Een eigen kamer
Monika Sauwer
‘Wat doen die kratten pils in de gang?’ vroeg Ida. Ze kwam thuis van haar werk in de galerie. Het was een lange dag geweest, weinig klanten, dan rekten de uren uit.
Wouter had iets in de oven staan; het huis geurde naar warme kaas. Als hij kookte had hij meestal wat goed te maken.
‘Ik had het je eerder moeten zeggen,’ zei hij. ‘Maar ik was het straal vergeten. Straks komt mijn ouwe dispuut hier. Het was mijn beurt. Je vindt het toch niet al te erg?’
‘Waarom zou ik dat erg vinden?’
‘Omdat het ook jouw huis is.’
‘O, goed dat je het zegt,’ zei Ida en zette de borden met een klap op tafel. ‘Dat vergeet ik wel eens.’
‘Doe niet zo raar,’ zei Wouter toen Ida meteen na het eten haar jas aanschoot. ‘Je kunt er toch best bij blijven zitten. Ze zien je maar wat graag. Je krijgt altijd vele groeten.’
‘Ze’ waren de wethouder, de advocaat, de chirurg en de bekroonde prozaschrijver. Wouters belangrijke vrienden zagen haar graag, ze vonden haar zelfs mooi, volgens hem, maar als zij hen zag wist ze niets meer te zeggen. Dan moest ze met koorts naar bed, met de beschamende koorts die verlegenheid heet. Of naar haar werkkamer boven, maar die lag vol rommel.
‘Ik ga wel naar de film,’ zei ze.
‘Alleen?’
‘Waarom niet. Ik ben al in geen weken uit geweest. Jij hebt nooit meer tijd.’
Hij wenste haar veel plezier en ging fluitend koffie zetten. Buiten was het nog licht. Ida besloot door het park naar het Leidseplein te lopen.
In het Vondelpark floot een merel. Zijn eenzame avondlied bracht Ida terug in haar geboortedorp. Lente, net als nu, koud, helder weer met een hemel van blauw glas. Ze mocht nog even buitenspe-