De schande van de rookpaal
Jaap van Heerden
De moderne roker heeft, voorzover ik kan nagaan, nog niet zijn intree gedaan in de literatuur. Tot nog toe is alleen de klassieke roker beschreven. Ons inzicht in hem is mede dankzij de literatuur vrijwel volledig. Alle facetten van het roken zijn al eens belicht. Dat het een gewoonte is en soms een ritueel. Dat het hoffelijk is iemand een sigaar aan te bieden. Dat het tot de goede gewoontes behoort om je tafeldame te vragen of je mag roken. Dat het prettig en ontspannend is. Dat tijdens een verhoor de ene rechercheur je een sigaret aanbiedt, terwijl de andere rechercheur je juist het roken verbiedt. Dat dat een slimmigheidje is dat ze op de politieschool hebben geleerd. Dat schrijven moeilijk is zonder te roken. Dat het lastig is om ermee te stoppen. Dat de psychoanalyse leert dat roken een herbeleving van het orale stadium is, waaraan je kennelijk goede herinneringen bewaart. Dat het willen ophouden met roken een ware obsessie kan worden, die de onbekommerdheid van het leven om zeep helpt. Het is allemaal tot in detail beschreven.
In de naoorlogse literatuur behoorden sigaretten eerst bij de bevrijders, later bij de existentialisten. Roken karakteriseerde mensen. De bolknak werd geassocieerd met de plutocraat, het sigaartje met de lesbienne, de sigaret met de zenuwlijder en de pijp met de kunstenaar. Heel gewoon allemaal. Roken was typisch maar niet ziekelijk. Het oordeel over de roker was niet onverdeeld gunstig, maar ook niet afwijzend. In 1965 schreef Hans Eysenck - toen al een vermaard psycholoog: ‘De roker is extravert, houdt van gezelschap, heeft veel vrienden, behoeft mensen om mee te praten, zoekt opwinding, houdt van een gokje, handelt niet weloverwogen, is impulsief, moet altijd iets om handen hebben, neigt tot agressie, verliest snel zijn geduld, is zijn gevoelens niet altijd de baas en is niet altijd de betrouwbaarheid zelve.’ Ik heb veel rokers gekend en ken er nog een paar. Ik zou hen niet allemaal zo willen typeren, maar volgens de persoonlijkheidsleer is dit oordeel van Eysenck betrouwbaar. Hoe het ook zij, de roker had in 1965 nog menselijke trekjes.
Dat is allemaal verloren gegaan. De hedendaagse roker is voor