Ik heb dat nooit op waarde weten te schatten. Fijn dat je me daaraan herinnert. Jouw Verlosser. Inderdaad. Jouw Verlosser, zonder enige twijfel jóuw Verlosser - en een ezel op palmzondag.’ ‘Jij bent veel te bijdehand,’ zei dokter Wilcox. ‘Haarscherpe diagnose, dokter. Dat ben ik altijd geweest, veel te bijdehand. Zeker aan de oostkust. Val er niet aan ten prooi, Horace. Niet dat je zoveel aanleg hebt, maar soms zie ik er toch een sprankje van. Maar wat een diagnose - en dat zonder boek.’ ‘Loop naar de hel,’ zei dokter Wilcox. ‘Alles op zijn tijd, dokter,’ zei doc Fischer. ‘Alles op zijn tijd. Als die bestaat, zal ik er zeker heen gaan. Ik heb er misschien zelfs al een blik in geworpen. Heel vluchtig, hoor. Ik heb mijn blik bijna meteen weer | |
[pagina 125]
| |
afgewend. En weet je wat die jongen zei, Horace, toen de brave dokter hem binnenbracht? Hij zei: “Ik had u toch gevraagd om het te doen. Ik heb het u zo vaak gevraagd.”’ ‘En dat op kerstdag,’ zei dokter Wilcox. ‘De betekenis van de precieze dag is van geen belang,’ zei doc Fischer. ‘Voor jou misschien met,’ zei dokter Wilcox. ‘Hoor je dat, Horace?’ zei doc Fischer. ‘Hoor je dat? Hij heeft mijn zwakke plek ontdekt, mijn achilleshiel, zogezegd, en daar hakt hij nu ongenadig op in.’ ‘Doe niet zo bijdehand,’ zei dokter Wilcox. |
|