In rook opgegaan
Michael Frijda
Ik ben een zieke, oude man van vijfenvijftig. Fysiek ben ik tot weinig in staat, maar ik kan nadenken en als ik nadenk, rook ik. Wie rookt is er ooit mee begonnen. Ik rookte mijn eerste sigaretjes met Dikkie, dus het is niet zo gek dat ik vaak aan hem denk als ik denk, en dus rook.
Ook de handeling van het roken wordt steeds moeilijker, maar ik klaag niet. Ten tijde van die eerste sigaretjes was ik dertien en had nog maagdelijke longen. Geloof me, onder die omstandigheden is roken geen genoegen. Je moet er maagzuur, misselijkheid en de schijterij voor verdragen en het is maar afwachten of het ooit lekker wordt. Je moet er enorm je best voor doen. Maar dat weerhield mij destijds niet van het roken. Veel van mijn medescholieren rookten en dat zag er erg interessant uit.
Toch kon ik er niet zomaar mee beginnen. Er was een tegenargument, machtiger dan de bijwerkingen die een startende roker moet doorstaan: het besef dat ik, zodra ik er een opstak, een meeloper zou zijn. Dat was erger dan kanker, longemfyseem of prostaatrot. In mijn ouderlijk huis lag de nadruk niet op gehoorzaamheid of gezondheid, maar op een ingewikkeld concept waarvan ik niet weet hoe het genoemd werd, maar dat ik achteraf het beste kan omschrijven als ‘jezelf zijn’.
Feitelijk, zo begreep ik, was de wereld verdeeld in twee kampen: aan de ene kant de groep die niet ‘zichzelf’ was, die alles deed om niet op te vallen, die de moed miste om ooit iets anders te doen dan elkaar slaafs na te volgen, en anderzijds degenen die ‘zichzelf’ waren. Daartoe behoorden mijn vader en moeder, al die lui die bij ons over de vloer kwamen, en ik dus ook. Zelf rookten ze stuk voor stuk als schoorstenen, zowel mijn ouders als de bende schilders, dichters en andere uitvreters die avond aan avond bij ons aten en dronken, maar meelopers waren zij niet. Nee, zij waren ouder en de start van hún rookcarrière had plaatsgevonden in een tijd en een milieu waarin roken een daad van protest was. Nu waren zij verslaafd, en dat was erg. Maar voor mij was er hoop, want ik groeide