De Tweede Ronde. Jaargang 29
(2008)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
Twee verhalen
| |
[pagina 127]
| |
Toen het moment gekomen was om afscheid te nemen, streek ze met nerveuze bewegingen en bijtend op haar onderlip haar bloes glad. Ik herinner me dat in de flat naast ons werd gezongen voor een jarige en dat er geklapt werd. We omhelsden elkaar niet en gaven elkaar ook geen zoen. Ik gaf haar de sleutels terug en zei dat als ze ooit iets nodig had, ze mij gerust kon bellen. Er gingen twee weken voorbij. Ik probeerde te wennen aan mijn nieuwe leven. Mijn vrienden stelden voor er in het weekend op uit te trekken, 's nachts door te zakken, naar de film te gaan. Ik wimpelde het af met de smoes dat ik veel werk had en kwam niet van mijn nieuwe bank, kleiner en vrolijker van kleur dan die bij haar. Ik keek nauwelijks televisie. Ik las de kranten, schoor me heel langzaam en luisterde naar de radio.
Op een dag kwam ik haar in de supermarkt tegen met een vriendin. ‘We hadden het net over je,’ zei ze. Ze zag er stralend uit. Toen ik iets zei, ik weet niet meer wat, moest ze lachen. We spraken af dat we zouden bellen, al leek het niet op een vaste afspraak. Een paar dagen lang wachtte ik op een telefoontje maar hield mezelf voor dat ik me geen illusies hoefde te maken.
Ik heb niets meer gehoord en ik wil haar ook niet bellen omdat ze het zou kunnen opvatten alsof ik haar onder druk zet. Soms dwing ik mezelf uit te gaan en spreek ik mensen die ik niet ken maar die buitengewoon aardig voor me zijn, alsof ik een drenkeling ben die een pijnlijke ervaring achter de rug heeft. Een week geleden kocht ik een overhemd en toen ik dat thuis aanpaste, sprong er een knoopje af. ‘Een voorteken,’ dacht ik meteen. Ik scheer me niet. Ik neem de telefoon niet op. Door de manier waarop hij overgaat, denk ik dat zij het is. Maar wat als ik opneem en het is iemand anders; hoe zou ik me dan voelen? Op de radio hoorde ik dat als je een citroen eet zonder je gezicht te vertrekken, alles wat je wenst werkelijkheid wordt. Maar ik ben bang dat als ik het uitprobeer en mijn gezicht vertrek, er geen enkele wens ooit nog in vervulling gaat. | |
[pagina 128]
| |
Eigen vlees en bloedAl jaren heeft de vader niet meer gerookt maar nu steekt hij een sigaret op. Hij is gestopt toen zijn dochter geboren werd en had sindsdien te veel om handen om het te missen. De rook schroeit zijn longen maar in plaats van het branderige gevoel tegen te gaan, maakt hij het met zijn dwangmatige trekjes alleen maar erger. Zojuist heeft zijn dochter verteld waarom ze al zo lang geen woord meer zegt, humeurig is, 's nachts niet kan slapen, waarom het steeds weer op ruzie uitloopt en alles een probleem is: ze kan er niet tegen dat ze het enige meisje op school is met ouders die niet gescheiden zijn en ze heeft hen gevraagd of we alsjeblieft willen gaan scheiden. ‘Ik wil normaal zijn,’ zei ze, vlak voor ze met tranen in haar ogen de kamer uitliep. Vader en moeder kunnen het niet bevatten. Ze zitten op de bank en een kwartier nadat het meisje is weggegaan, reageren ze nog steeds niet. De gedachten van de één en van de ander vinden elkaar in een stilte die zwanger is van alle gedeelde herinneringen. Geen van beiden wilde destijds de opvoeding uitsluitend aan de ander overlaten en ze kweten zich van die taak met een volharding en enthousiasme waar ze nog altijd trots op zijn. Aan de kindertijd van het meisje hebben ze alleen maar mooie herinneringen. Enig kind, gezond, een emotioneel stabiel gezin zonder financiële problemen, het leek de ideale combinatie voor een succesvolle opvoeding. Zowel de vader als de moeder behoren tot de generatie die geleerd heeft alles te plannen, die rekening hield met vruchtbare dagen en een geboortedatum die zo viel dat het einde van het zwangerschapverlof automatisch zou overgaan in de vakantie. Niets stond een normale groei in de weg; er waren de gebruikelijke bezoekjes aan de kinderarts, maar ongelukken of ander leed bleef hun bespaard. Ze namen zich voor niet van elkaar te vervreemden door postnatale depressie of wat dan ook. Ze zorgden voor voldoende tijd voor zichzelf om vooral niet in te dutten en ze gaven seks, hobby's noch het uitgaan met vrienden op. Het meisje onderging alles met één grote glimlach, vereeuwigd op drieëntwintig videobanden en in zeventien fotoalbums. De kleuterschool en de eerste schooljaren verliepen zonder problemen. Hoewel ze het niet hardop zeiden, hadden ze medelijden met ouders van kinderen met gedragsproblemen of een leerachterstand. In het begin zaten ze er- | |
[pagina 129]
| |
over in dat ze enig kind was. Daarom deden ze er alles aan om te voorkomen dat ze al te beschermd zou opgroeien; zo gingen ze regelmatig op bezoek bij neefjes en nichtjes en stimuleerden ze contact met buurkinderen en klasgenootjes. Door al deze dingen wees niets erop dat zou gebeuren wat ze de afgelopen twee jaar hadden meegemaakt. De beharing van oksels en schaamheuvel, toen het meisje amper tien jaar was, deed hen vrezen voor een acute vroegrijpheid. Eerst beschouwden ze het maar als iets positiefs. Nu, achteraf, moesten ze erkennen dat ze, op wat duidelijk een voortijdige puberteit was, gereageerd hadden zoals het hoorde. Ze spraken erover met de arts die, als altijd, zei: ‘Maakt u zich geen zorgen.’ Zonder er verder een groot probleem van te maken, beschouwden ze het dan maar als de aankondiging van een algehele metamorfose. En die voltrok zich: het meisje begon anders te ruiken, ze kreeg puistjes in haar gezicht en binnen de kortste tijd had ze nieuwe vriendinnen en droeg ze andere kleren. Geen van de twee zou kunnen zeggen op welk moment ze ophield hun ‘meisje’ te zijn en ze begonnen zich af te vragen of ze haar zo moesten blijven noemen of voortaan haar echte naam moesten gebruiken. Tegen haar was het onmogelijk om nog langer ‘meisje’ te zeggen, omdat haar humeur daar meteen door omsloeg en ze had toch al zo 'n last van stemmingswisselingen. De vader legde zich niet neer bij wat de moeder als een mantra herhaalde: geduld, aandacht en liefde. Hij was geduldig, had alle aandacht van de wereld voor haar en hield van haar zoals hij nog nooit van iemand had gehouden, maar dat hij niets begreep van het gedrag van zijn dochter, daar kon hij niet tegen. Hij sprak met de mentors, leraren, en met de directeur van de school, die hem naar een specialist verwees. Het gesprek, dat plaatsvond in een naargeestige spreekkamer, was verhelderend. De verandering bij het meisje, aldus de specialist, was volstrekt normaal en beantwoordde aan een eeuwenoude ervaring en allerlei diagnoses en werd beschreven in tal van wetenschappelijke studies. Geen enkele reden zich zorgen te maken, dus. Toch was de vader er niet gerust op. Thuis werd het meisje steeds brutaler, met een onberekenbare opstandigheid en elke vorm van straf of poging tot dialoog leidde tot niets. Op aanraden van een compagnon raadpleegde hij een vooraanstaand neuroloog, die een lang verhaal hield over de laatste inzichten op het gebied van de geestelijke ontwikkeling van adolescenten. Luisterend naar de specialist, had de vader het gevoel | |
[pagina 130]
| |
dat elk woord, elk wetenschappelijk begrip hem verder van zijn dochter verwijderde. De neuroloog sprak over hormonale veranderingen, prikkelbaarheid, opvliegendheid, ontwikkeling van de hersenkwabben en een gevecht tussen dopamine en melatonine, oestrogenen en testosteron. ‘Het is de puberteit,’ zeiden andere ouders. En ze haalden hun schouders op, alsof ze, met een zekere onbekommerdheid die hem tot wanhoop dreef, de strijd opgaven. Zij, daarentegen, hielden vol. Als het beter was wat afstand te nemen, deden ze dat. Als het nodig was om er bovenop te zitten, zaten ze er bovenop. Het speet de vader dat hij in de beginfase gefaald had. Liever gezegd: hij was bereid die mogelijkheid te onderkennen op voorwaarde dat er een verklaring voor was. Zelfs de spanning van de moeilijkste momenten dreef hen niet uit elkaar. Even hecht als toen ze haar verwekten en ter wereld brachten, wisten ze aan alle verleidingen te ontsnappen die eigen zijn aan deze levensfase: onverantwoord gedrag, slechte vrienden, drugsverslaving, anorexia, boulimie, vlucht in sektes. In dat lange proces moesten ze op een aantal punten toegeven, maar het waren onbelangrijke concessies: de inrichting van haar kamer, de cursus Engels in Ierland of een piercing, waar lang over onderhandeld was, met als eindresultaat dat tong en navel ongeschonden bleven. Ze konden, na alle moeite die ze hadden gedaan, niet voorzien dat het probleem was dat ze nooit hadden overwogen om te scheiden. Nu staren ze allebei naar de rook die, vanuit zijn longen en van zijn sigaret, de kamer vult. Zonder het uit te spreken weten ze dat ze geen kracht meer hebben. Ze houden van elkaar. Zo veel, dat ze het elkaar niet eens meer hoeven te zeggen. Daarom, als de vader de laatste sigaret van het pakje heeft opgerookt, staan ze op en omhelzen elkaar, nog altijd zonder iets te zeggen. ‘Ik zal vandaag een flat gaan zoeken en mijn advocaat vragen de procedure in gang te zetten,’ zegt hij uiteindelijk. En zij, ontroerd, zegt: ‘Ik bel meteen ons meisje om haar het nieuws te vertellen. Wat zal ze blij zijn.’ |
|