De Tweede Ronde. Jaargang 27
(2006)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
Drie canzones over Laura's ogen
| |
[71]Perché la vita è breve,
et l'ingegno paventa a l'alta impresa,
né di lui né di lei molto mi fido;
ma spero che sia intesa là dov'io bramo,
et là dove esser deve,
la doglia mia la qual tacendo i' grido.
Occhi leggiadri dove Amor fa nido,
a voi rivolgo il mio debile stile,
pigro da sé, ma 'l gran piacer lo sprona;
et chi di voi ragiona
tien dal soggetto un habito gentile,
che con l'ale amorose
levando il parte d'ogni pensier vile.
Con queste alzato vengo a dir or cose
ch'ò portate nel cor gran tempo aseose.
| |
[pagina 165]
| |
[Vervolg Nederlands]Ook wil ik graag verklaren
Dat mijn lof u geen recht zal doen, maar ach,
Het is een drang die zich niet laat bestrijden:
't Verlangen sinds ik zag
Wat zich in denken niet laat evenaren,
Noch woorden die zelfs anderen aan u wijden.
Ik weet dat van mijn bitterzoete lijden
Niemand zo goed als gij 't begin verstaat;
Als uw vurige ogen mij verteren,
Dan moet ik wel riskeren
Dat hun voornaamheid mijn geringheid smaadt;
Als ik dat niet vreesde, en
Als niet mijn vuur zich erdoor temperen laat,
Zalig is dan te sterven, want ik ben
Veel liever dood, dan levend zonder hen.
| |
[Vervolg Italiaans]Non perch'io non m'aveggia
quanto mia laude è 'ngiurïosa a voi:
ma contrastar non posso al gran desio,
lo quale è 'n me da poi
ch'i' vidi quel che pensier non pareggia,
non che l'avagli altrui parlar o mio.
Principio del mio dolce stato rio,
altn che voi so ben che non m'intende.
Quando agli ardenti rai neve divegno,
vostro gentile sdegno
forse ch'allor mia indignitate offende.
Oh, se questa temenza
non temprasse l'arsura che m'incende,
beato venir men! ché 'n lor presenza
m'è più caro il morir che 'l viver senza.
| |
[pagina 166]
| |
[Vervolg Nederlands]Ben ik dus niet vergaan
Als kwetsbaar ding dat in zo'n vuurhaard blaakt,
Dan ben ik niet op eigen kracht ontkomen;
Mijn vrees die is ontwaakt,
Laat mijn bloed ijzig door mijn aderen gaan:
Dat staalt het hart en zal het vuur betomen.
Gij heuvels, dalen, bossen, velden, stromen,
Die als getuigen mijn zwaar leven ziet,
Hoe vaak hoort u mij roepen om de dood!
O smartelijke nood,
Blijven is kwelling, vluchten helpt mij niet.
Weerhield een groter vreze
Mij niet, ik wist wel wat een uitweg biedt,
Ik eindigde mijn hard bestaan bij dezen;
De schuld kreeg wie mijn lot geen zorg zal wezen.
| |
[Vervolg Italiaans]Dunque ch'i' non mi sfaccia,
sí frale obgetto a sí possente foco,
non è proprio valor che me ne scampi;
ma la paura un poco,
che 'l sangue vago per le vene agghiaccia,
risalda 'l cor, perché piú tempo avampi.
O poggi, o valli, o fiumi, o selve, o campi,
o testimon' de la mia grave vita,
quante volte m'udiste chiamar morte!
Ahi dolorosa sorte
lo star mi strugge, e 'l fuggir non m'aita.
Ma se maggior paura
non m'affrenasse, via corta et spedita
trarrebbe a fin questa apra pena et dura;
et la colpa è di tal che non à cura.
| |
[pagina 167]
| |
[Vervolg Nederlands]Smart, waarom dwing je mij
Om uit te spreken wat 'k mijzelf verbied?
Laat mij toch gaan naar wat mij zo bekoort,
Over u klaag ik niet,
O ogen, hemels stralend allebei,
Noch over Amor die mij ringeloort.
Bezie de kleuren van tweeledig soort,
Door Amor zelf op mijn gezicht gebracht,
En u beseft wat hij van binnen doet,
Hij die mij nu voorgoed
Regeert met zijn van u verkregen kracht.
Ogen, mij toegewend,
U zelf te zien, dat ligt niet in uw macht,
Maar kijk naar mij en elke keer herkent
U in die andere ogen wie u bent.
| |
[Vervolg Italiaans]Dolor, perché mi meni
fuor di camin a dir quel ch'i' non voglio?
Sostien ch'io vada ove 'l piacer mi spigne.
Già di voi non mi doglio,
occhi sopra 'l mortal corso sereni,
né di lui ch'a tal nodo mi distrigne.
Vedete ben quanti color' depigne
Amor sovente in mezzo del mio volto,
et potrete pensar qual dentro fammi,
là 've dí et notte stammi
adosso, col poder ch'a in voi raccolto,
luci beate et liete
se non che 'l veder voi stesse v'è tolto;
ma quante volte a me vi rivolgete,
conoscete in altrui quel che voi siete.
| |
[pagina 168]
| |
[Vervolg Nederlands]Ach, als u zelf kon zien
Hoe mooi u bent, meer dan een sterflijk mens,
Uw onvoorstelbare, onaardse pracht,
Zou blijdschap zonder grens
Zeker uw hart vervullen, maar misschien
Staat schoonheid los van visuele kracht;
Welzalig is de ziel die naar u smacht!
O hemels ogenlicht, door u ontwaakt
Mijn leven dat niets even dierbaars biedt.
Waarom mij vaker niet
Het zien vergund dat nooit verzadigd raakt?
Waarom toont u uw ogen
Niet vaker hoe mij Amor heeft mismaakt?
Waarom zou ik niet méér genieten mogen
Van vreugde die mijn ziel soms heeft bewogen?
| |
[Vervolg Italiaans]S'a voi fosse sí nota
la divina incredibile bellezza
di ch'io ragiono, come a chi la mira,
misurata allegrezza
non avria 'l cor: però forse è remota
dal vigor natural che v'apre et gira.
Felice l'alma che per voi sospira,
lumi del ciel, per li quali io ringratio
la vita che per altro non m'è a grado!
Oimè, perché sí rado
mi date quel dond'io mai non son satio?
Perché non piú sovente
mirate qual Amor di me fa stracio?
E perché mi spogliate immantanente
del ben ch'ad ora ad or l'anima sente?
| |
[pagina 169]
| |
[Vervolg Nederlands]Toch voel ik nu en dan
De gunst van uw genade in mijn ziel,
Een nieuwe zoetheid die mij transformeert,
Waardoor van mij afviel
Wat mij terneergedrukt hield en er van
Wel duizend zorgen hooguit één resteert;
Dat weinige is wat in vreugd verkeert.
Duurde die mooie stemming maar een tijd,
Geen leven zou het mijne evenaren,
Mijn roem zou fierheid baren,
Zodat ik zelfs door anderen werd benijd;
Maar 't lot laat ons gedenken:
Nooit wint de lach als hij met tranen strijdt;
Door 't onderbreken van dit koortsig denken
Kan ik pas aan mijzelf weer aandacht schenken.
| |
[Vervolg Italiaans]Dico ch'ad ora ad ora,
vostra mercede, i' sento in mezzo l'alma
una dolcezza inusitata et nova,
la qual ogni altra salma
di noiosi pensier' disgombra allora,
sí che di mille un sol vi si ritrova:
quel tanto a me, non piú, del viver giova.
Et se questo mio ben durasse alquanto,
nullo stato aguagliarse al mio porrebbe;
ma forse altrui farrebbe
mvido, et me superbo l'onor tanto:
però, lasso, convensi
che l'extremo del riso assaglia il pianto,
e 'nterrompendo quelli spirti accensi
a me ritomi, et di me stesso pensi.
| |
[pagina 170]
| |
[Vervolg Nederlands]De tedere gedachte
In uw gemoed, aan mij geopenbaard,
Die alle andere lust uit mij verdrijft,
Die maakt mijn dichtwerk waard
Om er onsterflijkheid van te verwachten
Wanneer ik zelf vergaan ben en ontlijfd.
Ben ik bij u, geen van mijn zorgen blijft,
Maar ze zijn terug zodra u mij verlaat,
Hoewel mijn innige herinnering
Meteen op 't hangslot ging,
Zodat geen zorg er meer naar binnen gaat.
Groeit er uit mij nu weer
Een mooie vrucht, dan kwam van u het zaad,
Ik ben maar een stuk dorre grond, niet meer;
U die 't ontgint, krijgt daarvan alle eer.
Jij, lied, laat mij geen rust, nu ik verlang
Te zeggen wat mij aan mijzelf ontsteelt,
Waar jij met vele andere in deelt.
| |
[Vervolg Italiaans]L'amoroso pensero
ch'alberga dentro, in voi mi si discopre
tal che mi trâ del cor ogni altra gioia;
onde parole et opre
escon di me sí fatte allor ch'i' spero
farmi immortal, perché la carne moia.
Fugge al vostro apparire angoscia et noia,
et nel vostro partir tomano insieme.
Ma perché la memoria innamorata
chiude lor poi l'entrata,
di là non vanno da le parti extreme;
onde s'alcun bel frutto
nasce di me, da voi vien prima il seme:
io per me son quasi un terreno asciutto,
cólto da voi, e 'l pregio è vostro in tutto.
Canzon, tu non m'acqueti, anzi m'infiammi
a dir di quel ch'a me stesso m'invola:
però sia certa de non esser sola.
| |
[pagina 171]
| |
72Uw oogbeweging toont,
Edele vrouw, de gloed van een zacht licht
Dat mij de weg wijst die ten hemel gaat;
En binnen mijn gezicht
Brengt het, waar met mij enkel Amor woont,
Uw hart, dat zich erdoor verlichten laat;
Dit zien stelt mij tot alle goeds in staat,
Dit licht voert mij naar 't glorieuze doel,
Verre van alles wat laag is en banaal;
Ik kan in mensentaal,
Nooit zeggen wat ik bij die ogen voel
Die zo godzalig zijn,
Hetzij in winters land, berijpt en koel,
Of in 't getijde dat hernieuwd zal zijn
In 't voorjaar van mijn eerste liefdespijn.
| |
72Gentil mia donna, i' veggio
nel mover de' vostr'occhi un dolce lume
che mi mostra la via ch'al ciel conduce;
et per lungo costume,
dentro là dove sol con Amor seggio,
quasi visibilmente il cor traluce.
Questa è la vista ch'a ben far m'induce,
et che mi scorge al glorïoso fine;
questa sola dal vulgo m'allontana:
né già mai lingua humana
contar poria quel che le due divine
luci sentir mi fanno,
e quando 'l verno sparge le pruine,
et quando poi ringiovenisce l'anno
qual era al tempo del mio primo affanno.
| |
[pagina 172]
| |
[Vervolg Nederlands]Ik denk: als uit den hoge
De eeuwige beweger van de sferen
Laat zien wat hij op aarde heeft gedaan,
Er nog meer is te eren;
O dat de kerker mij bevrijden moge
Die mij weerhoudt op weg naar zo'n bestaan.
Dan, naar mijn oude strijd teruggegaan,
Dank ik Natuur en mijn geboortedag
Dat zij mij zoveel vreugde waardig achtten,
En haar, die 't hoog verwachten
Bracht in mijn hart; immers, tevoren lag
Iets zwaar op mijn gemoed,
Maar nu is het vol edele gedachten,
Blij met zichzelf, en vol gepeinzen zoet,
Omdat háár oogopslag het opendoet.
| |
[Vervolg Italiaans]Io penso: se là suso,
onde 'l motor eterno de le stelle
degnò mostrar del suo lavoro in terra,
son l'altr'opre sí belle,
aprasi la pregione, ov'io son chiuso,
et che 'l camino a tal vita mi serra.
Poi mi rivolgo a la mia usata guerra,
ringratiando Natura e 'l di ch'io nacqui
che reservato m'ánno a tanto bene,
et lei ch'a tanta spene
alzò il mio cor: ché 'nsin allor io giacqui
a me noioso et grave,
da quel dí inanzi a me medesmo piacqui,
empiendo d'un pensier alto et soave
quel core ond'ànno i begli occhi la chiave.
| |
[pagina 173]
| |
[Vervolg Nederlands]Geen vreugde mij bewust
Die grillige Fortuna, dan wel Amor
Hun beste vriend op aarde zouden geven,
Of 'k ruilde die, en graag voor
Eén blik van haar, want die slechts geeft mij rust,
Zoals het wortelstel een boom doet leven.
O engelogen, sprankels die mijn leven
Verzaligen, waaraan het vuur ontspringt
Dat mij verteert en aangenaam ontwricht.
Hoe vlucht elk ander licht,
Of het verbleekt, daar waar het uwe blinkt!
Zo voel ik aan den lijve,
Waar zoveel heerlijks in mijn hart verzinkt,
Dat het er al het andere zal verdrijven
En u met Amor daar alleen moogt blijven.
| |
[Vervolg Italiaans]Né mai stato gioioso
Amor o la volubile Fortuna
dieder a chi piú fur nel mondo amici,
ch'i' nol cangiassi ad una
rivolta d'occhi, ond'ogni mio riposo
vien come ogni arbor vien da sue radici.
Vaghe faville, angeliche, beatrici
de la mia vita, ove 'l piacer s'accende
che dolcemente mi consuma et strugge:
come sparisce et fugge
ogni altro lume dove'l vostro splende,
cosí de lo mio core,
quando tanta dolcezza in lui discende,
ogni altra cosa, ogni penser va fore,
et solo ivi con voi rimanse Amore.
| |
[pagina 174]
| |
[Vervolg Nederlands]Als men ooit uit het hart
Van minnaars al het zoet vergaren kan,
Bij wat ík voel is het toch niets dan woorden,
Wanneer u nu en dan
Uw licht laat stralen tussen wit en zwart,
Het ogenlicht dat Amor zo bekoorde;
Ik denk sinds ik een kind ben dat er voor de
Wanschapenheid en wanfortuin in mij
Geen ander middel uit de hemel baat.
Uw sluier doet mij kwaad
En reken daar ook vaak uw hand nog bij
Die van mijn hoogste goed
Mijn blik zo houdt gescheiden dat ik schrei,
Om 't vuur te temperen in mijn gemoed
Dat met uw aanblik mee veranderen moet.
| |
[Vervolg Italiaans]Quanta dolcezza unquancho
fu in cor d'aventurosi amanti, accolta
tutta in un loco, a quel ch'i' sento è nulla,
quando voi alcuna volta
soavemente tra 'l bel nero e 'l biancho
volgete il lume in cui Amor si trastulla;
et credo da le fasce et da la culla
al mio imperfecto, a la Fortuna adversa
questo rimedio provedesse il cielo.
Torto mi face il velo
et la man che sí spesso s'atraversa
fra 'l mio sommo dilecto
et gli occhi, onde di et notte si rinversa
il gran desio per isfogare il petto,
che forma tien dal varïato aspetto.
| |
[pagina 175]
| |
[Vervolg Nederlands]Als ik zie, tot mijn last,
Dat ik niets heb aan gaven der natuur
Waar ik geen lieve blik mee winnen kan,
Dwing ik mijn liefdesvuur
Te zijn zoals mijn hoog verwachten past,
En in die zachte brand verga ik dan.
Deed ik maar 't goede, meed ik 't kwaad, een man
Die op elk werelds streven nederziet;
Als ik met moeite zo een faam verdien,
Dan helpt mij dat misschien
Zodat zíj mij met milder oog beziet;
't Eind van mijn lijden vinden,
Dat lukt mijn droevig hart toch elders niet
Dan in haar bevend oog, laatste hoop in de
Boezem van allen die ooit hoofs beminden.
Mijn lied, één zusje is je voorgegaan,
Een ander lied nam juist zijn intrek hier
En popelt, dus vul ik nog meer papier.
| |
[Vervolg Italiaans]Perch'io veggio, et mi spiace,
che natural mia dote a me non vale
né mi fa degno d'un sí caro sguardo,
sforzomi d'esser tale
qual a l'alta speranza si conface,
et al foco gentil ond'io tutt'ardo.
S'al ben veloce, et al contrario tardo,
dispregiator di quanto 'l mondo brama
per solicito studio posso farme,
potrebbe forse aitarme
nel benigno iudicio una tal fama:
Certo il fin de' miei pianti,
che non altronde il cor doglioso chiama,
vèn da' begli occhi alfin dolce tremanti,
ultima speme de' cortesi amanti.
Canzon, l'una sorella è poco inanzi,
et l'altra sento in quel medesmo albergo
apparechiarsi; ond'io piú carta vergo.
| |
[pagina 176]
| |
73Omdat mijn lot dicteert
Dat mij mijn heet verlangen steeds doet smachten,
En nu mijn wil mij dwingt mij uit te spreken,
Moet Amor mijn gedachten
Maar leiden op de weg die hij mij leert,
Zodat ik mijn verlangen niet verteken
In verzen en mijn hart niet laat verweken
Doordat het zoet onmatig is geweest
In mijn gemoed, waar niemands blik kan gaan.
Maar spreken vuurt mij aan,
Mijn kunst maakt niet, zoals ik heb gevreesd
En zoals je soms hoorde,
Dat er een minder vuur brandt in mijn geest.
Nee, eerder smelt ik van mijn eigen woorden,
Een man van ijs die in de zon versmoorde.
| |
73Poi che per mío destino
a dir mi sforza quell'accesa voglia
che m'á sforzato a sospirar mai sempre,
Amor, ch'a ció m'invoglia,
sia la mia scorta, e 'nsignimi 'l camino,
et col desio le mie rime contempre:
ma non in guisa che lo cor si stempre
di soverchia dolcezza, com'io temo,
per quel ch'i' sentp ov'occhio altrui non giugne;
ché 'l dir m'infiamma et pugne,
né per mi' 'ngegno, ond'io pavento et tremo,
sí come talor sòle,
trovo 'l gran foco de la mente scemo,
anzi mi struggo al suon de le parole,
pur com'io fusse un huom di ghiaccio al sole.
| |
[pagina 177]
| |
[Vervolg Nederlands]Opdat mijn vuur bekoelde,
Dacht ik eerst, spreek ik vrij, om mijn gemoed
Althans de rust van een bestand te geven;
Die hoop gaf mij de moed
In woorden om te zetten wat ik voelde;
Maar hoop verbleekte en is niet gebleven.
Toch moet ik voortgaan met mijn hoge streven
Dat doorklinkt in mijn lied,
Zo machtig is de wil die in mij brandt
En dood is het verstand
Dat kon betomen; teugels zijn er niet.
Blaze mij Amor in
Wat 'k zeggen moet, zodat ik woorden giet
In 't oor van mijn beminde vijandin,
Misschien wordt dan meedogen haar vriendin.
| |
[Vervolg Italiaans]Nel cominciar credia
trovar parlando al mio ardente desire
qualche breve riposo et qualche triegua.
Questa speranza ardire
mi porse a ragionar quel ch'i'sentia:
or m'abbandona al tempo, et si dilegua.
Ma pur conven che l'alta impresa segua
continüando l'amorose note,
si possente è 'l voler che mi trasporta;
et la ragione è morta,
che tenea 'l freno, et contrastar nol pote.
Mostrimi almen ch'io dica
Amor in guisa che, se mai percote
gli orecchi de la dolce mia nemica,
non mia, ma di pietà la faccia amica.
| |
[pagina 178]
| |
[Vervolg Nederlands]Zeker, er was een tijd
Dat men naar ware eer zo heeft gesmacht
Dat sommigen hun werk naar andere landen
Hebben overgebracht,
Waarvan een zee of bergketen ons scheidt,
Daar vonden zij waaraan zij 't hart verpandden;
Maar sinds Natuur, God, Amor samenspanden
Om kracht ten goede mee te geven aan
De mooie ogen die mij blij doen leven,
Moet ik die verre dreven
Vermijden en geen water overgaan;
Steeds keer ik naar hen weer,
De bron van alle goeds in mijn bestaan,
Want elke keer dat ik de dood begeer
Weerhoudt alleen haar oogopslag mij weer.
| |
[Vervolg Italiaans]Dico: se 'n quella etate
ch'al vero honor fur gli animi sí accesi,
l'industria d'alquanti huomini s'avolse
per diversi paesi,
poggi et onde passando, et l'onorate
cose cercando, e 'l più bel fior ne colse,
poi che Dio et Natura et Amor volse
locar compitamente ogni virtute
in quei be' lumi, ond'io gioioso vivo,
questo et quell'altro rivo
non conven ch'i' trapasse, et terra mute.
A lor sempre ricorro
come a fontana d'ogni mia salute,
et quando a morte disiando corro,
sol di lor vista al mio stato soccorro.
| |
[pagina 179]
| |
[Vervolg Nederlands]Een schipper, kromgebogen
Door zware storm, zal 's nachts zijn ogen naar
De beide sterren van de poolkring richten;
Zo is bij stormen, waar
Amor mee straft, het stralen van haar ogen
De ene baak die mijn lot kan verlichten;
Helaas, veel meer ondeen ik aan die lichten
Dan wat zij mij gracieus af wilde staan,
Nu ik word meegevoerd door Amor's storm:
Hun levenslange norm
Moet mij geleiden in mijn klein bestaan;
Sinds ik ze heb ontwaard,
Heb ik buiten hen om niets goeds gedaan;
Zij zijn voor mij het hoogste op de aard
En eigenwaarde is mij niets meer waard.
| |
[Vervolg Italiaans]Come a forza di vènti
stanco nocchier di notte alza la testa
a' duo lumi ch'a sempre il nostro polo,
cosí ne la tempesta
ch'i' sostengo d'Amor, gli occhi lucenti
sono il mio segno e 'l mio conforto solo.
Lasso, ma troppo è piú quel ch'io ne 'nvolo
or quinci or quindi, come Amor m'informa,
che quel che vèn da gratïoso dono;
et quel poco ch'i' sono
mi fa di lor una perpetua norma.
Poi ch'io li vidi in prima,
senza lor a ben far non mossi un'orma:
cosí gli ò di me posti in su la cima,
che 'l mio valor per sé falso s'estima.
| |
[pagina 180]
| |
[Vervolg Nederlands]Ik kan geen uitleg geven
En heb geen beelden voor wat het mij doet,
Bemerkend dat haar ogen naar mij kijken;
Welke genieting zoet
Zou daarbij kunnen halen in dit leven?
Alles wat mooi is moet daar wel voor wijken.
Een stille vrede, slechts te vergelijken
Met die altoos sereen ten hemel heerst,
Ontwelt hun lachende vertedering.
O zag ik maar één ding,
Hoe Amor hen zo liefderijk regeert,
Zag ik dat van nabij,
Een dag dat 't hemelrad was geblokkeerd,
Ik dacht niet meer aan anderen noch aan mij,
Mijn ogen knipperden er zelfs niet bij.
| |
[Vervolg ItaIiaans]I' non poria già mai
imaginar, nonché narrar gli effecti,
che nel mio cor gli occhi soavi fanno:
tutti gli altri diletti
di questa vita ò per minori assai,
et tutte altre bellezze indietro vanno.
Pace tranquilla senza alcuno affanno:
simile a quella ch'è nel ciel eterna,
move da lor inamorato riso.
Cosí vedess'io fiso
come Amor dolcemente gli govema,
sol un giomo da presso
senza volger già mai rota superna,
né pensasse d'altrui né di me stesso,
e 'l batter gli occhi miei non fosse spesso.
| |
[pagina 181]
| |
[Vervolg Nederlands]Helaas, door te verlangen
Verlang ik iets onmogelijks, vrees ik;
Ik leef van liefde die niets kan verwachten;
Alleen als Amor's strik,
Waar hij mijn spraakorgaan mee heeft gevangen
Toen teveel licht mijn aards gezicht ontkrachtte,
Wordt losgemaakt, dan durf ik mijn gedachten
Weer vorm te geven, zozeer ongehoord
Dat iedereen zou wenen die ze hoorde;
Maar dan, gedrongen door de
Geslagen wonde, zegt mijn hart geen woord
En word ik dodelijk bleek;
Mijn bloed trekt weg naar een verborgen oord
En ik ben niet mijzelf nu is gebleken:
Het kwam door Amor's dodelijke steken.
Mijn lied, de pen begint het beu te worden
Dat ik hem zoveel teders zeggen doe,
Maar mijn gedachten worden het nooit moe.
| |
[Vervolg Italiaans]Lasso, che disïando
vo quel ch'esser non puote in alcun modo,
et vivo del desir fuor di speranza:
solamente quel nodo
ch'Amor cerconda a la mia lingua quando
l'umana vista il troppo lume avanza,
fosse disciolto, i' prenderei baldanza
di dir parole in quel punto sí nove
che farian lagrimar chi le 'ntendesse;
ma le ferite impresse
volgon per forza il copiagato altrove,
ond'io divento smorto,
e 'l sangue si nasconde, i' non so dove,
né rimango qual era; et son mi accorto
che questo è 'l colpo di che Amor m'à morto.
Canzone, i' sento già stancar la penna
del lungo et del dolce ragionar co llei,
ma non di parlar meco i pensier' mei.
|
|