De Tweede Ronde. Jaargang 29
(2008)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
's Middags naar de bioscoop
| |
[pagina 137]
| |
En we gingen de deur uit. Ik zei: ‘Je zegt ook altijd dingen die hem irriteren. Je bent heel vervelend.’ Maar daar bleef het niet bij. We zeiden geen stom woord tegen elkaar en halverwege liep hij opeens mijn arm los. Ik zag meteen wat er aan de hand was: op het trottoir aan onze kant kwam Roser aanlopen, uit tegenovergestelde richting. Hij zegt altijd dat het met Roser alleen maar een geintje is geweest. Ja, een geintje. Maar hij liet me los. Ze liep ons arrogant voorbij, zonder ons ook maar een blik waardig te keuren. ‘Het lijkt wel alsof zíj je verloofde is in plaats van ik.’ (Ik merk dat ik alles achter elkaar schrijf, en mijn lerares zegt altijd dat ik af en toe een punt of komma moet zetten. Maar omdat ik dit alleen voor mezelf opschrijf maakt het niet uit.) Ik had dus zin om te gaan huilen terwijl hij de kaartjes kocht, en de bel van de bioscoop maakte me nog treuriger. Ik had zin om te gaan huilen omdat ik van Ramon hou en van zijn kinageur als hij bij de kapper is geweest om zijn haar te laten knippen, ook al vind ik hem leuker als zijn haar wat langer is en hij van opzij op Tarzan lijkt. Ik weet wel dat hij met me zal trouwen, want ik ben knap, en ik wil ook met hem trouwen. Moeder zegt dat hij nog in Guyana terecht zal komen met al die zwarthandel. Maar dat blijft hij vast niet zijn hele leven doen en hij zegt dat we zo sneller kunnen trouwen. En misschien heeft hij gelijk. We zijn gaan zitten zonder iets tegen elkaar te zeggen en de zaal rook naar lisol. Eerst kwamen de actualiteiten: op het doek verscheen een schaatsend meisje en daarna allemaal fietsen en daarna vier of vijf heren die rond een tafel zaten en toen begon hij te fluiten en als een gek met zijn voeten te stampen. De man die voor ons zat draaide zich om en ze bleven tot het eind toe zitten ruzieën. Daarna draaiden ze een tekenfilm waar ik niets aan vond: je zag alleen maar pratende koeien. Halverwege gingen we een glas vruchtensap drinken en hij kwam een vriend tegen die hem vroeg of hij Camelsigaretten en nylonkousen had en hij antwoordde dat hij naar Le Havre ging en ze de volgende week zou hebben. Ik lijd er erg onder als hij het land uit is want ik denk altijd dat ze hem zullen pakken en in de boeien slaan, ook al praat hij daar nooit over. Vanwege de zwarthandel misten we het begin en toen we naar onze plaats liepen begon iedereen te mopperen want met mijn houten zolen maak ik veel lawaai, ook al loop ik zachtjes. Die twee uit de film hielden wel van elkaar. Ik besef dat wij niet op die manier van elkaar houden. Er was een spionne en een soldaat en aan het eind werden ze alle twee | |
[pagina 138]
| |
doodgeschoten. In de film is het altijd prachtig want als het verliefde stel ongelukkig is, vind je dat niet zo erg omdat je denkt dat het wel goed komt, maar als het mij overkomt weet ik nooit of het wel goed komt. En als het een keer slecht afloopt, zoals vandaag, is iedereen treurig en denkt iedereen: wat jammer! Op dagen dat ík het helemaal niet meer zie zitten, waar niemand iets van weet, is het nog veel erger. En als men het wist, dan zou iedereen me uitlachen. Toen het treurigste deel begon legde hij zijn arm om mijn schouders en waren we niet meer boos op elkaar. Ik zei: ‘Ga alsjeblieft niet naar Le Havre deze week.’ Maar een mevrouw achter ons deed: ‘Pssst!’ Ik heb alles nog eens overgelezen en ik zie dat het niet precies is wat ik had willen zeggen. Het is ook altijd hetzelfde: ik schrijf dingen op die me op dat moment belangrijk lijken en merk later dat ze het helemaal niet zijn. Bijvoorbeeld dat van die blauwe draad die ik gisteravond niet kon vinden. En iedereen die dit dagboek zou lezen zou zeggen dat ik denk dat Ramon niet van me houdt maar ik geloof van wel ook al is het net alsof hij alleen maar denkt aan het kopen en verkopen van rotzooi. Maar dan nog is het precies wat ik had willen zeggen. Wat ik had willen zeggen is dat ik, ook al ben ik vrijwel altijd treurig, in wezen tevreden ben. Als iemand dat zou lezen, zou hij in de lach schieten. Ik weet best dat ik een domme gans ben, en vader vertelt me altijd dat hij een onnozele hals is, en dat is uiteindelijk wat me nog treuriger maakt want ik denk dat het slecht met ons af zal lopen. Maar ja... |
|