De Tweede Ronde. Jaargang 28
(2007)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
RattenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 33]
| |
Die middag, na kerk, zegt Laurens dat hij gek wordt. Dat zijn moeder hem betrapt had met een blote dames-blaadje en dat ze dat tegen de priester heeft gezegd. En dat de priester vorige week tegen hem zei dat hij dat niet meer mag doen. Anders gaat hij naar de hel. Hij zegt dat hij het niet meer volhoudt. Hij zegt dat hij nu zelfs geil wordt van de borsten van zijn kleine zusje. Ik zeg dat ik naar de hel ga omdat ik die kat in zijn oog heb geschoten. Laurens zegt dat er wel meer redenen zullen komen waarom ik naar de hel ga. Hij zegt dat naar de hel gaan onvermijdelijk is.
Ik loop achter hem aan, tussen de achterkanten van de huizen en de sloot. En bij elke tuin en achtergevel kijken we even naar binnen, naar het geheime leven van elk huis. Met moeders, die in de keuken eten aan het klaarmaken zijn. Met vaders, die met hun kinderen aan een tafel zitten en hun kinderen iets leren. De sloot ruikt alsof er net iemand naar de wc is geweest. Dit is ons jachtterrein. Elke zondag gaan we met de windbuks van Laurens en mijn katapult op rattenjacht. Laurens woont bij ons in de straat en zit al op de middelbare school. Zijn moeder heeft dezelfde littekens als mijn vader.
Dan is er het geluid van iets dat in het water springt en in het water zijn er golfjes in de vorm van een V. De makkelijkste manier om ze te raken is wanneer ze in het water zwemmen, en ze daarna snel uit het water te halen voordat ze zinken. Laurens drukt het geweer tegen zijn schouder en wang en haalt met zijn wijsvinger de trekker over. En niets. Geen windbuksgeluid. Geen kogeltje-in-het-water-geluid. Geen rat-wordt-door-kogel-geraakt-geluid. Niets.
Dit is een ramp. De Diana heeft ons nog nooit in de steek gelaten. En ik vraag Laurens, terwijl hij achter elkaar de trekker overhaalt, of er wel een kogeltje in zit. Laurens kijkt boos, geeft me de buks aan en zegt dat ik het maar moet proberen met mijn slimme vragen. Ik hou mijn armen strak langs mijn lichaam en zeg dat ik dat ding niet mag aanraken, dat de ratten anders mijn gezicht opeten. | |
[pagina 34]
| |
De Diana is kapot. Dit gaat ons vele goede guldens kosten. Laurens loopt voor me uit langs de huizen en de sloot. En ik roep tegen hem dat we nog altijd de katapult hebben. Maar Laurens schudt nee en slaat al lopend de Diana en blijft de loszittende trekker overhalen.
Drie met-de-katapult-gemiste-ratten verder, zijn er opeens stemmen. Een mannenstem zegt dat iemand een vuile slet is. En een vrouwenstem maakt geluiden die lijken op die van een rat die door onze Diana is geraakt. Laurens draait zich naar mij om en doet alsof hij zijn mond dichtritst. Hij loopt een stuk door en kijkt, door een heg, een achtertuin in. Ik ga naast hem staan en in de achtertuin staat een man met zijn broek naar beneden en achter hem ligt een vrouw met haar buik op een houten ton. De man is met zijn witte billen aan het trillen en zorgt ervoor dat de vrouw en de ton ook trillen.
Laurens geeft mij de buks aan en gebaart dat ik weg moet gaan. Ik wijs naar de Diana en schud nee. Laurens kijkt boos, duwt de buks in mijn handen en zonder geluid zeggen zijn lippen dat ik op moet rotten. Ik loop met de kapotte Diana, tussen de toppen van mijn vingers en duim, weg. De loop van de Diana wijst naar de wolken. Ik ga dat ding echt niet ergens op richten, als ik weet wat goed voor me is. Wanneer ik omkijk zie ik Laurens ook trillen.
Dan opeens kreunt de witte billen-man heel hard en de stem lijkt op die van mijn vader. En niet dat ik het expres doe, want ik weet heus wel wat goed voor me is, maar de buks valt uit mijn handen op de grond. Ik hoor het windbuksgeluid en iets steekt me in mijn linkeroog. Ik schreeuw en val achterover in de sloot.
Daarna lig ik in bed. En ik zie de wereld met één oog. Mijn vader komt mijn slaapkamer binnen, met een soort van rol touw. Als ik had geweten wat goed voor me was, dan was dit niet gebeurd. Die ratten zullen heel mijn gezicht opeten. Hij knipt een paar lange stukken van de rol af. En ik strek mijn benen richting het voeteneind en leg mijn handen boven mijn hoofd met de polsen tegen elkaar. Mijn vader komt naar mij toe met de lange witte banden en zegt dat | |
[pagina 35]
| |
hij zo klaar is als ik stil lig. Dan haalt hij het verband los van mijn hoofd en legt met de afgeknipte witte banden een nieuw verband aan. Mijn vader staat op, buigt voorover, en duwt zijn littekens tegen mijn voorhoofd.
De week erna hoef ik niet naar school en de zondag daarna hoef ik ook niet naar kerk. Die zondag, na kerk, met nog steeds het verband om mijn hoofd, komt Laurens me opzoeken om te zeggen dat hij weggaat. Hij zegt dat hij naar een speciale school wordt gestuurd waar hij ook moet wonen en slapen, omdat hij aan de borsten van zijn zusje heeft gezeten. |
|