[Nummer 4]
Voorwoord
Dit is het eerste ‘vrije’ Winternummer dat de plaats inneemt van het themaloze Zomernummer. Het biedt, zoals altijd, een rijke verscheidenheid aan Nederlandse en vertaalde teksten, literaire ontdekkingen en curiositeiten, oude en nieuwe dichters. Graag signaleren we in Nederlands proza verhalen van vier vaste medewerkers (van Nimwegen, Sauwer, Snijder en Spaan), naast twee debuten, van Thijs de Boer en John Toxopeus. In Nederlandse poëzie tien dichters van wie er één debuteert, Sanja Percela. In Light Verse bijdragen van acht oude getrouwen en één nieuweling, Kees Engelhart.
In Essay introduceert Ike Cialona haar epische Byron-vertaling (Childe Harold), die verder aan bod komt in Vertaalde poëzie. Daarnaast in Essay Gerard de Vries' zeer overtuigende contrapuntische analyse van Nabokov's Pale Fire en - uniek voor De Tweede Ronde - een politiek getint stuk van de prominente Hongaarse auteur Péter Nádas, een intens doorleefde terugblik op de Hongaarse Opstand van precies een halve eeuw geleden.
Vertaald proza bevat twee verhalen, een hedendaagse tekst van Eduard Limonov, ooit getypeerd als de Russische Jan Cremer, over zijn bezoek aan een oude Russin in Londen die zeventig jaar geleden de vlam was van Osip Mandelstam, én een zestiende-eeuwse vertelling uit de Heptamérone, geschreven door koningin Marguérite van Navarre, een verhaal dat in de wereldliteratuur kan gelden als de meest laconieke behandeling van het incest-thema (edelman sluit gelukkig huwelijk met edelvrouw die tegelijk zijn zuster en zijn dochter is). In Vertaalde poëzie behalve Byron vooral Russen (Achmatova, Fet, Mandelstam, Rejn) en Grieken (Kaváfis, Nikoláou, Vlavianós, plus één oude Griek, Theocritus), en tenslotte drie canzones van Petrarca, als voorproef van de integrale vertaling van de Canzoniere.
Redactie