|
| |
| |
| |
Drie gedichten
Osip Mandelstam
(Vertaling Nina Targan Mouravi)
[Een ijle rookpluim lost in luchten op, het vriest,]
Een ijle rookpluim lost in luchten op, het vriest,
Ook ik zou nu, versmacht door vrijheid koud en triest,
In een sereen gezang ten hemel willen zweven,
Verdwijnen voor altijd, toch moet ik me begeven
Door de besneeuwde straat, op deze avondstond.
Het Westen gloeit nog na, en ergens blaft een hond,
Er komen op mijn pad zo nu en dan passanten.
Niet spreken alsjeblieft! Wat zeg ik je ten antwoord?
| |
[В морозном воздухе растаял лёгкий дым,]
В морозном воздухе растаял лёгкий дым,
И я, печальною свободою томим,
Хотел бы вознестись в холодном, тихом гимне,
Исчезнуть навсегда, но суждено идти мне
По снежной улице, в вечерний этот час.
Собачий слышен лай, и запад не погас,
И попадаются прохожие навстречу.
Не говори со мной! Что я тебе отвечу?
| |
| |
| |
[Vervolg Nederlands]
De winter laat de één blauwogig vuurdrank proeven,
De ander - bisschopswijn, doortrokken van kaneel,
En weer een ander vult zijn rokerige hoeve
Met ijzig sterrenzout - dat is zijn wrede deel.
Wat warme kippenmest, verdorde, gele grassen,
Die schapen op een kluit, hun klungelig gedoe;
Als ik maar levend ben - wil iemand op me passen -
Eén zwavelstok, ik kan met weinig warmte toe.
Je ziet: ik heb alleen een lemen kruik in handen,
De sterren kietelen mijn wazige gehoor,
Toch raakt een mens gehecht aan hier, het kan niet anders,
Dat droeve pluis, dat leem, ik geef er alles voor.
Het stro herschikken, zacht langs dierenpelzen strijken,
Kil als een appelboom, in jutedoek gehuld,
Vol dwaze tederheid naar onbekenden reiken,
En tasten in het niets, en wachten vol geduld.
De muiters spoeden zich, gelijk een kudde schapen,
Door het besneeuwde veld, de broze witte korst.
De winter laat de een met rook en alsem slapen,
De ander - met het zout van de gekrenkte vorst.
O, aan een lange staak een lampion te hijsen,
En naar de zieneres, met in de pot een haan,
Met hond en sterrenzout om je de weg te wijzen.
De sneeuw is wit, zo wit, hij tast je ogen aan.
| |
[Vervolg Russisch]
Кому зима - арак и пунш голубоглазый,
Кому - душистое с корицею вино,
Кому жестоких звезд солёные приказы
В избушку дымную перенести дано.
Немного тёплого куриного помёта
И бестолкового овечьего тепла;
Я всё отдам за жизнь - мне так нужна забота, -
И спичка серная меня б согреть могла.
Взгляни: в моей руке лишь глиняная крынка,
И верещанье звезд щекочет слабый слух,
Но желтизну травы и теплоту суглинка
Нельзя не полюбить сквозь этот жалкий пух.
Тихонько гладить шерсть и ворошить солому,
Как яблоня зимой, в рогоже голодать,
Тянуться с нежностью бессмысленно к чужому,
И шарить в пустоте, и терпеливо ждать.
Пусть заговорщики торопятся по снегу
Отарою овец и хрупкий наст скрипит,
Кому зима - полынь и горький дым к ночлегу,
Кому - крутая соль торжественных обид.
О, если бы поднять фонарь на длинной палке,
С собакой впереди идти под солью звезд
И с петухом в горшке прийти на двор к гадалке.
А белый, белый снег до боли очи ест.
|
|
Auteursrechtelijk beschermd