De Tweede Ronde. Jaargang 28
(2007)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Kralen
| |
[pagina 132]
| |
gehad. Met het zelfvertrouwen van een instinctieve kunstenaar had ze sierlijke, vloeiende lijnen bespikkeld met minuscule blaadjes en bloesems gecreëerd. ‘Ik hoop maar dat Mickey hem wil dragen,’ zei Jenny, ‘na al het werk dat erin is gaan zitten!’ Er verscheen een lichte frons op Mary's gezicht. ‘Het was toch verstandiger geweest,’ merkte ze op, ‘dat vooraf met haar te overleggen...’ Jenny, die nog steeds vol bewondering naar het borduurwerk keek, slaakte een zucht: ‘Ze was weer in zo'n bui. Zei dat ze geen kledingadviezen van mij nodig had. Ze weigerde erover te praten.’ Jenny glimlachte droef terwijl ze overeind kwam. ‘Ze is zo kwaad op me! Sinds de scheiding doet ze zo tegen me. Iedereen zegt dat ze er wel overheen zal komen, maar ze neemt er wel de tijd voor.’ Ze schudde de blouse uit om ongeveer een indruk te krijgen van de maat en het model, hield hem tegen haar boezem. Ze zei: ‘Ik denk dat hij mij zelfs zou passen, met een beetje goeie wil. Zo wijd is hij. Wat vind jij? Te jong?’ Ze vervolgde zonder een antwoord van haar zus af te wachten: ‘Maar het zou wel zonde zijn, als Mickey hem niet wil. Zo'n mooie blouse...’ Haar stem klonk weemoedig. Zelfs nadat ze het kledingstuk aan Farida hadden teruggegeven, bleven de twee Engelse memsahibs daar staan, op de brede veranda aan de voorzijde van Mary's appartement op de eerste verdieping. De harde schittering van de Noordindiase zomer werd buiten gehouden door jaloezieën van dunne reepjes bamboe. Eén kant van de veranda stond vol potplanten met grote bladeren. Aan de andere kant was de deur van de logeerkamer waar Jenny en Mickey sliepen. Een ventilator aan het plafond bracht de vochtige lucht in beroering met een druk tik-tiktakkend geluid. Farida zat op een wit-zwarte katoenen dhurry, naast de planten. Haar kralen waren gesorteerd in twee stapels ronde, op elkaar passende doosjes. Beide stapels waren nu ontmanteld, de doosjes stonden voor haar uitgestald als het palet van een schilder. De ene stapel bevatte ronde kraaltjes in subtiele tinten - turkooisblauw, witte maneschijn, parelroze, het groen van eendekroos. De andere stapel bevatte langwerpige kralen als gepolijste rijstkorrels in harde kleuren: zwart, rood, oranje, goud en zilver. Op een laag platform naast haar stond haar vaders oude handnaaimachine. Hij had jarenlang als reizend kleermaker de ronde gedaan langs zijn vaste klanten in de deftige huizen van de hoofdstad. Door een verkeersongeluk was hij | |
[pagina 133]
| |
kreupel geworden zodat hij nu aan huis gekluisterd was. Farida was de oudste van zijn drie dochters bij zijn eerste vrouw. Toen hem werk werd aangeboden via de wasbaas van de buitenlanders, stuurde hij Farida in zijn plaats. De naaimachine zou voor de duur van het werk in het huis blijven staan, want voor Farida was hij te zwaar om heen en weer te sjouwen. Het was de eerste keer dat hij haar had belast met zo'n grote verantwoordelijkheid en ze was zich wel bewust van de eer. Farida kon slechts onsamenhangende fragmenten verstaan van het gesprek dat de twee bleke dames op enige afstand van haar voerden. De memsahib die op bezoek was had lichtgeel haar en leek jonger. De andere, die in het huis woonde, had donkerbruin haar en was langer en dunner. Ze waren allebei gekleed in een witte blouse met korte mouwen, maar de oudste droeg een ruime roombeige broek terwijl haar zuster was gekleed in een fel roze, bij het middel geplooide, wijd uitlopende rok. Jenny zei diverse keren een onbekend woord dat een beetje klonk of ze niesde: ‘...ontzaglijk...’ Dit gevolgd door: ‘Zou ze nog meer willen doen?’ en: ‘Het is toch niet voor te stellen dat zo'n talent zomaar verloren zou gaan!’ Mary mompelde: ‘We kunnen haar in elk geval vragen wat ze ervan vindt...’ Daarna stonden ze haar kennelijk samen op te nemen, want Jenny zei: ‘Het is echt een kleine schoonheid! Klassieke gelaatstrekken, zoals de beelden in dat museum gisteren -’ Die opmerking bezorgde Farida zo'n warm en licht gevoel in haar hoofd dat ze bijna ophield met ademen. In de vijftien jaar van haar leven had nog nooit iemand zoiets gezegd! Ze verried echter geen enkele reactie. Ze wist dat ze niet hoorde mee te luisteren met een gesprek dat niet voor haar oren bedoeld was. De twee vrouwen drentelden weg tot Farida ze niet meer hoorde. Even later waren ze door de glazen verandadeuren het gekoelde interieur van het appartement binnengestapt. Een vlaag kille lucht woei naar de plek waar Farida zat te werken. Ze had net een van de voorpanden van de blouse af toen een nieuwe vlaag koele lucht de neerhangende zoom van haar hoofddoek beroerde. Ditmaal echter was hij afkomstig uit de logeerkamer. Er was iemand uit die kamer naar buiten gekomen. Farida keek op om te zien wie het was, sloeg toen onmiddellijk haar ogen weer neer. Ze veronderstelde dat het Jenny's dochter Mickey moest zijn maar was toch in verwarring. De gestalte had wit haar, en het was extreem kort, alsof | |
[pagina 134]
| |
het was afgeschoren. Het was heel makkelijk haar voor een jongen aan te zien. Ze droeg een klein oranje topje, een soort hemdje, en wijde zwarte shorts van een glimmende, synthetische stof. De gestalte kwam langzaam naar Farida toe. Vervolgens ging ze precies aan het randje van de dhurry op haar knieën zitten en keek naar Farida's bezige vingers. Farida beet op haar lip, ze voelde zich bekeken en slecht op haar gemak en was bang dat ze van de zenuwen in haar vinger zou prikken en een vlek op de blouse zou maken. Maar ze keek niet op, reageerde op geen enkele manier op de aanwezigheid van het andere meisje. Er verstreken een paar minuten in stilte. Toen boog het vreemde jongensachtige meisje zich naar voren om Farida's aandacht te vangen en zei: ‘Het is hier te warm. Wil je alsjeblieft binnen komen zitten? In mijn kamer? Ik zou je graag willen zien werken.’ Ze sprak langzaam en zorgvuldig, naar de logeerkamer wijzend. Farida keek op en kroop weer in haar schulp. Ze voelde zich geïntimideerd, hoewel ze besefte dat het aanbod van het andere meisje vriendelijk bedoeld was. Ze had graag willen zeggen dat ze hier prima op haar plek zat maar voelde zich niet zeker genoeg van haar Engels. Daarom schudde ze haar hoofd, het meisje stom aanstarend. Van dichtbij zag ze er schrikwekkend uit. Ze had ogen als blauwe glazen knikkers maar dan omlijnd met dikke zwarte make-up, zodat het leek of ze een masker droeg. Haar lippen waren ook zwart geverfd. Er zaten zilveren ringetjes door de huid van haar wenkbrauwen, twee rechts, één links. Haar huid was doorschijnend bleek. Farida zag vage lijnen van blauwe aderen bij de ogen en in haar hals. Het zonlicht dat door de smalle repen bamboe van de jaloezie achter haar viel, gaf haar oren een lichtend roze randje. ‘Ik heet Michaela, afgekort Mickey,’ zei Mickey. Maar voor ze verder kon praten was haar tante Mary de veranda op gekomen. ‘Mickey,’ zei ze, ‘Ik heb liever niet dat je Farida stoort, lieverd. Ze heeft een hoop te doen en niet al te veel tijd om het af te krijgen. Bovendien denk ik dat je haar nerveus maakt -’ Mickey keek naar Farida met een woordeloze, smekende blik. Maar Farida wist beter dan de wil van een werkgever te trotseren. Ze hield haar ogen vast op haar borduurnaald gericht en ging door met haar werk. Mickey kwam zuchtend overeind, liep zonder iets tegen haar tante te zeggen terug naar haar kamer en smakte de deur dicht. Tegen de tijd dat Farida naar huis ging was het zeven uur in de | |
[pagina 135]
| |
avond. Ze woonde in Oud Delhi, ver ten noorden van het ruime appartement in Sunder Nagar waar ze de dag had doorgebracht. Ze moest twee keer op een andere bus overstappen voor ze haar halte bereikte, en dan nog twintig minuten lopen door zulke smalle straten dat er maar net vier mensen naast elkaar konden lopen. Fietsers, fietsriksja's, scooterriksja's, handkarren, zwerfhonden en zelfs een paar enorme, onverstoorbare gebochelde stieren streden om de doorgang in die straten. Elke vierkante meter was volgepakt met voetgangers die keurend langs de uitgestalde waren in open winkeltjes liepen. Elk etablissement was nauwelijks breder of hoger dan een kaptafel en alles was er te koop, van auto-onderdelen en nepjuwelen tot cassettebandjes en haarlinten. De stank van dieselrook vermengde zich met de scherpe geuren van uien, pepertjes en kurkuma van de talloze etenskraampjes tot een krachtige, verstikkende atmosfeer. Gaslantaarns schitterden verblindend fel boven zwarte ketels kokende olie. De koks zaten met glanzend, ontbloot bovenlijf in kleermakerszit op verhoogde vlonders boven de dampen, als gestaag doorwerkende robots. Met hun rechterhand gooiden ze pittige, in beslag gedoopte bhujia's of zoete, kleverige jalebees in de ketel, waarop de olie reageerde met een furieus spetterend geraas. Met de grote bakspaan in hun linkerhand visten ze de gefrituurde heerlijkheden eruit en deponeerden die in manden aan de voorkant. Zo snel als de manden werden gevuld werden ze weer leeggeplukt door de niet-aflatende stroom hongerige klanten. Sommigen waren op weg naar huis van hun werk, anderen begonnen net aan de nachtdienst of maakten hun avondwandeling. De daverende en dreunende, rammelende, toeterende, razend en ronkend knetterende kakofonie rondom zorgde voor een aanhoudende, nooit-verstommende achtergrond van hard rumoer. Farida's vader bezat drie piepkleine kamertjes twee verdiepingen boven het straatniveau, diep in het hart van dit district. Toen haar voeten de uitgesleten sporten van de twee ijzeren ladders naar haar huis beklommen, was de avond gevallen, hoewel de herrie en de drukte onverminderd aanhielden. Ze was de hele avond bezig haar twee stiefbroertjes te vertellen over de verbazingwekkende dingen die ze vandaag in het Grote Huis had gezien en gehoord. Zelfs haar stiefmoeder, Salma-bi, staakte de bereiding van het avondeten om naar Farida's verslag van haar belevenissen te luisteren. | |
[pagina 136]
| |
Veruit de boeiendste beschrijving was die van de jonge ‘Missiemem’, die Farida tot vanmiddag nog niet had gezien, hoewel ze al drie dagen in het huis werkte. ‘- Mijn eerste gedachte was: Wie is die jongen? Ze zag er totaal niet uit als een meisje! Ze had heel kort haar - nog korter dan dit -’ zei ze, het nagelkootje van haar rechterpink ophoudend - ‘en het was wit. Ze had wit haar! Kun je je dat voorstellen? En toch was ze nog maar even oud als ik, misschien nog jonger! Haar huid was doorschijnend! Ik zweer het - het is allemaal echt waar wat ik zeg -’ Tenslotte zei Salma-bi, toen het haar begon te vervelen dat alle aandacht uitging naar haar stiefdochter: ‘O, zo is het wel genoeg! Die kletsverhaaltjes voor de kinderen zijn allemaal leuk en aardig! Maar waarom vertel je ons niet iets belangrijks voor de verandering? Wat je vandaag verdiend hebt, bijvoorbeeld.’ Farida was blij dat ze Salma-bi ook op dit punt tevreden kon stellen: Honderdtwintig roepie voor drie ongeborduurde nachthemden en twee salwar kurta's. Plus de blouse waar ze nog aan bezig was. En... ze zweeg even voor ze met het beste nieuws kwam: de mem die op bezoek was, de moeder van dat vreemde jongensachtige meisje, wilde de mogelijkheid bespreken om Farida in te huren voor een grotere opdracht. Misschien wel tweehonderd nachthemden en kaftans, had ze gezegd, allemaal op bestelling, voor een of andere winkel of markt. Mary-mem had gezegd dat ze het nog op papier moest uitwerken om te kijken of het project financieel verantwoord was, maar haar jongere zus leek zo enthousiast over alleen al het vooruitzicht dat Farida het gevoel had dat ze wel optimistisch mocht zijn. Hiernaar luisterend werd Salma-bi wat milder gestemd, zodat ze goedkeurend bromde: ‘Nou! Dat wordt dan de eerste keer dat er iets goeds uit jouw handen komt - als het echt doorgaat. Wie weet wat er waar is van wat jij gehoord hebt? Zelf versta ik geen woord van dat hikketie-pikketie dat die buitenlanders met mekaar praten -’ Daarna hield ze haar hand op, om Farida's loon van die dag te ontvangen. Farida overhandigde het geld bereidwillig, wetend dat haar vader deze keer eens een gunstig rapport over zijn oudste dochter zou krijgen. Later, tijdens het afwassen nadat iedereen had gegeten, ving Farida een glimp van haar eigen gezicht op in het glanzende roestvrijstalen bord in haar handen. Ik, mooi? Welnee! Ik heb ze vast verkeerd verstaan, dacht ze bij zichzelf. Haar hele leven - haar eigen moeder was gestorven toen ze pas vijf jaar was - had ze alleen het aanhou- | |
[pagina 137]
| |
dend gesnier en geschamper van haar stiefmoeder gekend. Salma-bi liet geen dag voorbij gaan zonder haar eraan te herinneren dat zij, ‘zwart als een buffel’ immers, nooit een man zou vinden, zodat ze er beter alvast aan kon wennen zelf de kost te verdienen. Salma-bi had nauwelijks recht van spreken: zij had de kleur van een stevige aarden pot, van bruine, stugge klei. Maar haar twee zoontjes hadden de lichte huid van Farida's vader, en Farida's eigen jongere zusjes waren ook licht gekleurd. Hoewel ze nog geen tieners waren, ontstond er nu al beweging en geroezemoes onder de grootmoeders in de buurt. Nu al werden er toekomstige vrijers aangewezen onder de verkieslijke jongens. Nu al droegen de meisjes hun hoofddoeken met een zeker koket besef hoe ze hun knappe gezichtje het voordeligst konden omlijsten. Maar Farida? Ze wist dat er niemand belangstelling voor haar zou hebben. Ze glimlachte tegen het vervormde spiegelbeeld dat haar nu aankeek vanuit de koperen pot in haar handen, terwijl ze nog eens nadacht over de gebeurtenissen van die dag. Toen herinnerde ze zich een paar details die ze doelbewust had weggelaten. Haar gezicht werd donkerder. Ze had bijvoorbeeld niet de kleren beschreven die Mickey droeg. Farida vreesde dat ze geen toestemming zou krijgen naar dat huis terug te gaan als ze er wel iets over gezegd had, hoeveel ze er misschien ook zou verdienen. Alleen al het verhaal over dat blote topje en die schandalige shorts zou Salma-bi ervan overtuigen dat het huis een hol van ontucht was. Ze zou verklaren dat Farida er zou ontaarden en haar verbieden er nog heen te gaan. Dat was niet het enige. Bahadur, Mary-mems kok, had Farida gesproken toen ze die avond naar huis ging. Hij was een gedrongen, taai uitziende man, geen Indiër, maar afkomstig uit het bergkoninkrijk Nepal. Nepalezen stonden bekend om hun eerlijkheid en betrouwbaarheid, en waren daarmee het favoriete huispersoneel van de rijke buitenlanders. Niettemin was Farida bang voor hem geweest toen hij op haar eerste werkdag de deur voor haar opendeed. Hij zag er dreigend uit met zijn brede Mongoolse trekken, zijn kopergele huid en ogen die verscholen bleven onder zwaar geplooide oogleden. Er ging zelfs dreiging uit van zijn haar, het was zo kort geknipt dat het rechtop stond als rijen zwarte stekels. Hij had fronsend in haar richting gekeken, schijnbaar op het punt haar een ruwe opmerking toe te roepen, maar hij had zich moeten inhouden omdat zijn werkgeefster, Mary-mem, dicht in de buurt was. Dus toen hij vandaag degene was die haar uitliet, voelde Farida haar hart in haar keel bonzen, zo bang | |
[pagina 138]
| |
was ze voor wat hij misschien zou gaan zeggen. Hij had vluchtig om zich heen gekeken alsof hij wilde controleren of de kust veilig was, en daarna aangegeven dat hij met haar naar beneden wilde lopen om haar uitgeleide te doen tot het hek aan de voorkant. Zijn manier van doen bracht haar angst tot bedaren, want hij sprak tegen haar op de toon van een vriendelijke, goed bedoelende volwassene. Wat hij zei zorgde echter voor nieuwe verwarring. ‘Beter niet hier werken, meidje!’ zei hij tegen haar in zijn Nepalees gekleurde Hindi. ‘Beter voor je! Moeilijk uit te leggen. Die jonge mem - met het witte haar - die is... niet goed! Blijf bij haar uit de buurt.’ Daarna tikte hij tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘Er is iets mis daarbinnen. Daar zit iets los.’ Hij balde zijn rechterhand tot een dikke, vlezige vuist en draaide die wiebelig rond om te duiden op een slecht functionerend motoronderdeel. Farida had niet geweten wat ze hierop moest zeggen. Bahadur, die aan haar gezichtsuitdrukking merkte dat hij haar slechts in verwarring bracht, schudde alleen nog een paar keer zijn hoofd voor hij haar liet gaan. Ze was blij dat ze niet bang voor hem hoefde te zijn. Integendeel, door te proberen haar te waarschuwen, gaf hij blijk van zijn verlangen haar te helpen. Toch kon ze zichzelf er niet toe brengen zijn advies op te volgen. Het werk was haar enige kans op een betere toekomst, die sinds de dood van haar moeder wel erg somber was geworden. Farida's mond verstrakte terwijl ze het laatste eetgerei opborg. Wat er ook gebeurde, ze stond er alleen voor. Ze had een portie rijst met linzen apart gezet om op te eten als ze klaar was met haar huishoudelijke taken. Nu liep ze ermee naar het smalle platje aan de voorkant van het huis. Ze nestelde zich in de hoek van het platje met haar rug tegen de muur en at met de snelle bewegingen van een vogel, verdeed weinig tijd met het leegschrapen van haar kom. Vanwaar ze zat keek ze uit op de moderne, helverlichte wijken van de stad, waar haar werkgevers woonden. Een diep oranje gloed, kilometers in de omtrek zichtbaar, zweefde als een feestelijke parasol boven de zuidelijke horizon. Hier, waar Farida woonde, was elektriciteit zo schaars dat de meeste mensen het in huis moesten doen met petroleumlampen, al kronkelden de stroomkabels bij iedereen als slangen over de muren. Water werd in emmers gehaald bij de dichtstbijzijnde standpijp en in aarden vaten bewaard. De buurman had een toilethokje met een functione- | |
[pagina 139]
| |
rende waterleiding. Beide voorzieningen werden door de bewoners in de onmiddellijk omgeving gebruikt tegen betaling van een bescheiden maandelijks tarief. Bij Farida thuis zat de keuken aan één kant van de grootste kamer. Eén enkele kraan in die keuken produceerde elke morgen en elke avond gedurende één uur een doorlopende straal water. Overal om haar heen hoorde Farida de dieselgeneratoren die met een voortdurend gebrom stroom leverden aan werkplaatsen waar 's nachts werd doorgewerkt. Farida was zo gewend aan dit geluid dat ze de rustige omgeving van haar nieuwe werkplek storend vond. De eerste dag had ze steeds het gevoel gehad of ze doof was geworden, zo weinig prikkels bereikten haar oren. Pas vandaag, na drie dagen van feitelijke stilte, had ze voor het eerst het gevoel dat de niet aflatende herrie in haar buurt haar gedachten binnendrong. Toen ze had gegeten en haar mond had uitgespoeld, liep ze terug naar haar uitkijkpost en ging met haar gezicht naar het zuiden zitten. Ze vroeg zich af wat haar werkgevers op dat moment deden. Zaten ze te eten? Te praten? Of lagen ze al in bed? Van wat zij van hun leven had gezien, werkten ze niet. Mary's echtgenoot had een auto met chauffeur. Hij ging 's morgens weg, kwam terug om te lunchen en ging dan weer weg. Was dat genoeg voor een goed inkomen, genoeg om zich een groot appartement als het hunne te kunnen veroorloven? Mary en Jenny deden helemaal niets behalve kletsen of winkelen of rond de tafel zitten eten en lachen. In Farida's wereld daarentegen kneep iedereen elke minuut van de dag uit om geld te verdienen. En nog konden ze zich niet meer veroorloven dan deze drie kleine kamertjes, met die ene kraan. En er was nog iets: Mary's echtgenoot en de twee vrouwen zaten bij het eten allemaal samen aan tafel, alsof er geen verschillen tussen hen waren! Farida wist dat dit kenmerkend was voor de blanke buitenlanders, die omgang tussen de seksen alsof ze elkaars gelijken waren. Voor haar was dit ondenkbaar, zozeer dat het haar tegenstond. Sinds haar volwassenheid was ze zelfs met haar eigen vader zelden alleen en met andere mannen al helemaal nooit. Ze hield haar hoofd altijd bedekt met haar hoofddoek. Ze was zich altijd bewust van de noodzaak haar stem gedempt te houden en haar gezicht beleefd af te wenden. Ze lachte nooit hardop behalve in het gezelschap van kinderen. Ze begreep niet hoe vrouwen als Jenny-mem en Mary-mem, in andere opzichten heel normaal en vertrouwd, hun gezicht en benen aan de wereld konden blootstellen zonder schaamte te voelen. Wat | |
[pagina 140]
| |
Mickey betreft kon Farida alleen maar veronderstellen dat ze, zoals Bahadur al had laten doorschemeren, geestelijk labiel moest zijn om zich zo te kleden. Waarom dwong Mickey's moeder haar niet om haar lichaam te bedekken? Farida had nooit iets te zeggen gehad over de keuze van haar kleding. Ze droeg wat ze te dragen kreeg. Het idee recalcitrant te zijn over haar uiterlijk of zich met minder dan absolute eerbaarheid te gedragen was even ondenkbaar als een zon die in het oosten onderging. Hoe was het mogelijk dat huidskleur zo'n verschil kon maken in de manier waarop een persoon zich gedroeg? Het was een gedachte die nooit eerder bij haar was opgekomen. Dit was de eerste keer dat ze kennismaakte met van die buitenlanders, met blonde haren en grote ledematen, die een heel andere lucht schenen in te ademen dan zijzelf. Ze wist wel van hun wereld via foto's die ze af en toe zag op de pagina's van oude tijdschriften, door marktkooplieden hergebruikt om er hun groenten in te verpakken. Ze had buitenlandse filmaffiches gezien en ving weleens een flits op van een buitenlands programma op de TV van de buren. Maar de beelden die ze in die programma's zag waren gewoon onwerkelijk. Ze verschilden niet van de sprookjes die kinderen worden verteld bij het slapengaan, om ze te amuseren of bang te maken. Het was nooit bij Farida opgekomen dat er werkelijk mensen konden zijn wier leven en gewoonten zo fundamenteel van de hare verschilden dat het praktisch onmogelijk was nog iets van een mens in hen te herkennen. Er botste een mot tegen haar voorhoofd, haar eraan herinnerend dat ze moest gaan slapen wilde ze om halfvijf alweer kunnen opstaan om het ochtendrantsoen water te gaan halen. Ze stapte geluidloos door de kamer waarin haar vader en stiefmoeder sliepen en ging het kleine vensterloze hokje binnen dat ze met haar vier broertjes en zusjes deelde. Ze rolde de dunne tijk uit waar ze op sliep en ging liggen. Ze hulde zich van top tot teen in een laken tegen de muggen en zonk als een steen weg in een put van slaap.
De volgende dag was het Mickey die de deur opendeed voor Farida. ‘Kom binnen,’ zei ze met haar heldere, precieze stem, waarin vandaag een zekere onverklaarbare spanning trilde. ‘Deze kant op, alsjeblieft -’ Vlak achter Mickey, in de eetkamer, stonden Mary en haar zuster als toeschouwers bij een straattheater. Farida's ogen stonden wijdopen van onzekerheid. Normaal was | |
[pagina 141]
| |
Bahadur degene die opendeed. Mickey zag er intussen weer even bizar uit. Ze droeg een kort wit T-shirt en een strakke witte broek. Haar gezicht was net als de vorige keer opgemaakt met glimmende zwarte lipstick en die dikke zwarte lijnen rond haar ogen. Ze zei tegen Farida: ‘Je gaat vandaag in mijn kamer werken. Ik heb je spullen er al neergezet.’ Daarop werd haar toon vriendelijker toen ze vroeg: ‘Je... je verstaat me toch wel, hè?’ Farida sloeg haar ogen neer en zei: ‘Ja.’ Mickey ging haar voor. Achter haar aanlopend hoorde Farida Jenny zeggen: ‘Ik wou dat ik zeker wist dat dit goed zal gaan! Denk je dat ik even mee moet lopen om te zorgen dat Mickey geen...dat ze geen gekke dingen gaat doen?’ Mary wachtte even voor ze antwoord gaf. ‘Nee. Farida weet wel wat ze doet, ook al heeft Mickey geen idee.’ De logeerkamer was reusachtig groot, met overal boeken en tafeltjes, een hemelbed, een groot mahoniehouten bureau met een glazen blad. Eén muur hing helemaal vol met ingelijste miniaturen. Mickey had Farida's spullen klaargezet op het zachte, hoogpolige kleed dat in de hoek bij het erkerraam lag te gloeien. Het was hier koud, nog kouder dan in de rest van het appartement. Mickey: ‘Ik heb tegen Mam gezegd dat het onmenselijk was je buiten te laten werken in die brandende hitte. Dat kon ik niet laten gebeuren. Daarom mag ik je hier bij mij laten werken, als ik beloof dat ik je niet zal storen. Ik ga wel een boek zitten lezen. Je eet vandaag met ons mee. Er komt nog iemand lunchen maar dat kan me niet schelen. Ik heb tegen Mam gezegd dat jij ofwel aan tafel mee-eet zoals iedereen of -’ ze haalde haar schouders op ‘- of anders wil ik niet hebben dat ze jou nog meer werk geeft. Ik heb haar gezegd dat het slavenarbeid is, wat ze jou laat doen - voor de prijs die zij je betaalt. Ik zei dat ze zich zou moeten schamen dat ze je niet evenveel betaalt als je in Engeland zou krijgen maar... tja, ze wilde natuurlijk niet luisteren. Ze luistert nooit.’ Ze zuchtte. ‘Maar goed, als je iets nodig hebt, vraag je het gewoon aan me, oké?’ Daarmee liet ze zich dwars op het tweepersoonsbed neerploffen en deed haar boek open. Farida knikte stom. Ze voelde zich niet zeker en wilde liever niet alleen zijn met een meisje dat zo weinig respect leek te hebben voor haar eigen moeder. Ze had niet alles verstaan wat Mickey had gezegd, maar ze begreep dat ze voor de lunch was uitgenodigd. Farida was te timide om erop te wijzen dat ze haar eigen eten bij zich had en er | |
[pagina 142]
| |
bovendien niets voor voelde om met vreemden aan tafel te gaan uit angst dat ze verboden dingen in het eten zou aantreffen. Ze besloot echter dat ze dat probleem wel zou oplossen als het zich voordeed. Vier uur later klopte Bahadur op de deur om te zeggen dat het lunchtijd was. Mickey sprong overeind en zei tegen Farida: ‘Kom op! Ik hoop dat je net zo'n honger hebt als ik -’ Farida haalde diep adem en zei: ‘Ik... ik eet hier.’ Ze klopte op de vloer en op de kleine katoenen zak waarin ze haar tiffin had meegebracht. Mickey schudde heftig haar hoofd en greep haar pols vast. ‘Nee, nee - snap je het dan niet, het is belangrijk dat je bij ons tafel komt zitten. Ik sta erop -’ Omdat ze niet wist wat ze anders moest doen, kwam Farida maar overeind en liet zich meevoeren, hoewel ze niets liever wilde dan met rust gelaten worden. Alle vier volwassenen zaten al op hun plaats toen de meisjes binnenkwamen. Andrew zat aan het hoofd van de tafel. Mary zat aan zijn rechterhand, met haar gezicht naar de zitkamer, en de Indiase gast, meneer Neelkant, en Mickey's moeder zaten tegenover haar. Naast Mary stond een lege stoel die voor Mickey bedoeld was. Mickey zei: ‘Farida eet met ons mee - ze kan op mijn plaats gaan zitten.’ Ze duwde Farida er zachtjes naartoe. De enige andere beschikbare stoel stond aan het andere eind van de tafel, tegenover haar oom, en Mickey schoof hem naar achteren: ‘Ik ga hier zitten. Bahadur kan wel voor me dekken. Alsjeblieft.’ Jenny begon al iets te zeggen maar Mary kwam er snel tussen: ‘Mickey, Farida - jullie hebben nog geen kennisgemaakt -’ ze gebaarde naar de gast aan tafel ‘- dit is meneer Neelkant. Een collega van Andrew bij de bank. Meneer Neelkant - mijn nichtje Mickey en... dit is natuurlijk de jongedame die voor ons werkt, over wie ik u heb verteld, Farida -’ Meneer Neelkant glimlachte. ‘Ah!’ zei hij, ‘Het kleine islamitische naaistertje!’ Hij was een joviale man van achterin in de veertig, met een volle, vetglanzende zwarte haardos en een gladde satijnen huid. Hij richtte zich rechtstreeks, in het Hindi, tot Farida met een vraag. Farida zat met gebogen hoofd in haar bord koude consommé te staren. Ze hoorde de vraag wel maar het duurde een paar tellen voor ze besefte dat hij aan haar was gericht. Ze antwoordde in het Hindi, | |
[pagina 143]
| |
zonder op te kijken: ‘Ja.’ Meneer Neelkant zei tegen de anderen: ‘Aha. Ik vroeg haar of ze Engels verstaat, en ze heeft daarop bevestigend geantwoord. Het meisje heeft een opleiding genoten! Een zeldzaamheid in haar gemeenschap -’ Daar hij en de andere volwassenen al aan hun soep waren begonnen, nam hij zijn lepel weer op terwijl hij, in het Engels, tegen Farida zei: ‘Maak je geen zorgen! Deze soep kun je veilig eten - hij is niet van varkensvlees gemaakt -’ Daarop blikte hij de tafel rond naar de anderen. ‘Dat is een probleem, ziet u, met zo'n gast aan tafel... de spijsverboden, begrijpt u? De vloek van het religieuze fanatisme.’ Hij nipte aan zijn lepel. ‘Ikzelf ben niet kieskeurig in dat soort dingen. Ik ben een hindoe, maar in tegenstelling tot anderen van mijn geloof, eet ik wel rundvlees.’ Hij bette zijn mond met zijn servet. ‘Natuurlijk heeft onze kleine vriendin hier waarschijnlijk nog nooit soep gezien! Jammer voor haar - deze soep is uitstekend, overigens.’ Mary bedankte hem namens Bahadur. Daarna vervolgde hij: ‘Uw kleine naaistertje is een echte schoonheid, daarin moet ik u gelijk geven! Maar ik kan u vertellen dat haar eigen mensen verbaasd zouden zijn dat te horen. Binnen haar familiekring vindt men haar ongetwijfeld erg lelijk. Huidskleur, begrijpt u - daar zijn we ons heel erg van bewust hier in India en wij - een donker volk!’ Hij was in een belerende bui. Hij schoof de mouwen van zijn pak naar achteren om zijn polsen te ontbloten. ‘Ziet u wel? Ik heb de kleur van, laten we zeggen, thee met melk. Dat vindt men acceptabel. Maar onze kleine vriendin hier, die heeft de kleur van sterke koffie! Dat is niet acceptabel! Een donkere huid wordt geassocieerd met zwoegen onder de hete zon, dat hoort bij de arbeidende klasse. Het is een teken van sociale achterstand. Hoe lichter wij Indiërs zijn, des te waarschijnlijker is het dat we tot de hogere klassen behoren. Vandaar dat uw kleine naaistertje, ondanks haar ideale gelaatstrekken, waarschijnlijke geen passende echtgenoot zal vinden -’ Mickey onderbrak meneer Neelkant. Ze keek recht over de tafel naar haar oom en zei, met een stem als een stalen scheermes: ‘Oom Andrew? Ik vind dat jóúw gast erg onbeleefd is tegen míjn gast.’ Haar oom zoog zijn adem naar binnen en zei: ‘Mickey -’ Jenny zei: ‘Mickey!’ Mary zei: ‘- en jij bent onbeleefd tegen iedereen, Mickey. Bied alsjeblieft onmiddellijk je excuses aan.’ In de daaropvolgende stilte, voor er nog iets gezegd kon worden, | |
[pagina 144]
| |
draaide Farida zich opzij zodat ze haar stoel niet naar achteren hoefde schuiven, stond op en liep de kamer uit. Ze liep regelrecht door de salon en de glazen deuren naar de veranda. Ze hoorde de anderen praten. Mickey schreeuwde met een stem die ineens heel kinderlijk werd: ‘- zien jullie dat? Nou hebben jullie haar beledigd. En dat terwijl ik zoveel moeite gedaan heb om haar bij ons aan tafel te krijgen!’ Mary zei: ‘Tja, dat had je ook niet moeten doen. Ze voelde zich duidelijk niet op haar gemak. Dat zag je toch wel?’ Andrew zei: ‘Ik ben het met Mary eens. Ik vind dat je je excuses moet aanbieden -’ Jenny zei: ‘Ja. Ik sta erop. Je gedraagt je afschuwelijk -’ Mickey reageerde fel: ‘Ik snap niet hoe jullie allemaal - dat jullie gewoon blijven doen alsof er niks aan de hand is! Dat jullie hier gewoon zitten te... eten en te praten...alsof er... alsof het...’ Ze leek verkrampt van emotie zodat ze geen woord meer kon uitbrengen. Jenny zei: ‘O, lieverd! Probeer je alsjeblieft te beheersen.’ Mickey zei, bijna in tranen: ‘Er mankeert wat aan jullie, aan jullie allemaal. Ja, aan jou ook, moeder. Aan jou vooral! Anders zouden jullie het wel snappen - Farida is echt arm! Ik heb het Bahadur gevraagd en hij heeft het me verteld - en jullie zitten hier maar te lachen en te eten, en je vraagt haar niet eens om mee te eten of wat ook. Het is gewoon niet te geloven! Je laat haar hier in die hitte werken! En je betaalt haar helemaal niks, of bijna niks! Dat zou je in Engeland nooit doen, je zou er niet over piekeren om dat daar te proberen!’ Meneer Neelkant zei met zijn zoetsappige stem: ‘Maar lieve jongedame, je moet toch begrijpen - Farida hoort hier niet aan tafel te zitten, en dat verwacht ze ook niet. De mensen van haar klasse, echt, die zijn blij met wat ze hebben! Ze kennen hun plaats... net als wij. Je bent nog maar pas in India, daarom lijkt dit vast allemaal erg... vreemd. En verkeerd! Maar na verloop van tijd ga je er wel aan wennen. Iedereen went eraan.’ Hij keek de andere volwassenen aan met die oliegladde glimlach. ‘Op een gegeven moment ga je inzien dat het niet anders kan en dat we allemaal heel gelukkig -’ Mickey zei: ‘Oom Andrew, alsjeblieft! Laat hem ophouden! Dat soort walgelijke dingen kan hij niet zomaar zeggen!’ Maar Andrew zei: ‘Stel je niet zo aan, lieverd -’ ‘Je hebt zelf tegen me gezegd,’ schreeuwde Mickey, ‘dat je vindt dat de mensen hier erg hard en onvriendelijk tegen elkaar zijn - dat de | |
[pagina 145]
| |
regering -’ Haar oom zei met een scherpe, kille stem: ‘Zo is het wel genoeg, Mickey! Ik dacht dat je volwassen genoeg was om te begrijpen wat ik bedoelde. Maar ik heb me kennelijk vergist... Misschien kun je nu maar het beste meteen naar je kamer gaan. Mary -?’ Zijn vrouw zou wel zorgen dat Mickey's eten naar haar toe gebracht werd. Mickey sprong overeind. ‘O!’ riep ze uit. ‘O! Jullie zijn gewoon een stelletje... afschuwelijke... racistische... ouwe...’ Ze hijgde en huilde tegelijk. ‘Fascisten!’ En daarop rende ze de kamer uit.
Farida was direct naar Mickey's kamer gegaan, griste daar het topje van de vloer waar ze voor de lunch aan was begonnen en liep terug naar de veranda. Ze installeerde zich op haar vertrouwde plekje onder de potplanten, maakte de doosjes kralen open en ging aan het werk. Haar naald vloog heen en weer als een slanke stalen bij, pikte steeds drie kraaltjes op, een zwarte, een smaragdgroene en een vuurrode, en vloog alweer terug naar de stof in haar handen om die met venijnige steken aan te vallen. Aanvankelijk koos ze alleen de hardste kleuren, haar donkerste en glimmendste kralen. Daarna maakte ze alle doosjes open en gebruikte ze ook de andere kleuren. Verhitte, kwade gedachten woelden door haar hoofd. Ze kon zich niet herinneren dat ze ooit eerder zo razend was geweest, alsof ze tot de rand gevuld was met brandende olie. Ze voelde zich alsof er een laag van haar huid was afgestroopt terwijl ze daar aan tafel zat. Ze wist niet wie ze meer moest haten: Mickey, die haar had gedwongen om mee te komen, of die walgelijke gast, die tegen en over haar had gesproken alsof ze een hagedis op de muur was, een reptiel zonder gedachten of gevoelens. Ze was er zeker van dat ze weggestuurd zou worden. Ze wist dat het onbeleefd, onvergeeflijk was om zo van tafel weg te lopen. Ze verbaasde zich over haar eigen durf. Maar wat had ze anders kunnen doen? Ze kon zich niet voorstellen dat ze ooit voedsel zou eten dat misschien was bereid op een wijze die haar godsdienst verbood. Ze had geen idee hoe ze het arsenaal van eetwerktuigen aan weerszijden van haar bord zou moeten gebruiken. Ze kon het niet verdragen in de aanwezigheid te verkeren van vreemde mannen die misschien ongevraagd naar haar zouden kijken, zonder dat haar vader het wist of daarvoor toestemming had gegeven. Na enkele ogenblikken knalden de glazen deuren open en dacht ze dat het uitzettingsbevel haar dadelijk zou worden overhandigd. In plaats daarvan was het Mickey die door de deuren naar buiten kwam | |
[pagina 146]
| |
en snikkend regelrecht naar haar kamer liep. Ze keek niet in Farida's richting en Farida keek niet op. Tien minuten later ging Bahadur dezelfde weg, met een blad eten voor Mickey. Farida zag hem vanuit haar ooghoek, maar hief haar gezicht niet op. Ze had het gevoel dat hij even bleef staan toen hij de kamer uitkwam, en wellicht verwachtte dat ze zou opkijken om zijn blik te vangen, maar omdat ze er niet op inging, wist ze het niet zeker. Zodra hij de slaapkamerdeur opende, had ze de geluiden van een wilde huilbui opgevangen. Ze kon niet peilen wat voor reden het andere meisje had om ongelukkig te zijn. Niettemin voelde ze een kinderlijke voldoening bij de gedachte dat Mickey, ondanks al haar vrijheid en al haar privileges, degene was geweest die haar zelfbeheersing verloor. Nu hoorde ze de deur van de slaapkamer weer opengaan. Hoewel ze niet opkeek, wist ze dat Mickey weer naar buiten was gekomen. Ze kwam op blote voeten naar Farida toe, wachtte toen ettelijke seconden voor ze ineenhurkte om ook op Farida's mat te gaan zitten. Een tijdje zaten ze er zo, Farida met haar vliegensvlugge naald, Mickey in haar stilzwijgen. Vanuit haar ooghoek zag Farida dat Mickey kennelijk de make-up van haar gezicht had gewassen. Haar oogleden waren roze en gezwollen van het huilen. Maar ze was kalm. Kalmer dan ze voor de lunch was geweest. Toen het geschikte moment kwam, onderbrak Farida haar borduurwerk even en keek op. Mickey boog zich naar voren om de geborduurde lap te bekijken en zei: ‘Dat is echt ongelofelijk.’ Farida drukte de lap in haar handen en toen ze hem tegen zich aan hield, zag ze dat het een druk versierd zwart halterhemdje zou worden. ‘Is dat voor mij?’ Farida keek naar haar eigen werk alsof ze het voor het eerst zag. Het ontwerp, als je het zo mocht noemen, week af van alles wat ze ooit eerder gemaakt had. Het was een chaotische wirwar, samengesteld uit alle kralen in haar collectie, en toch had het een onverwachte harmonie. Het was het soort patroon dat haar stiefmoeder onmiddellijk zou hebben vernietigd, omdat ze in die roekeloze asymetrie het werk had gezien van de Gestoorde. Maar wie was in een positie om te ontkennen dat asymmetrie uiteindelijk het hogere ontwerp zou kunnen zijn? De Opperste Schepper zelf was het die Zijn stervelingen had geschapen in een reeks verschillende kleuren, vormen en groottes. Als veelsoortige kralen. Niettemin liep door allen diezelfde levensdraad en werd eenieder daarmee op het | |
[pagina 147]
| |
kleed der realiteit vastgestikt in een willekeur die, op zijn eigen manier, van grote schoonheid was. Als Hij, in al Zijn volmaaktheid, in staat was tot zulke streken, nou! Dan had zij, Farida, niets te vrezen! Ze zou het gewoon vermijden Salma-bi iets over het nieuwe ontwerp te vertellen. Terwijl ze de lap weer uit Mickey's handen pakte, zei Farida in het Engels: ‘Ja. Voor jou. Vind je mooi? Wil je dat ik jou leer? Is makkelijk!’ ‘Ja,’ zei Mickey, terwijl ze wat comfortabeler op de mat ging zitten, ‘ja, dat wil ik wel.’ |
|