‘Zesenzestig jaar en zestien dagen,’ verbeterde ze, ‘als je de schrikkeldagen meetelt.’
‘Moet je om in het kwade te geloven, nauwkeurig rekenen?’
Ze zweeg zoals vrouwen zwijgen. Hij lachte om haar boze blik. ‘Van de zesenzestig heeft hij zesenvijftig jaar gerookt, geen slechte uitkomst.’
‘Jij hebt nu minder dan vierentwintig uur.’
Hij lanceerde zijn peuk in de gracht en keek op zijn horloge, spande zich in om het kleine vakje van de datum te lezen. ‘Twee november 2004, geen zes in te bekennen, er kan in jouw wildste fantasie niets mis zijn met deze dag.’
‘Het is gelukt, we hebben een script.’
‘En je hebt niet gerookt.’ Ayaan triomfeerde als de koningin van Sheba.
‘Dat was de afspraak. Met de film wil ik een stap verder gaan.’
‘Verder dan in het eerste deel?’
‘Van deel één zijn ze onvoldoende geschrokken. Er is niets veranderd.’
‘Jij wil het publiek veranderen. Dus toch een politiek doel.’
‘Nee, mensen die onvoldoende geschokt worden, missen de kern.’ Hij haalde zijn schouders op en probeerde de geblokte mouwen verder op te rollen. ‘Als ik zeg dat ik geen zin heb in een sigaret, lieg ik.’
‘Liegen, de waarheid moet gelogen worden.’
‘Die waarheid geldt alleen in de film.’
‘Conclusie: je hebt geen trek in een sigaret.’
Hij porde haar in haar zij. ‘Niet te slim worden, jij.’
Elke doorwaakte nacht verdikten de wallen onder zijn ogen zich, waardoor hij nog meer ging lijken op het grote kind dat hij was. Haar gezicht, donker en strak, toonde geen spoor van vermoeidheid of ontluistering. Ze bleef ernstig. Bijna net zo serieus, dacht hij, als de fanatici die wij bestrijden. ‘Wij lijken op de zon en de maan,’ zei hij. ‘Als de één opkomt, gaat de andere onder.’
‘Heb jij overdag de maan nooit gezien?’
‘Nee, bij mij schijnt de maan 's nachts. Ik ga naar huis.’
‘Hoe?’