Gebed
Maria Stuart
(Vertaling Jean Pierre Rawie)
|
-
voetnoot*
-
Mary Stuart werd geboren in 1542. Pal daarna stierf koning James V, haar vader, zodat ze binnen een week na haar geboorte nominaal koningin werd. De Engelse koning Henry VIII wilde haar binden aan zijn (vroeggestorven) kroonprins Edward, maar haar Franse moeder stuurde haar op vijfjarige leeftijd naar het Franse hof, waar ze verloofd werd met de kroonprins François. Mary leerde Latijn, Grieks, Italiaans en Spaans. Haar Frans bleef altijd beter dan haar Engels. Ronsard gaf haar les in verzen schrijven. Ze trouwde met de Franse kroonprins toen zij vijftien was en hij veertien. Koning Henri II stierf een jaar later bij een toernooi en het jonge paar besteeg de troon; Mary was nu koningin van Frankrijk en Schotland (waar haar moeder in feite regeerde). Al in 1560 stierf haar jonge echtgenoot aan een oorontsteking.
Mary moest terugkeren naar Schotland. Omdat haar moeder intussen gestorven was, werd ze een speelbal van de strijdende facties in dat land. De ene werd geleid door haar katholieke neef, Henry, Lord Darnley, de ander door de protestant James, Lord Bothwell. In 1565 trouwde ze met de eerste en kreeg in 1566 een kind van hem (de latere koning James).
Een jaar later werd Darnley vermoord op instigatie van Bothwell. Kort daarna nodigde Bothwell haar uit in zijn kasteel, waar hij haar verkrachtte. Daarop slaan de rr. 2 en 3 van sonnet, no. 5; rr. 4 en 5 betreffen een vijandelijk treffen waarbij Bothwell gewond werd. In de slotregel is het verleidelijk alliance ook te lezen als ‘trouwring’, maar volgens Robert dateert de eerste vindplaats van het woord in die betekenis van 1611.
Ondanks het onfortuinlijke begin van de verhouding werd Mary verliefd op Bothwell en beloofde ze met hem te trouwen als hij zou scheiden van zijn vrouw. Zo geschiedde. Ze trouwden in mei 1567. In een militaire confrontatie met de andere factie werd Mary vervolgens gevangen genomen en mocht Bothwell het land verlaten. (Hij werd gevangen genomen in Denemarken en stierf elf jaar later in de kerker).
Voor Mary begon een twintigjarig leven als gevangene, eerst van de haar vijandige Schotten die haar dwongen afstand van de troon te doen ten bate van haar jonge zoon (die ze na zijn eerste jaar nooit meer zou zien), toen van Elizabeth.
Mary was de hoop van de katholieken in en buiten Engeland en natuurlijk waren er complotten om haar op Elizabeths troon te krijgen. Pas in 1587 kon Mary voldoende in verband worden gebracht met een van die complotten om haar te berechten. Kort voor haar brute onthoofding (de beul had meerdere bijlslagen nodig) schreef ze in haar laatste gevangenis, kasteel Fotheringhay, een aangrijpende nabeschouwing over haar leven.
Op de ochtend van de executie schreef Mary een laatste gedicht, eerder een gebed, in het Latijn.
|