ervan, vergeet hem, en gaat weer aan het werk.
Ook als Zola het niet zelf had gezegd, hadden we wel begrepen dat hij een niet-roker is: hij werkt te veel en te consequent. De roker is eerst en vooral een dromer, dat is het meest directe effect van zijn verslaving. Een verschrikkelijke dromer, die zijn verstand bederft met een droom of tien en dan merkt dat hij één enkel woord heeft genoteerd.
Die dromen zullen misschien driest en geniaal zijn, ze laten een spoortje na dat in geen verhouding staat tot hun omvang. Als er een wereld bij elkaar gedroomd is, wordt er een wolkje getekend. Uit een gedroomde tragedie, een gedroomd epos, resulteert een enkele versregel. De dromer is nooit consequent en doelmatig, omdat een droom je ver wegvoert, langs kronkelende wegen, terwijl een consequent mens zich beweegt in een beperkte, symmetrische ruimte.
Bulwer heeft de echte dromer ooit beschreven als iemand die, als hij gaat slapen, de droom voortzet die de nacht daarvoor werd onderbroken. Dat is misschien geen juist beeld, maar de dromer leidt wel altijd een dubbelleven waarvan beide delen gelijkwaardig zijn in intensiteit. Zo heeft zijn inspiratie dus twee bronnen: zuivere waarneming en dromen, dromen die door zijn verwoeste zenuwen zijn ontregeld.
Ik weet het niet zeker, maar ik vermoed dat Gustave Flaubert een hartstochtelijk roker was, en ik heb meerdere redenen om dat te geloven. Zijn innerlijke strijd aan de schrijftafel, zijn walging voor de pen die hem soms meerdere uren werktijd kostte, het hoort geheel bij de roker. En in dit geval misschien zelfs een opiumroker, als we bedenken dat hij tien jaar heeft gedroomd over Salammbô, nadat hij eerder de literaire wereld had geschokt met Madame Bovary, een schok waarvan we nog vandaag de dag de effecten voelen in onze literatuur. Kijk alleen maar naar de verschillen tussen de twee werken en het zal niet moeilijk zijn de twee afzonderlijke inspiratiebronnen te onderscheiden.
Een biograaf van Flaubert heeft zich bitter beklaagd over het feit dat het lekenpubliek Madame Bovary meer waardeert dan Salammbô! O, wat voel ik me een leek en met welk een genoegen!
Ik denk dat de lezer al heeft opgemaakt uit de premissen dat ik geen enkele slotsom heb.