pas de dag daarna. Met of zonder roken. Dit betoog van mij lijkt een kleine kern van waarheid te bevatten. Als ik een boek van een opponent moet lezen dat me waarschijnlijk zal ergeren, rook ik nooit. Ik lees het in grote opwinding snel door en... steek daarna pas een sigaar op. Roken bewerkstelligt beslist een kleine narcose, een prettig gevoel van de zenuwen.’
De zwijgzame ‘Vrouwen die roken, dat levert misschien ook behartigenswaardige gezichtspunten op. Voor een deel roken zij alleen maar uit emancipatiezucht...’
De gemakzuchtige ‘Bij sommige dames gaat het om onschuldige kanalen, waarin zich impulsen van seksuele perversiteit uitstorten...’
De rusteloze ‘Zij roken om te genieten als een man. Waarom zouden wij naar diepere zonden zoeken?’
De meester ‘Een spiritueel meisje uit mijn kennissenkring was een hartstochtelijk rookster. Toen men haar daarover ter verantwoording riep, verdedigde ze zich in een charmant gedicht. Kort en bondig gezegd was de strekking van het gedicht: “Ik rook zo veel omdat ik zo weinig word gekust.”’
De rusteloze ‘Dat kan een dubbele betekenis hebben. Het genot van nicotine vermindert, naar het schijnt, onze behoefte aan liefde. Er zijn gevallen bekend...’
De meester ‘Ik weet waar u naar toe wilt. Wij weten het allemaal. Vandaar de eeuwige oppositie van onze vrouwen tegen roken!’
De gemakzuchtige ‘Dat is kostelijk! En de verwijten dat de rook in de gordijnen blijft hangen...’
De meester ‘...die zijn een voorwendsel!’
De rusteloze ‘Een gordijn dat de ware samenhang voor ons moet versluieren.’ (Iedereen lacht.)
De zwijgzame ‘Het is volstrekt duidelijk.’
De rusteloze ‘Helemaal niets is duidelijk. Er klopt alweer iets niet. Ik heb een meisje gekend, waarvan ik hield...’
De gemakzuchtige ‘Het hoeveelste?’
De rusteloze ‘... dat is bijzaak... een meisje waarvan ik hield. Toen ik haar kuste, zei ze: “Rook jij niet? Dat is vreemd. Je ruikt helemaal niet als een man. Een man moet roken.” Dat man sprak zij uit met een plechtige klemtoon. Een man... letterlijk drie keer