De Tweede Ronde. Jaargang 28
(2007)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Ludwig II, de waanzinnige
| |
[pagina 54]
| |
en genotzuchtig wezen zullen daar misschien ook het nodige toe bijgedragen hebben. Ze moet op een keer hebben verzucht: ‘Ik lees nooit een boek en begrijp gewoon niet hoe iemand het in zijn hoofd haalt ooit iets te lezen.’ Wellicht vind je hierin ook de verklaring dat de zoon, die nooit door mama geliefkoosd schijnt te zijn, zijn leven lang aversie koesterde jegens vrouwen. Dwong het koningschap hem al meteen tot een militaire actie die hem pijn deed, zwaarder nog ging hij gebukt onder zijn homoseksuele gevoelens. Het bezorgde hof en de verontruste staatslieden om hem heen bleven erop aandringen dat hij zich zou voortplanten, maar hij gaf de voorkeur aan paardenritten en het hardop reciteren van gedichten met zijn aide-de-camp, prins Paul Maximilian Lamoral von Thurn und Taxis, en met andere jongelieden. Op een gegeven moment dwong men hem zich te verloven met zijn nichtje Sophie, het jongere zusje van Elisabeth. Dat was op 22 januari 1867. Zijn wanhoop was zo groot dat hij tegen de secretaris-generaal van het hof zei dat hij zichzelf liever in een Alpenmeer verdronk dan te huwen. Als teken van zijn goede wil liet hij een bruiloftskoets bouwen ten bedrage van een miljoen goudgulden, destijds het betaalmiddel in Beieren. Het vorstelijk huwelijk werd gepland in augustus, uitgesteld tot 12 oktober, opnieuw verschoven, en in december verzocht de vader van de bruid hem te kiezen of te delen. Hij verbrak de verloving. Vlak daarvoor vertrouwde hij het volgende aan zijn dagboek toe: ‘Het is over met Sophie. Haar naargeestige beeltenis vervaagt. Ik smachtte naar vrijheid, ik dorstte naar vrijheid, om nu te ontwaken uit die verschrikkelijke angstdroom.’ Kort daarvoor schreef hij in zijn wanhoop aan Richard Wagner, de componist die hij bewonderde, zo niet verafgoodde: ‘Och, kon ik maar op een tovertapijt naar jou in het liefelijke, vredige Tribschen worden gevlogen, al was het maar voor een uur of twee. Wat zou ik ervoor over hebben daartoe in staat te zijn!’ Tribschen was het huis in Luzern in Zwitserland dat hij de componist had geschonken. Op een gegeven moment had de clerus eindelijk de stok om Ludwig mee te slaan: Wagner moest worden verbannen, zogenaamd omdat het godvruchtige Beierse volk er aanstoot aan nam dat Wagner een buitenechtelijke relatie onderhield met Cosima,Ga naar eindnoot2. nota bene de vrouw van de dirigent Hans von Bülow, aan wie hij zoveel te danken had en die o.a. Tristan voor het eerst had opgevoerd. Op 21 november, kort voordat het huwelijk definitief werd afgeblazen, | |
[pagina 55]
| |
schreef Ludwig aan Richard Wagner: ‘Ik schrijf deze regels terwijl ik bij het licht van een eenzame lamp in mijn knusse gotische koepelvenster zit; buiten woedt de sneeuwstorm. Hier binnen is alles vredig. De stilte werkt stimulerend, terwijl ik me in het getier van de wereld ellendig voel. [...] Voor me staat de buste van die ene, mijn ware vriend, van wie ik tot aan mijn dood zal houden. Kreeg ik maar de kans om voor jou te sterven.’ Met Wagner zijn we terechtgekomen in de problematische relatie tussen de vorst en de componist. Wat dat betreft heeft Martin van Amerongen - overigens op niet te overtreffen wijze - het gras voor mijn voeten weggemaaid. In het hoofdstuk ‘Een intrige tegen koning Ludwig II’ in zijn Wagner-boekGa naar eindnoot3. beschrijft hij, omdat hij niet kan kiezen tussen bewondering voor en verachting van de twee, met de hem eigen ijzersterke ironie hoe de vork aan de steel zat, en rekent hij af met de onuitroeibare roddelpraatjes die daarover de ronde doen. Wat ik bij van Amerongen wel mis is het ontbreken van verbazing over de onderlinge genegenheid van een wel bijzonder wonderlijk span. Richard Wagner werd met August Röckel en Michael Bakoenin in 1848 als een van de gevaarlijkste revolutionairen beschouwd. Röckel en Bakoenin werden tot vele jaren celstraf veroordeeld, omdat ze alle vorstenhuizen wilden uitroeien. Wagner maakte zich op tijd uit de voeten. In het revolutiejaar 1848 was zijn pamflet Die Revolution verschenen waarin hij schrijft: ‘Vernietigen wil ik de bestaande orde der ideologieën die de ondeelbare mensheid in vijandige volken, in machtigen en zwakken verdeelt, in rechthebbenden en rechtelozen, in rijken en armen, want ze maakt uit allen slechts ongelukkigen.’ En zo voort. Hij richt zich in het geschrift met name tegen de rijken. Prins Ludwig, de latere koning, behoorde tot de door hem verfoeide, met een groot fortuin gezegende onderdrukkers. Wagner, die met de door hem levenslang bewonderde vriend Heinrich Heine asiel had gevonden in Parijs, was er getuige van hoe in 1871 zijn makkers, de communards, met wie hij nachten achtereen over de verwerkelijking van een humane vorm van socialisme had gedebatteerd - hij had een bloedhekel aan Marx' communisme - zonder ook maar iets van hun idealen te hebben bereikt, werden afgeslacht. Dit was niet de weg naar de bevrijding van de onderdrukte mens. Hij had ook de in die tijd modieuze Schopenhauer bestudeerd en was daardoor somber | |
[pagina 56]
| |
gestemd over elk toekomstperspectief van de mensheid in het algemeen en over culturele vooruitgang in het bijzonder. In zijn dagboek stond te lezen dat hij alle hoop opgaf dat er ooit nog een opera van hem zou worden opgevoerd. In het algemeen wordt aangenomen dat de prins voor Wagner viel, omdat zijn geliefde gouvernante Sibylle Mailhaus, later barones von Leonrod, hem een brief stuurde waarin ze haar verrukking weergaf over een opvoering van Lohengrin in München. Ze stuurde Ludwig alle beschikbare libretto's van Wagner toe. Ook las hij enthousiast diens Die Kunst der Zukunft en Zukunftsmusik. Er stond een allesbehalve van vooruitstrevend denken getuigende droomwens in. Achteraf doet de hunkering erg denken aan een liedje uit een Disney-film: Someday my prince will come. De prins kwam en beloofde alles voor hem te willen doen. De gedachte aan Disney is overigens allesbehalve gezocht. Walt Disney kopieerde voor zijn tekenfilm The Sleeping Beauty het sprookjeskasteel Neuschwanstein dat Ludwig had laten bouwen en in alle Disneylands ter wereld staat een keurige replica van het kasteel. ‘Persoonlijk heb ik het idee, dat Ludwig was voorbestemd als “de prins die als enige de zuiverheid en het voortbestaan van de Duitse kunst nog kan redden.”’(Wagner) Het is bekend dat het kind Ludwig niet alleen thuis, maar ook op school buitengewoon hardhandig werd opgevoed. Uit het geval Schreber weten we waartoe dit kan leiden. Zijn vader liet hem en zijn broer op Spartaanse wijze grootbrengen. Klaagde een van de huisleraren bijvoorbeeld dat Ludwig een les niet goed had geleerd, dan kreeg de man de opdracht Ludwig eigenhandig met een stok te tuchtigen. Zodra echter de vakantie was aangebroken, logeerde hij in het paleisachtige kasteel Hohenschwangau dat zijn vader tussen 1832 en 1836 in middeleeuwse stijl aan de rand van een Alpenmeer had laten restaureren. (It runs in the family.) Daar voerde hij de wilde zwanen in het door hoge bergen omgeven meer en tekende de vogels menige keer. Op de muren van het kasteel had vader talrijke gotische fresco's laten aanbrengen die taferelen vertonen uit oude sagen, zoals de Nibelungen, Tristan und Isolde en uit de legende van de ‘zwanenridder’ Lohengrin. In zijn vertwijfeling jegens de kille ouders en opvoeders moet hij zich met deze in zoveel Duitse gedichten bezongen ‘edele’ vogel hebben geïdentificeerd. Hij liet later deurknoppen en kranen in de vorm van zwanen | |
[pagina 57]
| |
uitvoeren en op zijn kussen was een zwaan geborduurd. Overigens vond Wagner dat Ludwig qua persoonlijkheid meer op Parzival leek. Vandaar dat Ludwig in zijn kasteel Neuschwanstein een gigantische zaal inrichtte als de paleiszaal van kasteel Monsalvat waar de heilige handelingen in de Keltische sage plaatsvonden. Tijdens zijn verblijf in papa's Hohenschwangau was hij vaak bij het gezin van de slotbewaarder, Franz Schramm. Hij speelde er, bevrijd van zijn verplichtingen als kroonprins, doodgewone spelletjes met Schramms zoontje Max. Tot de Spartaanse opvoeding behoorde volgens zijn vader dat zijn zoons op strikte tijden een zeer bescheiden maal mochten innemen. Bij de Schramms vielen ze letterlijk met de neus in de boter als moeder Anna de uitgemergelde kereltjes over de vloer kreeg, Franz Schramm vertelde de leergierige Ludwig ook alle legendes die over het kasteel de ronde deden en legde de reliëfs op de muren uit. Toen Ludwig koning was geworden bleef hij contact met Schramm houden en zag erop toe dat hij betrokken bleef bij de uitvoering van zijn bouwplannen. Overigens is alle achterklap dat hij de kostbare kastelen en het voor de haute volée sacrale Festspielhaus in Bayreuth had laten bouwen op kosten van de belastingbetaler en dat het volk daarom zijn aftreden eiste, larie. Wie wil weten hoe ‘zijn volk’ over hem denkt, moet maar eens zijn tombe in de Michaëlsdom in München met de altijd verse bloemenhulde bezoeken. Zijn hart rust volgens de Beierse traditie in een zilveren urn in de Gnadenkapelle in Altötting. De Beiers houden nog steeds van hun geliefde en, toen hij nog niet dwangmatig begon te vreten, beeldschone koning, op het paard gezeten in speciaal voor hem ontworpen fantasie-uniformen vol nestels en troedels. Tot op de dag van vandaag noemen ze hem in hun dialect unsa Kini (‘ons koninkie’). De Beiers zijn nog steeds verknocht aan hun koningshuis. In 1870 werden ze ingelijfd in het Tweede Rijk, maar toen de Bondsrepubliek werd opgericht wist Beieren een status aparte binnen de bond te bedingen en het zou me niet verbazen dat, als de politieke tegenstellingen tussen links en rechts in de heetgebakerde bevolking van het berglandje tot een burgeroorlog zouden leiden, de vorst terug zou worden geroepen om orde op zaken te stellen. De werkelijke agitatoren tegen hem waren zijn familieleden, uit het geslacht Wittelsbach. Ze zagen een aanzienlijk deel van hun uitgebreide familiebezit door de kostbare quasi-middeleeuwse | |
[pagina 58]
| |
burchten en paleizen die Ludwig liet oprichten en in zijn vaak slechts ten dele voltooide luchtkastelen in rook opgaan. De deelstaat Beieren verdient er jaarlijks miljoenen mee. Toen de mensen om hem heen, onder aanvoering van zijn oom Luitpold (die de troon zelf aspireerde) hem kwijt wilden raken, werd zijn nogal ongewoon nachtelijk gedrag als teken van zijn krankzinnigheid aangevoerd. Nu is echter bekend dat de serotonine tijdens neerslachtigheid het dag-nachtritme omkeert. Terwijl ‘gewone’ stervelingen de wekker vroeg in de morgen laten afgaan, verlaten anderen in een downperiode pas om vier uur in de middag hun bed, doen boodschappen, bezoeken bioscoop of theater, maken een wandeling door de verlaten straten. En draaien tenslotte overigens de alle Seresta overtreffende dvd LudwigGa naar eindnoot4. van Luchino Visconti op hun scherm. Het dunkt me overigens alleszins acceptabel dat een niet onbemiddelde vorst enigszins exquiser vertier zoekt. Ludwig liet zich bijvoorbeeld, zoals hierboven vermeld, diep in de nacht naar afgelegen dorpjes hoog in de Alpen rijden, verraste de eenvoudige landlieden die door het ongewone geratel van zijn koets wakker waren geschrokken met zijn aanwezigheid, waarop ze hem luid toejuichten. Wie mocht menen dat hij de ritten ondernam om zich als eens Haroen al Rashid of de verlichte koning Friedrich van Pruisen populair te maken heeft het mis. Ook zijn niet-onderdanen in het maar enkele kilometers verderop liggende Oostenrijk hoorden zodra er sneeuw lag 's nachts vaak de belletjes van zijn arreslee. Al eerder noemde ik Ludwigs al dan niet betrouwbare dagboek, dat hij van 1869 tot aan zijn dood bijhield. Het beschrijft de worsteling met een homofiele geaardheid van een man uit de negentiende eeuw. Hoewel zijn geliefde vaderlijke leraar Döllinger hem, vooral nadat paus Pius IX zich in 1870 onfeilbaar had verklaard, ervan poogde te doordringen dat de rooms-katholieke leefregels met een korreltje zout moesten worden genomen en hem zelfs ertoe bewoog stelling te nemen tegen de klerikale meerderheid als die pogingen ondernam de ruimdenkende regering onder minister Pfretzschner ten val te brengen, bleef het journal intime steeds weer (overigens in het Frans) getuigen van zijn wanhoop: ‘Ik zweer vandaag de 21ste januari, verschrikkelijke herinnering aan de datum waarop de koning van Frankrijk en Navarre, Lodewijk XVI, werd vermoord, plechtig dat wat gisternacht plaatsvond [meestal bevre- | |
[pagina 59]
| |
digde hij zichzelf kijkend naar staljongens of jonge soldaten] voor altijd de laatste keer was - ik zet er mijn Koninklijk Bloed voor in! - (bij de Heilige Graal!) pertinent de laatste keer, op straffe dat ik ophoud koning te zijn!’ Misschien dat de onophoudelijke verdachtmakingen door de kerk (was zijn biechtvader soms indiscreet over zijn onanie?) hebben bijgedragen tot zijn misère. In een dagboeknotitie van 1878 geeft hij zichzelf als koning het bevel zich nooit meer te bevlekken: ‘Au Roy. In deze brief vindt u het bevel en hiermee ook de noodzaak en mogelijkheid van algehele onthouding, zelfs van het kussen, anathema in aeternum! Derhalve overwonnen op een leeftijd van 32 jaar en niet helemaal drie weken als laatste tegenslag, rakelings langs totaal door de knieën gaan. Nacht op de 13de sept. 77 vervloekt de oogverblindende gedaante die onze zinnen binnendringt. Gezworen nooit en nimmer, nimmer meer.’ De kerk had nog andere redenen om Ludwig kwijt te willen zijn. In die tijd bereikte het ultramontanisme zijn hoogtepunt. Uit fragmenten in Ludwigs dagboek blijkt dat hij het koningschap beschouwt als hem door God gegeven. De paus dient af te zien van wereldlijke macht. Mij trof een wel heel droevige passage in zijn geheime dagboek: ‘De par le Roy. Het hele jaar niet meer kussen. Uit de lelieGa naar eindnoot5. de kracht gewonnen om alle aanvechtingen het hele jaar te weerstaan. - LR.’ Wat mij raakte was dat het handschrift niet van de koning zelf is, maar van Richard Hornig,Ga naar eindnoot6. Ludwigs jarenlange hofstalmeester en vertrouweling. Toen ik ooit het tweeduizend pagina's tellende dagboek van een ander hoogadellijk persoon, August Graf Von Platen, begon te vertalen trof ik dezelfde wanhoop aan. Von Platen ging zover dat hij in zijn vertwijfeling nu en dan in het Frans of Italiaans zijn toevlucht zocht omdat het Duits geen woorden kende om de intieme gevoelens tussen gelijkgeslachtelijke mensen weer te geven. Bij Ludwig zie je dat hij soms tot het Frans zijn toevlucht neemt. Von Platen was even mensenschuw en eenzaam. Ik had toen het idee dat, afgezien van enkele korte ontmoetingen, de enige levensgezel met wie hij echt kon praten zijn dagboek was.Ga naar eindnoot7. Ludwig koos eveneens het dagboek als vertrouweling. Enige literaire vaardigheid kan hem niet worden ontzegd, maar het overstijgt niet de kwalificatie van uniek document humain. Het scheppen van een hoogtepunt uit de wereldliteratuur, waarin Von Platen slaagde, was voor hem niet weggelegd. Daarbij ga ik voor een deel af op de beoordeling door anderen omdat ik slechts een flintertje van zijn oorspronkelijke | |
[pagina 60]
| |
zeer omvangrijke drie dagboeken heb kunnen inzien. Daarbij afschriften van afschriften. De drie oorspronkelijke volumineuze banden zijn in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan.Ga naar eindnoot8. Alle door mij weergegeven citaten zijn bijgevolg onbetrouwbaar. Ik vond enkele niet onaardige dagboeknotities waarin Ludwig van proza overgaat op poëzie. ‘Du nahst als Gottgesandte, ich folg’ aus holder Fern, so fährst du in die Lande, wo ewig strahlt dein Stern.’ Of: ‘Ein Engel bat für dich auf Erden; schon schwebt Er segnend über Dich [...] wenn Sie entschwebt vom Thal der Erden, ein sel'ger Engel dort zu werden!’ Maar boven een zekere gymnasiale poëtische vervoering stijgt dit niet uit. Ludwig werd vanwege zijn vermeende zondigheid steeds mensenschuwer. Hij liet bijvoorbeeld in zijn slot Lindenhof een ingenieuze liftachtige installatie naar zijn eetzaal ontwerpen waarmee een rijk met spijs en wijnen beladen tafel uit de vele verdiepingen lager gelegen keuken naar boven werd gebracht in tijden dat hij dagenlang niemand, zelfs niet zijn meest vertrouwde bedienden, om zich heen kon velen. Nauwelijks op de troon kreeg hij, zoals eerder vermeld, te maken met afschuwelijke politieke verwikkelingen, waardoor hem een groot deel van de status die hij nooit ambieerde, maar die hij in tweede instantie toch aangenaam vond, werd ontnomen. De Duitse vorstenhuizen vielen voor de intrige van Bismarcks Emser Depesche en kroonden de koning van Pruisen na lange deliberaties in Versailles in de spiegelzaal van Lodewijk XIV tot keizer. Ludwig was absent: hij had kiespijn. Hij hoefde ook niet aanwezig te zijn want Bismarck had hem (tegen een royale jaarlijkse gift) een aanbeveling laten schrijven. De afgevaardigde van Baden zei daarover: ‘Het ligt nauwelijks voor de hand dat er nog ooit een Beierse koning zal zijn die de keizerskroon aan iemand aanbiedt omdat hij kiespijn heeft.’ In wezen was Beieren alle macht over zijn territoir kwijt en werd Ludwig tot een operettekoning gedegradeerd. Wie weet is de afwezigheid van Ludwig ook wel te verklaren uit zijn immense bewondering voor de Franse koningen, en vooral voor hun levensstijl die na de revolutie van 1848 onmogelijk was geworden. Zijn verering ging zover dat hij tijdens het maal vaak een buste van Lodewijk XVI en van Marie Antoinette tegenover zich op tafel liet plaatsen. Hij organiseerde zelfs privé-voorstellingen van weinig bekende stukken in het Frans, waarvan hij vermoedde dat de Zonnekoning ze ook had | |
[pagina 61]
| |
gezien, en kinderachtig of niet: hij liet de Spiegelzaal waarin door de kroning van een Pruis tot keizer zijn grootste vernedering had plaatsgevonden in het paleis Herrenchiemsee nabouwen, maar dan enkele meters langer. Anderzijds was hij ook bescheiden: hij noemde zichzelf de ‘Maankoning’. Toen hij door de afgedwongen alliantie met de nieuwbakken keizer werd gedwongen aan de Pruisisch-Franse oorlog deel te nemen kende zijn ellende geen grenzen. Hij nam niet eens de parade van zijn leger af toen dit zegenrijk naar München terugkeerde.
De staatsgreep die Luitpold op de troon hielp, werd gesanctioneerd door een krankzinnigheidsverklaring van de hand van zekere Dr. Bernhard von Gudden, alsmede door drie andere artsen die hem geen van allen ooit ontmoet hadden. Heel wat mensen uit zijn omgeving stonden erop ontlastende verklaringen af te leggen: in hun ogen was Ludwig hooguit een beetje apart. Zijn kabinetssecretaris verzamelde driehonderd eigenhandig door de koning geschreven brieven, waaruit zonneklaar zijn geestelijke gezondheid bleek. De commissie weigerde er nota van te nemen.
Over zijn zogenaamde zelfmoord zijn talrijke speculaties in omloop. Op de twaalfde drong een afvaardiging van de regering door de verontruste menigte rond Neuschwanstein en bracht de koning onder protest van de onderdanen, die zich niet durfden verzetten, gewapenderhand over naar het makkelijker te beveiligen kasteel Berg aan de oever van het Starnbergermeer. Het is zeker dat hij op de avond van 13 juni 1886 met zijn zenuwarts, professor Bernhard von Gudden een wandeling langs de oever van het Starnberger meer ging maken. Toen ze niet terugkeerden ging men naar ze op zoek en trof professor Gudden met ingeslagen schedel en de koning drijvend in het water aan. Als meest waarschijnlijke theorie geldt tegenwoordig dat zijn gewiekste oom Luitpold hem uit de weg liet ruimen. Daarop wijst de bliksemsnelle afwikkeling door het justitiële apparaat. Hijzelf had er al een voorgevoel van. Op 10 juni 1886 stuurde hij de volgende proclamatie naar het Bamberger Nieuwsblad: ‘Prins Luitpold is tegen mijn wens van plan de regering van mijn land over te nemen, en mijn eerste minister heeft gebruik makend van valse verdachtmakingen ten opzichte van de staat van mijn gezondheid mijn geliefde volk om de tuin geleid en staat op het punt zich schuldig te | |
[pagina 62]
| |
maken aan hoogverraad. [...] Ik doe een beroep op iedere loyale burger van Beieren om zich te scharen onder mijn getrouwe onderdanen en het voorgenomen verraad jegens de koning en het vaderland tegen te houden.’ Het nieuwsblad drukte de proclamatie af, maar de complete oplage werd door de autoriteiten in beslag genomen. De precieze toedracht zal wel altijd in nevelen gehuld blijven. De autoriteiten beweerden achteraf dat de koning zich tijdens een avondwandeling met zijn psychiater op 13 juni van het leven zou hebben beroofd. Alleen is zelfmoord door verdrinking hoogst onwaarschijnlijk gezien het feit dat de koning een enthousiast en geoefend zwemmer was en het water waarin hij werd gevonden slechts tot borsthoogte reikte. Bovendien bleek tijdens de autopsie geen water in zijn longen aanwezig te zijn. Hoewel we hier weer eens met een moord zoals die op Kennedy en zoveel andere hooggeplaatste persoonlijkheden te maken hebben - daarover blijven altijd en eeuwig speculaties de ronde doen - houd ik het er op dat de koning zo de pest had aan de inderdaad fielterige Gudden, dat hij met een later gevonden bebloede steen diens schedel insloeg en toen geschrokken van zijn daad ging pootjebaden, maar door de emotie en door het ook in de zomer ijskoude water van het meer een hartaanval kreeg. Maar ik vrees dat dit een uit rechtvaardigheidsgevoel ingegeven romantische uitleg is. |
|