De Tweede Ronde. Jaargang 27
(2006)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Geen rookstengels meer
| |
[pagina 41]
| |
Een tirade mag je het rustig noemen, Bilderdijks ‘'T Nicotiaansche kruid’. Onkruid, vergif, lichaamsplaag, walgrook, slijmverwekking, spuwpot, schoorsteenpijp met dorgeschroeide lippen, slavernij, het zijn maar een paar invectieven uit dit schitterende vers. Een anonieme bijdrage in de Leidse Studentenalmanak van 1843 probeerde er iets tegenin te brengen. Heel sympathiek voor verslaafden als ik: ‘Gij, een'ge Bilderdijk! ach! had gij regt geweten, / Hoe 't kruid van Nico dient tot voedsel van de geest.’Ga naar eindnoot3 Maar tegen Bilderdijk kunnen maar weinigen op. Helemaal als hij het gelijk overduidelijk volledig aan zijn kant heeft.Ga naar eindnoot4 Ik had mij dus tot Bilderdijk gewend, maar zijn zelfs na zijn retorisch tabaksonthoudingsgeweld rookte ik nog. Ik las O.G. Heldrings Leven & arbeid (1881), waarin diens ernstige ‘Voorlezing over het rooken’ staat. Vond een reisbeschrijving in het tijdschrift Het leeskabinet (1835) met een beslist niet vrolijk hoofdstuk dat ‘Het rookfeest’ heette. Julius Vuylsteke's vers uit 1868 ‘Vrouw, wijn en sigaar’ concludeerde weer relativerend ‘Alles is rook’, het ‘Klachtlied der Tabakswerklieden’ van Th. van Ryswyck (1865) maakte roken zelfs tot een sociale maatregel (armoedebestrijding), al was getuige A.D. van Buuren's ‘25 Vroolijke Tabaksverkoopers’ (1881) ook weer niet alles ellende in die branche. De helaas vergeten A.L. Barbaz vatte roken opnieuw op als sociale maatregel (‘Myne tabakspyp’, 1810): wie rookt bezondigt zich minder aan slap ouwehoeren. Tja. Alles wat ik over roken vond heb ik opgeslagen, gelezen en herlezen. H. Kroese's ‘Toast aan eenen tabaks-handelaar’ uit 1839: Ja, Tabak! wie u mag doemen
Wie verfranscht is in z'n land;
Holland blijf u heerlijk noemen,
Holland houdt uw roem in stand.
Of N.J. de Famars Testa's ‘Rooken’ uit 1865: Kom! ik wil van 't pijpje zingen;
Immers, ik haat zijn wierook niet.
Het kwam voor dat ik mij een zingende Hollander waande, als ik een verse sigaret opstak. Ook J.B. Christemeijer's Pijp en Cigaar in | |
[pagina 42]
| |
Proces, een in 1861 ‘ten voordele der noodlijdenden door den Watervloed’ uitgegeven humoristisch werkje, helpt mij niet van het roken af. Er was één roken-scribent die me even op het hoofd deed krabben. En niet de minste scribent - Lodewijk van Deyssel: Het is goed om, ik weet nog niet om al tijd, maar in alle geval om soms in gezelschap van rookende vrienden niet te rooken, omdat dit in allerlei opzichten superieur maakt. Ten eerste geeft het een hooger beheer over ons zelf, over onze houding, gebaren en woorden, ten tweede doet 't ons ons-zelf in dien tijd zelf superieur voelen, ten derde impressioneert het de vrienden, onbewust wel te verstaan, dermate, dat zij zich voortdurend inferieur voelen en daardoor voortdurend aangenaam zijn, aangenamer dan zij anders zouden zijn tegenover dengene dien zij voelen dat hun meerdere is, steeds onbewust wel te verstaan. Toen kwam ik op de gedachte dat dit toch een onwaarachtige vertoning was. Een niet-rokerstoneelstukje. Zodra men zijn hielen licht en dat inferieure gezelschap verlaten heeft steekt men immers meteen een sigaret op. Je hoeft je immers toch niet superieur te maken aan jezelf? Waarom rook ik?Ga naar eindnoot5 Ik vertelde al waarom ik begon. Spanning, mijn vrouw van toen (het liep beslist niet lekker tussen ons) was zwanger. In de jaren daarna liep het steeds minder lekker en dat bezorgde mij zoveel spanning dat ik de grens moet zijn overgestoken van wat men vroeger neurasthenie noemde. Roken helpt een lijder aan die aandoening. Dacht ik. Toen ik Alexander Moskowki's Meine Geliebte (z.j.) las, meende ik het zeker te weten: Ik was neurasthenisch en aanvankelijk zeer trots op mijn ziekte, omdat men in de letterkundige wereld eerst dan voor vol wordt aangezien als de zenuwen niet in orde zijn. Spoedig echter begon mijn kwaal in zijn samenstel van duizelingen, pleinvrees, theaterangst en meer van zulke beroerde aandoeningen me te benauwen. De eerste dokter die ik raadpleegde schreef mij voor zes sigaretten per dag minder te roken, de tweede nog vier, en de derde, een neuropaat van Europese allure, zette mij met het donderwoord Chronische nicotinevergiftiging op geen enkele sigaret. | |
[pagina 43]
| |
Ik smeekte en jammerde, maar de man bleef onverbiddelijk en ik was zwak genoeg hem te gehoorzamen. Zes weken heb ik deze hongerkuur in puncto sigaretten volgehouden, zes weken uitsluitend aan potloden, strohalmen, tandenstokers en drop gesabbeld, ik voelde me als een leeuw die op kropsla is aangewezen en zag me van dag tot dag minder worden. Toen ik na verloop van tijd ging liggen schoot me een auto-diagnose te binnen. Al deze doktoren hadden zich vergist! Niet te veel, maar te weinig had ik gerookt en alleen een rook-mestkuur kon mij weer op de been helpen. Ik verzamelde het rampzalige overschot van mijn krachten om 100 sloffen Batschari-sigaretten te bestellen. Reeds na de twintigste stroomde een nieuw levenwellustgevoel door mijn door rookontbering geteisterde fysiek, bij de vijftigste verdween mijn pleinvrees, na de eerste duizend opgerookt te hebben schreef ik een vrolijk toneelstuk, waarin ik uit dankbaarheid voor mijn genezing een groot sigarettenballet inlaste, dat vele succesvolle uitvoeringen beleefde. Sindsdien is mijn overtuiging: de zenuwen staken gewoonweg als men in plaats van tabaksrook minderwaardige gassen als ozon en zeelucht inademt, en wat de moederborst voor de zuigeling is, is de rookstengel voor de volwassene. Maar ik moet er vanaf! Ik moet mijn verloving met My Lady Nicotine verbreken!Ga naar eindnoot6 Zij doet mij geen goed, lees Bilderdijk maar! Tijd voor maatregelen, ik word dit jaar vijftig. Ik vrees dat er weinig anders op zit dan gewoon maar te stoppen. Een roker zal ik altijd blijven, naar ik vrees. Maar een roker die niet rookt, die rookt dus niet. Ik geloof dat dat toch de kern van het niet-roken uitmaakt. Ik zal dus superieur moeten worden aan mij. Hoger beheer over mijzelf. Wilsbesluit, macht, kracht, die dingen. Laat ik op een briefje schrijven: Potloden kopen. |
|