De Tweede Ronde. Jaargang 28
(2007)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |
Liederen
| |
2Ik streel 't ivoren bed -
Alleen in dromen deel ik nog zijn sponde.
De stukgeslagen ene helft is waar ik pleeg te slapen,
Maar wat de Hemel toebehoort, ontbeert helaas zijn luister.
Ik streel 't ivoren bed,
Hoop op mijn heer en koning.
| |
3'k Vervang het geurig kussen -
De ene helft verstoken van brokaat.
Dat is omdat ik sinds het najaar heen en weer blijf woelen,
En ook omdat het steeds doorweekt werd door mijn vele tranen.
'k Vervang het geurig kussen,
Hoop dat hij hier zal rusten.
| |
[pagina 180]
| |
4Ik spreid de groene deken -
Ik schaam me voor die trouwe eendenparen!
'k Herinner me dat die destijds ‘Gedeelde Liefde’ heette,
Maar nu bedekt hij slechts één brok van onvervuld verlangen.
Ik spreid de groene deken,
Hoop dat hij hier blijft slapen.
| |
5Ik installeer de klamboe -
Maar durf geen gouden haken op te hangen.
Ik neem de parels die 's nachts schijnen weg op de vier hoeken,
Zodat hun licht straks niet zal vallen op mijn smart en zorgen.
Ik installeer de klamboe,
Hoop dat hij mij begunstigt.
| |
6Ik haal een nieuw matrasje -
Steeds weer opnieuw rol ik het uit om niet.
Mijn grootste wens dat ik dat jade-blanke lichaam ben,
Mijn grootste angst dat u een trouweloze minnaar blijkt.
Ik haal een nieuw matrasje,
Hoop dat u mij bezoekt.
| |
7Ik vouw de slaapmat uit -
Van Koreaanse jade lachen bloemen,
Lachen om mij, omdat ik weer dit bed heb opgemaakt,
Terwijl de vreugde van een vrouw nog nooit een nacht lang duurde.
Ik vouw de slaapmat uit,
Hoop dat u hier zult toeven.
| |
[pagina 181]
| |
8Ik trek het kousje op -
Zo'n zilv'ren lamp moet altijd eender branden!
Alleen wanneer u komen wilt, verspreidt hij stralend licht;
Een walmend vlammetje is alles wat hij mij zal gunnen.
Ik trek het kousje op,
Hoop dat u hier zult komen.
| |
9'k Ontsteek de wierookbrander -
Die kan mij op doen staan uit mijn depressie.
Wanneer je zegt dat ik mijn lichaam heb onteerd, bezoedeld,
Moet ik van deze wierookgeur nu diep doordrongen zijn.
'k Ontsteek de wierookbrander,
Hoop op uw welbehagen.
| |
10Ik span het hakkebord -
Het klinkt precies als zang van wielewalen.
Zodra ik maar een wijze speel van echtelijke liefde,
Klinkt buiten voor het raam de stem van stormwind en van regen.
Ik span het hakkebord,
Hoop dat u mij zult horen!
| |
[pagina 182]
| |
Lied in het aangezicht van de doodDoor schamel geluk, helaas, gewerd me grote zegen:
Ik werd gekoppeld, ach! aan Zijne Majesteit
Dankzij de bescherming door het hoogste zwerk
Deelde ik in de luister van zon en van maan.
Door een goede fortuin bevestigde ik mijn positie
Toen plotsklaps de Voorste Ster zijn glorie verspreidde.
Ik onteerde wellicht door een misstap de Keizerlijke Sponde,
Toch beging ik geen zonde jegens de Vooroudertempel.
Ik hoopte op ordelijke wijze U raad te verschaffen
En op de Deugd van Yang naar te hemel te rijzen.
Hoe kon ik weten dat onheil mij onverwachts zou treffen,
Door laster werd ik besmeurd, ach! vanuit het Paleis.
Mijn geopend hart wilde ik U tonen om mijzelf te verklaren,
Ik hoopte op het kerende licht van de heldere zon.
Maar hoe zou ik als een vrouw uit het volk vol schaamte
De vliegende rijp doen dalen om het land te straffen?
Ik kijk naar mijn kinderen - geschokt door verdriet;
Neem afscheid van mijn gevolg - gewond door treurnis.
Samen met het westelijk zonlicht zal ik spoedig zinken -
Hoe plots mijn afscheid van de Peper-Kamers!
Ik klaag tot Hemel en Aarde, ben ten prooi aan ellende,
Wanneer komt in eeuwigheid een einde aan mijn leed?
Maar waarom zou ik me nog bekreunen om een enkele dag,
Beseffend dat eenmaal geboren wij gedoemd zijn tot lijden?
|