De Tweede Ronde. Jaargang 28
(2007)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
Vertaald proza | |
[pagina 101]
| |
Het wonder van Ajji
| |
[pagina 102]
| |
en godinnen geduldig aanhoorde. Dan zei het lieve kind: ‘Hè, Ajji, vertel nog eens over heer Krishna en de slang,’ of: ‘Ajji, allerliefste Ajji van me, nu die van heer Ganesha en de maan.’ In die eenzame wereld vol kijvende schoondochters en slapjurken van zonen gaven Tara's attenties Ajji het gevoel dat ze nog bestond. Ze mocht dan geen tanden meer hebben, of vlees op haar botten, een lijk was ze nog niet. Heus, ze had ze allemaal nog prima op een rij! Ook had ze al haar sieraden nog, want zonder sieraden had Ajji haar wankele positie in huis vast niet kunnen handhaven. Vaak dankte ze het gezonde verstand dat haar ervan had weerhouden afstand te doen van haar gouden kettingen, ringen, oorbellen met diamantjes, neusknopjes, enkel- en armbanden. Toen haar zoon Kitta pas getrouwd was, had ze de verleiding gevoeld haar kettingen en oorbellen aan Rukku te geven, zo mooi en onschuldig had die geleken. Maar achter dat bekoorlijke uiterlijk lag een krijsende rakshasi op de loer. O, wat had ze liefjes gelachen, en wat had ze een strakke, krappe bloesjes aangehad. Wat had ze de ogen van haar echtgenoot omwonden met linten van lust, tot Kitta zo dronken was van haar lichaamssappen dat hij elke cent die hij verdiende gewillig aan haar afdroeg. Let wel, niet aan zijn moeder, zoals vroeger - en met dat kleine papiertje, die looncheque, viel ook Ajji's macht weg in het huis dat haar man had gebouwd. In een lonkende oogwenk had Rukku haar van de troon gestoten en was zij zelf maharani geworden, het opperhoofd, de koningin van Engeland. Binnen een maand na haar komst had ze Ajji uit haar kamer geschopt, het kleinste hokje in, met één klein, hoog raampje, pal aan de straat met zijn herrie. Maar waar Kitta bij was gedroeg Rukku zich als een respectvolle schoondochter, terwijl ze als een blad aan de boom omdraaide zodra de sukkel naar zijn werk was. En klagen bij die verblinde sukkel had geen zin. Nee, Ajji gaf toe dat haar enige zoon een stomkop was: mannen snapten nooit iets van de onderstromen die je had in een huis vol vrouwen. Die mannen konden alleen maar het ene paar borsten voor het andere verruilen. Verder konden ze helemaal niks, bah! Ajji verwenste haar eigen overleden man omdat hij haar had achtergelaten in de schaduw van haar zoons laffe gestalte, ten prooi aan de tirannie van Rukku. Maar de oude vrouw had zo haar eigen manier van wraak nemen. Na de guerrillatechniek van een slinkse aanval trok ze zich weer terug in haar hoekje en daar zat ze dan, onschuldig als een lege hemel. Rukku's lievelingssari vertoonde plots een scheur, een van haar san- | |
[pagina 103]
| |
dalen raakte kwijt en het schroefje van haar gouden oorbel was verdwenen zodat ze geld moest uitgeven voor een nieuwe. Ajji's favoriete wraakoefening was bij de buren om eten vragen. ‘Ik had al lang dood moeten zijn,’ zei ze dan, haar ogen drogend met de zoom van haar sari. ‘Ik weet niet wat ik vroeger misdaan heb dat dit lichaam nog steeds moet voortbestaan. Ik kan de gedachte niet verdragen dat het iedereen zoveel last bezorgt.’ Op zo'n moment vroeg de buurvrouw dan bijvoorbeeld vriendelijk: ‘Toe, Ajji, waarom ben je zo verbitterd vandaag?’ Ajii veegde dan het vocht van het puntje van haar neus en zei: ‘Ach, wat zal ik zeggen? Ik wil niet dat ze me ervan betichten dat ik het zout des huizes eet om het dan te verwensen. Al is dat eerlijk gezegd wel het enige dat ik tegenwoordig te eten krijg, zout en een beetje rijst, meer niet. Ach, wat moet ik veel hebben misdaan, dat ik nu zo ellendig moet leven! O, o, o!’ Dan klopte de buurvrouw Ajji troostend op haar schouder en zei: ‘Rustig maar, Ajji. Kom toch binnen, dan krijg je iets te eten, zo te zien heb je de hele dag nog niets gehad, arme stakker.’ En dan Ajji weer, zonder iets van haar triomf te laten blijken: ‘Ik zou liegen als ik zei van wel, god mag mijn tong afbijten als ik zei dat ik wel had gegeten. Maar per slot van rekening is ze wel mijn schoondochter, ik heb haar zelf voor mijn zoon gekozen uit een rij die zo lang is als deze weg, en daarom moet ik mijn verdriet in mijn eigen buik dragen.’ De oude vrouw ging elke dag naar een ander huis. Zo kwamen alle buren te weten dat Rukku haar schoonmoeder slecht behandelde, en, nog mooier, zo kreeg Ajji veel verschillende staaltjes kookkunst te proeven - de rasam bij de buren was heerlijk, de govardhan-kai palya in een huis verderop meer dan voortreffelijk, en de volle smaak van puliyodarai aan de overkant onovertroffen.
Toen Tara werd geboren huilde Rukku van teleurstelling dat ze geen jongetje had gekregen. Maar Ajji, die betreurde dat het lot haar zelf maar één zoon had geschonken (die in het staartje van zijn vrouw was veranderd), verklaarde meteen dat haar diamanten oorbellen en drie van de zware gouden kettingen om haar perkamenten nek naar Tara zouden gaan als die trouwde. ‘Natuurlijk hangt het er helemaal van af op wiens kant van de familie ze lijkt,’ voegde ze eraan toe. ‘Ik heb mijn schoondochter met goud beladen toen ze dit huis binnenstapte | |
[pagina 104]
| |
en kijk eens hoe ik er nu aan toe ben!’ Er zat voor Rukku niets anders op dan haar verwensingen in te slikken en op haar beminnelijkste toon te zeggen: ‘Maar nu ben ik er ellendig aan toe, in plaats van een stamhouder voor mijn man heb ik een last voortgebracht. Hoe redden we het zonder uw hulp?’ Ze lachte Ajji lief toe en ging verder: ‘Kijk, ze lijkt sprekend op u. Belooft een schoonheid te worden!’ ‘Haar ogen zijn als twee lotussen,’ zei Ajji instemmend. ‘En haar neusje is als een jasmijnstengel. Ik zal het elke dag met amandelolie inwrijven om het zo te houden, hoor, net als mijn eigen oma bij mij heeft gedaan.’ Toen Ajji de volgende dag haar lunchronde in de buurt deed, verzuchtte ze: ‘Heer Krishna zij geloofd dat ze niet op haar moeder lijkt. Dan was ze met een neus als een bloemkool opgezadeld.’ Als het meisje opgroeide zoals zij dat wenste, bedacht Ajji toen de dag erop zat, zou ze de diamanten oorbellen krijgen. Die waren Ajji's kostbaarste bezit, zo zwaar dat ze de gaatjes in haar oorlellen hadden uitgerekt en nu aan een dun reepje bruine huid hingen. Ajji had Rukku wel begerig naar de oorbellen zien kijken. Laat haar er maar naar hunkeren, dacht ze, ze krijgt ze toch niet. Maar Ajji besefte wel dat ze er een draaglijk bestaan in dit huis uit kon slepen door ze beurtelings aan Rukku en Tara te beloven. Ja, het was maar goed dat er een meisjesbaby uit Rukku's buik was gekropen.
Toen het jongetje geboren was, raakte Tara nog verder bij haar moeder uit de gunst. Ze werd een schim en er was misschien wel niets van haar overgebleven als Ajji haar niet met zorg en aandacht had overstelpt. Ajji was degene die voor baby Tara zong, zwelgend in haar eigen stemgeluid, waaruit de muziek al jaren geleden verdwenen was. ‘Ji-jo, laali mari, moge suiker je dromen bestrooien, tere roze leliën je in slaap strelen,’ kwinkeleerde ze terwijl ze de kleine Tara in slaap wiegde, suste en knuffelde. Elke zondag masseerde de grootmoeder het magere lijfje van het meisje met olie voor ze haar in een warm bad deed. ‘Daar worden ze sierlijk als lotusstengels van,’ zei Ajji dan terwijl ze Tara's armen op de warme, zonnige binnenplaats bekneep en beklopte. ‘En je gezicht wordt gladder dan honing.’ Terwijl Tara tegensputterde en huilde om de scherpe mosterdolie die brandde op haar huid, en Rukku vanuit het huis de wereld toeschreeuwde dat die ouwe heks het kind zo veel te veel eigendunk | |
[pagina 105]
| |
bezorgde, toverden Ajji's handen glans op de huid van haar kleindochter. ‘Je boft dat je ouwe omaatje nog leeft om voor je te zorgen.’ Ze wrong en draaide Tara's armen en wreef kreunend over haar rug. ‘Die moeder van je interesseert het niet. Die wacht alleen maar de dag af dat er een man voor je komt. Maar ik, ik laat je niet gaan, lief kind, ik zal er altijd voor je zijn.’ Dan bleef ze met stille handen hoopvol zitten, om te glimlachen als Tara kregelig zei: ‘En ik zal er altijd zijn voor u, lieve Ajji.’
Het leek wel of de oude vrouw kracht ontleende aan Tara's bestaan. Wat gaf het of Rukku schreeuwde en mopperde? Zolang het meisje er was, was Ajji verzekerd van een hoekje in huis. Het ritueel werd voortgezet, ook toen het meisje al zestien was geworden, lang, maar nog steeds rank als een bamboestengel. En zo viel het Ajji als eerste op dat Tara's borsten zich verschillend ontwikkelden. De rechter had al het goede formaat, maar de linker was nog plat. Eerst zei Ajji er niets van en wreef ze Tara's bovenlijf nog steviger in, hopend zo de kracht te stimuleren die onder de huid lag en die borsten liet groeien. Toen kokosolie geen effect had, kocht ze van haar eigen geld wonderolie in de hoop dat die dikkere vloeistof beter zou werken. Maar nee. Ajji hobbelde naar de ayurvedische dokter verder op in de straat. Ze had veel meer vertrouwen in hem dan in die geleerde nieuwe kwasten met hun moderne denkbeelden en buitenlandse diploma's die je het vel over de oren haalden, een stuk van je lijf afsneden en dat dan voor goud geld doorverkochten. O ja, Ajji had heus wel gehoord over die grote ziekenhuizen en wat zich daar afspeelde. Gisteren nog had de zus van de tempelpriester haar verteld over de kleinzoon van haar tante die met een zere keel naar het ziekenhuis was gegaan. Alleen een zere keel, hoor. Maar hij was zo dom om naar zo'n poeha-ziekenhuis toe te gaan. De priester had het hem nog afgeraden maar wie luisterde er tegenwoordig nog naar de oudere generatie? Die opgeprikte dokter stuurde de jongen naar een andere dokter en die stuurde hem weer ergens anders heen en voor hij aan of oon kon zeggen lag hij al op de operatietafel. Hadden ze zijn blindedarm eruit gehaald - zeiden ze, maar wie weet wat ze nog meer hadden weggehaald? Die jongen was nu zes jaar getrouwd en de buik van zijn vrouw was nog zo plat als wat! En erger nog, wie weet wat ze erin hadden gestopt? Die dokters met hun buitenlandse studies deden allerlei rampspoedige dingen: ze stopten apenharten in | |
[pagina 106]
| |
een mens, varkensnieren, oogbollen van een hond, alles wat ze maar in handen konden krijgen! Ajji kwam thuis van de dokter met een grote pot malam uit Singapore. De dokter had haar verzekerd dat er alleen de beste kwaliteit kruiden en bessen in waren verwerkt, soorten van vroeger die niet meer in India voorkwamen.
De weken daarop masseerde Ajji Tara's bovenlijf nauwgezet met de zalf. Ook dwong ze het meisje om grote kluiten verse boter te eten - misschien kreeg het kind niet genoeg vet binnen, dacht ze. De pot malam was bijna leeg, maar Tara's linkerborst bleef onaangedaan onder de zorg. Ajji vond dat het moment was aangebroken om Rukku op het probleem te attenderen. Ik wil niet nog iets proberen, had ze bedacht. Want als er dan iets misgaat, krijg ik overal de schuld van. Nee, ik ga het wel aan dat stomme mens vertellen, Tara is per slot van rekening haar dochter. Ze ging meteen in de aanval. ‘Enh, Rukku, zie je dan helemaal niet wat er in huis aan de hand is? Met je eigen dochter nog wel? Als mijn ogen, oud maar nog scherp, het niet hadden gezien, had er god weet wat kunnen gebeuren!’ In rap tempo schoten alle dingen die een meisje kunnen overkomen door Rukku's hoofd. ‘Nou? Wat is er dan?’ vroeg ze scherp. ‘Is het die pukkelige jongen van nummer 65? Ik heb dat ellendige kind nog zo gezegd dat ze daar niet langs moet lopen. Zo veel verschillende routes naar school en ze moet en ze zal langs dat huis gaan. Die niksnut zit daar de hele dag naar de meisjes te loeren. Wat heeft hij Tara aangedaan?’ ‘Als je dochter op jou leek zou je je zorgen moeten maken,’ antwoordde Ajji op insinuerende toon. ‘Wat bedoel je, valse ouwe roddeltante? Wél mijn eten opeten en evengoed kwaad over me spreken!’ schreeuwde Rukku. ‘Dacht je dat deze ouwe ogen niet zien wat er in dit huis omgaat? Dacht je dat ik niet gezien heb hoe je met die neef van je praat? Goeie help, hij is als een broer voor me zei je, verbeeld je! Maar laat dat nu maar zitten, misschien ís hij wel net een broer en zijn mijn ogen slechter dan ik dacht. Laten we ons eerst maar druk maken om je dochter.’ ‘Enh, oud mens, wou jij je hoekje in dit huis kwijt?’ Rukku stopte woest het uiteinde van haar sari pallu in de band om haar mid- | |
[pagina 107]
| |
del. ‘Wou je soms met je gouden kettingen en oorbellen en zo ergens anders een kamertje kopen, enh?’ Ajji klemde haar lippen opeen en vulde haar ogen met tranen. ‘Wat word je snel kwaad, schat. Ik zei toch dat mijn ogen niet best waren? Ik ben een oud mens, mijn tong raakt af en toe van slag en dan rolt er van alles uit. Echt, ik maak me alleen maar zorgen om je dochter.’ Rukku zweeg, al stond ze te popelen om te horen wat er mis was. ‘Misschien kun je komende Divali eens kijken of mijn roodstenen hangers je staan,’ marchandeerde Ajji. ‘Maar dat gaat natuurlijk alleen als ik hier dan nog woon.’ ‘Ajji, je bent als een eigen moeder voor me,’ zei Rukku en intussen dacht ze al aan een sari die bij de hangers paste. ‘Ik weet dat je altijd het beste met ons voor hebt. En vertel nu dan maar wat er met Tara aan de hand is.’
Ze zouden het eerst met bidden proberen, hadden Rukku en Ajji samen besloten. Een paar weken liepen ze alle tempels in de stad af. Voor alle zekerheid deden ze ook nog een beroep op de god van de moslims en de christenen. God was god, dus wat gaf het? Ze gingen naar de grote moskee in de Fathima Bazaar en bonden drie kleine wensdraadjes om pilaren die al vol zaten met talloze bonte linten en briefjes, allemaal gericht aan Allah de barmhartige. Ajji had zo haar twijfels over die methode. ‘En als de moslimgod nu niet goed Tamil kan lezen?’ vroeg ze. ‘Nee, hoor,’ zei een vrouw naast haar geruststellend. ‘De almachtige verstaat de taal van alle levende wezens.’ Een andere keer drongen ze zich door de menigte heen de basiliek van Maria en Jezus in. Dat was een idee van Rukku. Ze had dagelijks berichten in de krant zien staan van gelovigen die het kindje Jezus dankten voor allerlei bewezen gunsten. Bij de ingang van de basiliek kochten Ajji en Rukku een blikken afbeelding van een vrouwentors om met geld in de gebedsbus te doen. Je kon hier afbeeldingen van allerhande lichaamsdelen krijgen. Bij kreupelheid kocht je een voet of een heel been. Er waren ogen, neuzen, oren en hoofden. Ajji bedacht dat deze god op heer Venkateshwara in Tirupathi leek - woorden alleen waren niet genoeg om hem je problemen voor te leggen! ‘Maar hoe weet dat babygodje dan welke borst er niet groeit?’ vroeg ze, doordrongen als ze was van de misverstanden die zelfs bij een god over aardse berichten konden rijzen. | |
[pagina 108]
| |
Rukku loste dat probleem op door de falende borst aan te stippen met opgelost kumkumpoeder dat in haar tas zat. Dat was wel niet onuitwisbaar, maar ze vertrouwde erop dat de stip zo lang zou blijven zitten dat het kindje Jezus hem kon zien. Bovendien was god immers alwetend?
Er ging een hele maand voorbij zonder dat de twee vrouwen een lichamelijke verandering bij Tara bemerkten. Rukku besloot dat het tijd werd haar man over de familiecrisis in te lichten. ‘Wat kan ik daar aan doen?’ vroeg hij geërgerd. ‘Dat is een vrouwenzaak. Wat weet ik daar nu van? Ik ben een drukbezet man, al dat werk op kantoor, en moet ik dan thuis ook nog eens jouw problemen komen oplossen?’ ‘Is ze dan alleen mijn dochter?’ vroeg Rukku fel. ‘Heb ik haar soms voortgebracht als Kunthi? Gewoon mijn armen uitgestrekt naar de zon en een kind gevraagd en gekregen?’ ‘Goed, goed,’ zei haar man, die zwichtte omdat Rukku zo'n misbaar maakte. ‘Ik vraag het aan de bedrijfsarts en dan zien we wel.’ De arts opperde zoveel mogelijkheden dat Rukku's man thuiskwam met een hoofd dat gonsde van de vreemde medische termen en het akelige gevoel dat er veel geld mee gemoeid was. Ook had hij de naam van een specialist gekregen die, zoals de bedrijfsarts het zei, ‘in heel Zuid-India wereldberoemd was om zijn gedegen kennis terzake.’
Ondanks haar doktersangst wilde Ajji per se met de familie mee naar de specialist. Ze was ervan overtuigd dat ze hem meteen door zou hebben als hij een kwakzalver was. De specialist die Tara onderzocht zei dat er niets anders op zat dan opereren. Er zou een elastische siliconen-weefselexpander worden ingebracht. Dat voorwerp met de gewichtige naam was alleen in het buitenland verkrijgbaar. Rukku's man zei dat ze erover zouden nadenken en loodste de familie haastig naar buiten. ‘Zie je nou wel?’ zei Ajji triomfantelijk. ‘Hij wil elastieken in het lichaam van mijn kind stoppen. Ik zei toch dat die moderne kwasten waardeloos waren. Maar naar mij wordt niet geluisterd.’ Tara begon hard te huilen. Haar leven leek teruggebracht tot twee allesoverheersende problemen: de borst en hoe aan de man te komen voordat de afwezigheid ervan wereldkundig werd. Niemand probeerde haar te troosten. Rukku bedacht koortsachtig goedkopere oplossingen | |
[pagina 109]
| |
en Ajji, opgewonden door de geur van problemen en tweespalt, vroeg zich af of ze de taxi kon vragen even bij de Grand Sweets te stoppen. Haar maag snakte naar hun verse, van suiker doordrenkte janghris. ‘Dat oprekding is alleen in het buitenland te krijgen,’ zei Rukku peinzend. ‘Ik ga mijn neef Rama schrijven. Die zal zeker helpen. Mijn grootvader heeft per slot van rekening zijn grootvader geholpen bij het opzetten van zijn zaak. Dus eigenlijk hebben ze hun familiefortuin aan de gunst van mijn grootvader te danken.’
*
Er kwam bijna meteen antwoord van neef Rama uit New York. Hij betuigde zijn medeleven maar hield zich op de vlakte over het sturen van de weefselexpander. Volgens hem was het ding in de VS wegens mogelijke bijwerkingen verboden. En als hij er al een wist te bemachtigen, kwam daar nog het probleem van de kosten bij. Een weefselexpander was duur, en al zou neef Rama met plezier de kosten voor zijn geliefde nicht op zich nemen, het leek hem geen goed idee de gezondheid van haar dochter met het ding in gevaar te brengen. De brief stelde Rukku teleur. Ze had verwacht dat haar neef de weefselexpander per omgaande zou opsturen. Bovendien kreeg Ajji nu de kans op Rukku's familie te katten. De oude vrouw merkte zelfingenomen op: ‘Als het míjn neef was geweest, had hij dat rekding meteen opgestuurd. Maar ja, niet iedereen is met zo'n familie gezegend.’ Rukku negeerde Ajji's commentaar en zei: ‘En wat doen we nu? Behalve een probleem met een dochter heb ik nu ook nog een dochter met een probleem.’ ‘Maak je geen zorgen, ik ga vasten,’ kondigde Ajji in een opwelling aan. ‘Ik verzeker je dat het zo'n strenge vasten wordt dat de hemelen zelf zullen beven. Ik ga alleen maar fruit en popcorn eten.’ ‘Wat stelt dat nu voor?’ zei Rukku. ‘Bij een strenge vasten mag je nog geen druppel water aanraken.’ ‘Daar ben ik te oud voor,’ zei Ajji. ‘De goden begrijpen heus wel dat ik doe wat ik kan. Zelfs Gandhiji at bananen als hij vastte en die heeft toch maar onafhankelijkheid voor het land gekregen.’
Ajji had niet langer dan een week willen vasten. Ze had gedacht dat haar zoon voor die week om was wel tot een operatie zou hebben besloten. Maar Kitta was nog niet bereid het geld uit te geven. ‘Wat moeten we dan nu?’ wilde Ajji weten, want haar maag vroeg | |
[pagina 110]
| |
dringend om pittige sambhar, broodnotencurry en citroenrijst. Dat gevast beviel haar allerminst. ‘Ik zal nog een paar kokosnoten breken in de Venkateshwaratempel en jij blijft vasten. God zal de beden van twee hulpeloze vrouwen zeker verhoren,’ zei Rukku. Ajji mopperde binnensmonds en voegde aan haar lijst etenswaren die tijdens het vasten waren toegestaan in ghee gebakken friet, sago uppuma en ijs toe. Ze had al haar buren verteld over het vasten en de opofferingen die ze zich voor haar kleindochter getroostte. Nu de hele buurt van de ontbrekende borst wist, kon de arme Tara de straat niet op zonder dat er iemand naar vroeg. Ze ging de deur niet meer uit. ‘Waarom heb je het aan iedereen verteld?’ raasde ze tegen Ajji, die haar alleen maar over haar hoofd aaide en wegliep om een buurvrouw binnen te laten. Het leven werd eindelijk interessanter dan het die lange, schrale jaren was geweest, en Ajji was niet van plan haar plezier door Tara's gekwetste gevoelens te laten bederven. De buurvrouw had guavejam voor Ajji meegebracht. ‘Ik weet wel dat je vast, Ajji,’ zei ze. ‘Maar dit kun je bewaren voor later.’ ‘O, maar eigenlijk is dit fruit,’ zei Ajji. ‘En dat mag ik.’
De buurvrouw, vol van de gedachte dat er pal naast haar zo'n gewichtige vasten aan de gang was, vertelde al haar bekenden over Ajji. Ze liet zich zo meeslepen dat ze zei: ‘Ajji is even ontzaglijk standvastig als Parvati-devi. Zo intens diep gaat ze soms dat ik de aarde voel beven!’ Aangetrokken door het schouwspel van een meisje met maar één borst, kwamen ook bewoners van andere straten een kijkje nemen bij Tara, wat ermee eindigde dat ze Ajji's voeten aanraakten. De oude vrouw bloeide op door het fruit en het ijs dat ze dagelijks at, al raakte haar spijsvertering er wel van in de war. Ze genoot van alle aandacht, ofschoon die oorspronkelijk voor Tara was bedoeld, die weigerde zich buiten haar kamer te vertonen. Ze eiste elke middag vers limoensap en stond erop dat Rukku zelf de limoenen uitperste. ‘Waar is al die ophef voor nodig?’ wilde de tot het uiterste getergde Rukku weten. ‘Ophef? Ik doe het alleen voor je dochter. Nu de hele stad op de hoogte is van haar probleem, kan ze alleen door een wonder een bruidegom vinden.’ Ze richtte een theatrale blik op haar publiek - buren die waren komen binnendruppelen. Na al die boetedoening van me | |
[pagina 111]
| |
heeft mijn oude lijf een beetje suiker nodig. Maar als mijn schoondochter zich die kleine verwennerij niet kan veroorloven dan doe ik wel zonder. Wat kan er nu helemaal gebeuren? Ik kan hoogstens sterven van dorst.’ Natuurlijk bood een van haar buren aan om elke dag een kan limoensap te komen brengen, en Rukku kon alleen knarsetandend toezien en tegen de dienstmeid tieren. Deze wending van de gebeurtenissen stemde haar bitter. Kitta's loonbriefjes had ze nog, maar de macht in huis was in handen van Ajji overgegaan. Die ouwe heks zou toch vasten omwille van haar kleindochter? Iedereen leek dat onbeduidende feit te zijn vergeten. Er was sinds het bezoek aan de dokter een maand verstreken, Tara's ene borst was nog steeds plat, maar Ajji's ogen schitterden van al het eten dat ze binnenkreeg. Gisteren waren het in ghee gebakken aardappelen, en vandaag zei ze dat heer Shiva haar was verschenen in een droom met de opdracht voor hem puli-shaadam te eten. Nou, dacht Rukku, laat het ouwe mens nog maar goed van de toestand genieten. Veel langer zou die toch niet meer duren. Zodra Tara aan de man was, zou de normale gang van zaken terugkeren. Door Ajji's groeiende roem was de familie een paar graden in achting gestegen. Er werd al om de hand van het meisje gevraagd. Een huwelijk dat banden met een goddelijk geïnspireerde grootmoeder opleverde werd als profijtelijk beschouwd. Misschien zou hun keus wel op die jongen van Parthasarathy vallen, dacht Rukku. Wat maakte het uit dat hij stukken ouder was dan Tara? Maar tot dat huwelijk zou Rukku Ajji moeten verdragen met haar gecommandeer, haar gehuichel, getreiter, geschrans en nachtelijke windenlaterij. Maar Rukku kon wachten. Ze had het geduld van een gier.
Op de veranda deed Ajji haar ogen dicht en schommelde tevreden. Haar brein draaide op volle toeren. Ze zon op middelen om de verbintenis met de Parthasarathy's te verhinderen. Bezwaar maken tegen de horoscopen ging niet, ze wist niet eens wat boven of onder was. Maar misschien kon ze een ongunstige moedervlek of een zenuwtrek op het gezicht van de jongen ontdekken en dat dan aandikken. Tara kon best nog even met trouwen wachten, want Ajji had het nog nooit zo naar haar zin gehad. Wie had kunnen voorzien dat haar oude, tot dan toe zo ellendige leven deze wending zou nemen? Het was een waar wonder. |
|