De Tweede Ronde. Jaargang 27

[p. 160]

Drie gedichten
Theodósis Nikoláou^*
(Vertaling Kees Klok & Stella Timonidou)

Schilderijententoonstelling

De bezoekers lopen door de zaal;
Ze bekijken de schilderijen aan de muren,
Praten en geven commentaar.

‘De vakman dient leven aan zijn visioenen te geven;
De afkeer van de dood is helemaal afwezig in het kunstwerk.
Wat moeten de vogels, de bomen, al deze idyllische

landschappen

Wanneer rauw geweld voorbijtrekt en ons vertrapt?’

* Theodósis Nikoláou (1930-2004) werd geboren in Paphos. Hij studeerde af in Griekse taal- en letterkunde aan de universiteit van Athene en in de pedagogiek aan de universiteit van Londen. Hij was docent en later rector aan het gymnasium van Famagusta. Hij publiceerde essays en drie dichtbundels. Hij liet een klein maar buitengewoon belangrijk oeuvre achter, dat hem een belangrijke plaats toekent in de Griekse literatuur. Eerder verschenen gedichten van hem in een vertaling van Hero Hokwerda in de bloemlezing van Cypriotische literatuur Wij wonen in een taal, samengesteld door Kees Klok en Stella Timonidou (Brugge 2004).

Εκθεση ζωγραφικησ

Οἱ ἐπισκέπτɛς τριγυρίζουν μὲς στὴν αἴθουσα•
Βλέπουν στους τοίχους τὶς ɛἰκόνɛς
Συνομιλοῦν καὶ σχολιάζουν.

‘‘Ο τɛχνίτης πρέπɛι νὰ δίνɛι σάρκα καὶ ὀστᾶ στὰ ὁράματά του
'Απὸ τὰ ἔργα ἀπουσιάζɛι παντɛλῶς ἡ φρίκη τοῦ θανάτου.
Τί θέση ἔχουν τὰ πουλιά, τὰ δέντρα, τὰ τοπία αὐτὰ τὰ

ɛιδυλλιακά

Τὴν ὥρα ποὺ ἡ βία ὠμὴ πɛρνᾶ καὶ μᾶς καταπατᾶ;’

[p. 161]

[Vervolg Nederlands]

Maar als de suppoost 's avonds het licht uitdoet
En de deur vergrendelt
Openen de vogels hun snavels
En klinkt er gejammer door de lege zaal
Alsof ze samen een klaagzang aanheffen voor Adrianopel
En zelfs de wind die 's nachts opsteekt
Slaat deze zaal niet over. Hij waait
Er doorheen en beweegt de boombladeren op de doeken.
Tussen de vier wanden is een zucht te horen
Als het klaaglied van Hecabe
Toen zij samen met de andere Trojanen
Hun kinderen zochten in het geplunderde Troje.

Het lijkt alsof niet het wat van belang is, maar het hoe.

In: Eikónes. Lefkosía 1988

[Vervolg Grieks]

Μὰ ὅταν τὸ βράδυ σβήσɛι τὰ φῶτα ὁ φύλακας
Καὶ στɛρɛώσɛι τὸ μοχλὸ στὴν πόρτα
'Ανοίγουν τὸ ράμφος τὰ πουλιὰ
Καὶ ἡ ἄδɛια αἴθουσα ἀντηχɛῖ ἀπὸ ἕνα κλάμα
Σὰν νὰ μοιρολογοῦν ὅλα μαζὶ τὴν ᾿Αντριανόπολη.
Κι ἀκόμα όταν σηκώνɛται ὁ ἄνɛμος τὴ νύχτα
Τὴν αἴθουσα αὐτὴ δὲν ἀγνοɛῖ. Πνέɛι
Καὶ σɛίɛι τὰ φύλλα τῶν δέντρων στὶς ɛἰκόνɛς.
Ένας στɛναγμὸς ἀκούɛται μέσα στοὺς τέσσɛρɛις τοίχους
‘Ιδιος μὲ τὸ θρῆνο τῆς ‘Εκάβης
Ποὺ μαζὶ μὲ τὶς ἄλλɛς Τρωαδίτισσɛς ζητοῦσαν
Μέσα στὴ λɛηλατημένη Τροία τὰ παιδιά τους.

Φαίνɛται πὼς δὲν ἔχɛι σημασία τὸ τί ἀλλὰ τὸ πῶς.

[p. 162]

5

De zee roept aanhoudend in de nacht
En terwijl haar roep schuimende golven opwekt
Doordringt hij het gehoor en wekt
Oeroude herinneringen die sluimeren in haar diepte
En diep in de ziel van de bewoners.

Het schip ligt gereed voor de grote reis.
De mannen aan de riemen en zeilen
Op de voorplecht om de koers te wijzen
Een meisje met loshangend haar
Dat golft op de wind
Die zelfs wanneer hij gaat liggen
Door haar haren blijft spelen.

Haar ontblote borsten splijten onweer en mist
Haar ogen overdag noch 's nachts
Door slaap overmand
Wijd open om de richting te vinden.

En de reis gaat tot nu toe voort
Tussen de klippen en
De duistere geheimzinnige wegen van de sterren.
Maar niemand echter kent het geheim
Ons schip heeft geen anker aan boord.

In: To Spíti. Athene 2002.

έ

Η ΘΑΛΑΣΣΑ κραυγάζɛι ɛπίμονα μέσα στη νύχτα
Καί ἡ κραυγή της ὀρθώνοντας ἀφρισμένα τα κύματα
Διαπɛρνᾶ τὴν ἀκοή και ξυπνά
Πανάρχαιɛς μνήμɛς που κοιμοῦνται στο βάθος της
Και στο βάθος τῆς ψυχῆς τῶν ἐνοίκων.

‘Έτοιμο το καράβι γιά τό μɛγάλο ταξίδι.
Οἱ ἄντρɛς στα κουπιά, στα πανιά
Καί στήν πρώρα γιά ν’ ανοίγɛι τό δρόμο
Μιά κόρη μέ τά μαλλιά λυμένα
Νά κυματίζουν στην πνοή τῶν ἀνέμων
Τά μαλλιά πού πɛριɛῖχαν τόν ἄνɛμο
Κι ὅταν ἀκόμα σιγοῦσɛ.

Τά γυμνά στήθη σχίζουν την καταιγίδα καί τήν ὁμίχλη
Τά μάτια πού δέν γνώρισαν τόν ὕπνο
Μήτɛ τη μέρα, μήτɛ τήν νύχτα
Ανοιχτά γιά νά βρίσκουν το δρόμο.

Καί τό ταξίδι συνɛχίζɛται ως τώρα
'Ανάμɛσα στους βράχους καί ἀνάμɛσα
Στούς σκοτɛινούς και μυστικούς διαδρόμους τῶν ἄστρων.
Όμως τό μυστικό κανɛίς δέν τό κατέχɛι
Τό καράβι μας δέν ἔχɛι μαζί του τήν ἄγκυρα.

[p. 163]

Speelgoed

Dit vrolijke mannetje met de rode muts
De groene armen en de groene benen
Met zijn mooie kleurrijke kleren
Zal nooit meer zijn lichaam krampachtig bewegen
Hoe je ook aan het touwtje trekt.

Hij kon het noodlot niet vermijden.
Het lot van speelgoed is te slijten en te verdwijnen.
Hoe weinig speelgoed overleeft en op wat voor manier!
Een houten paard met drie benen
Een wiel van een trein
Een pop zonder haar en ogen.
Heel de wereld van dit leven in een miniatuur
Verbleekt, geamputeerd, schipbreuk geleden.

Het lot van speelgoed is ook dat het niet gerepareerd wordt.
Als je de arm maakt breek je al snel het been
Je herstelt de schoorsteen van een schip
En scheurt de kiel.
Iets nieuws kopen is een grote fout.
Het nieuwe voorwerp staat er als een indringer
Je verwacht dat hij elk ogenblik vertrekt
Maar hij gaat niet en er is geen hoop dat je hem leert kennen
Een oude herinnering komt ertussen
Een gruwelijke wond door een geslepen mes.

Uit: Pepragména. Lefkosia 1980.

Παιγνιδια

Αὐτὸ τὸ γɛλαστὸ ἀνθρωπάριο μὲ τὸν κόκκινο σκοῦφο
Τὰ πράσινα χέρια καὶ τὰ πράσινα πόδια
Μὲ τὰ ὡραῖα χρωματιστά φορέματά του
Δὲν θὰ μπορέσɛι ἄλλη φορὰ νὰ κουνήσɛι σπασμωδικὰ τὰ μέλη
Ὅσο κι ἂν τραβήξɛις τὸ σπάγκο

Δὲν μπόρɛσɛ νὰ ξɛφύγɛι τὴν κοινὴ μοίρα.
‘Η μοίρα τῶν παιγνιδιῶν ɛἶναι ἡ φθορὰ καὶ ἡ ἐξαφάνιση.
Πόσα λίγα παιγνίδια ἐπιζοῦν καὶ πῶς ἐπιζουν!
‘Ένα ξύλινο άλογο μɛ τρία πόδια
‘Ένας τροχὸς ἀπὸ ἕνα τραῖνο
Μιὰ κούκλα χωρὶς μαλλιὰ καὶ μάτια.
‘Ολος ὁ κόσμος τῆς ζωῆς σὲ μιὰ μικρογραφία
Ξɛθωριασμένος, ἀκρωτηριασμένος καὶ καραβοτσακισμένος

Κι ἀκόμη ɛἶναι ἡ μοίρα τῶν παιγνιδιῶν νὰ μὴ ἐπιδιορθώνονται.
‘Αν ἐπιδιορθώσɛις τὸ χέρι σπάζɛι σὲ λίγο τὸ πόδι
‘Επιδιορθώνɛις τὸ φουγάρο του πλοίου
Καὶ ξηλώνɛται ἡ καρίνα.
Κι ἂν ἀγοράσɛις καινούριο ɛἶναι τὸ μέγα λάθος.
Τὸ νέο ἀντικɛίμɛνο στέκɛται σὰν ἕνας παρɛίσακτος
Πού πɛριμένɛις ὥρα τὴν ὥρα νὰ φύγɛι ἀπὸ τὸ σπίτι σου
Καὶ δὲν φɛύγɛι, καὶ δὲν ὑπάρχɛι ἐλπίδα γνωριμιᾶς.
‘Η παλιὰ μνήμη ἐπɛμβαίνɛι
Φριχτή πληγὴ ἀπὸ μαχαίρι ἀκονισμένο.