De Tweede Ronde. Jaargang 28(2007)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] De bulderende lach van François Rabelais Willem M. Roggeman Zwelgend in een eeuw van overvloed leeft hij gulzig, tuk op al wat nieuw is, zowel voor de geest als voor de maag. Het vet blinkt op zijn ronde volle kin terwijl hij in de ene hand de gebraden kip houdt en met de andere hand de roemer wijn opheft. Dan buldert de lach van François Rabelais over de lange tafel met de vele disgenoten. Hij, die de buik heeft uitgevonden, viert het feest van eten, drinken en sterven, want de dood zit graag mee aan tafel. De erudiet die de klassieken leest, boert en kent ook alle grollen waarin hij de dwaasheid in haar kooi herkent. Hij is ooggetuige van zijn geboorte in La Devinière nabij Chinon in 1483, gebakerd in een mand vol humanisme. Na zijn studies aan de universiteit van Montpellier wordt de monnik geneesheer in het Godshuis van Lyon en krabt er geduldig aan de schilferige huid van de zieken tot hij het wit van de ziel bereikt. Wanneer hij schrijft over de reus Gargantua of over zijn zoon Pantagruel weerklinken er regelmatig kleine explosies in de taal. Zo viert hij vroom het carnaval der woorden. Lyon ziet cultuur in de Rhone voorbijstromen. In deze stad vol drukkerijen en boekhandels [pagina 34] [p. 34] zwemmen dichters onder de bruggen door. Hier verschijnt in 1532 ‘Gargantua’, een jaar later door de Sorbonne veroordeeld wegens obsceniteit. Intussen schildert Jeroen Bosch, spelend met erotische symbolen, op houten panelen ‘De tuin der lusten’, waarin broeder Rabelais twee kinderen, François en Munnie verwekt, die door de Paus worden erkend. De eetlust verslindt het verstand. De lach en de wijn worden symbolen voor een ethica die men met open ramen vol licht luidop moet lezen omwille van de klankrijkdom. De drie centra die de mens leiden, de hersenen, het hart en de buik komen samen in de topografie van Rome, de stad met het hangslot van het geloof. Over het Mare Nostrum van zijn zinnen zwerft de arts Nostradamus in Saint-Rémy vertwijfeld tussen pestilentie en profetie. En in 1541 bereikt ‘de lange wandeling’ van Paracelsus in Salzburg zijn eindpunt. In de buik van Gargantua verstommen de vele verwijzingen naar Odysseus, de grootmeester onder de leugenaars. Panurge weet een antwoord op alle vragen en is net als Odysseus een sofist bij uitstek. Een windvlaag jaagt door de woorden. Reikhalzend gebruikt Rabelais de allusie als een samenzwering met de lezer. [pagina 35] [p. 35] Hij verzamelt ouderwetse soorten schrifturen en schimmen dwalen langs de trage afwisseling die dwars door al zijn cryptische teksten trekt. Zo wordt zijn Pantagruel een reflexie over de plaats van de waarheid in de geschiedenis. In de proloog gebruikt hij ontleningen aan de retorika van Aristoteles, zoals ‘De lach is eigen aan de mens’, maar hij hoort reeds het geblaf van de hondse magistraten. Vrolijk verwijst hij naar oude teksten, zowel poëzie als proza, parodieert bepaalde modellen, gebruikt woorden uit diverse dialecten, uit vergeten of zelf uitgevonden talen zoals de taal van het land Utopia. De deur van de wereld staat op een kier. Het dronken spook Renaissance wankelt naderbij. Van overal komen geleerde stemmen aangewaaid, maar ook ziekte en ouderdom naderen hun nest. In het ziekenhuis van Meudon vraagt hij zijn overbrenging naar Parijs waar op 9 april 1553 zijn lach stokt. Hij is zeventig en ziet vol welbehagen de zeven visioenen van de stervenden. Vorige Volgende