De Tweede Ronde. Jaargang 27
(2006)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
Yves Montand
| |
[pagina 131]
| |
zijn vriend had Pentti een keer dit restaurant leren kennen, waar hij nu naar de beschonken jonge schoonheid zat te luisteren. Pentti steunde met zijn kin op zijn hand, die hij half voor zijn mond hield om de hazelip te verbergen waardoor zijn mond scheef stond. Hij had graag een baard gehad, maar het schaarse kleurloze dons op zijn gezicht maakte het alleen maar erger. Daarom zorgde hij er altijd voor dat hij er goed geschoren bij liep. De vrouw deed hem zijn schaamte vergeten. ‘Alles heeft twee kanten,’ zei Pentti. ‘Jij bent zo'n intellectueel type. Maar ik stel het met opzet scherp. Ik wil de zaken op de spits drijven. Snap je?’ ‘Jawel.’ ‘Je bent een schat.’ Pentti hoefde de vrouw niet te vragen met hem mee te gaan, dat besluit nam zij voor hem. Pentti had een kamer in een gigantische woning, waarin zo'n tien jonge mannen huisden, allemaal slecht betaald en in een levensfase die voor nogal wat onrust in het huis zorgde. Een paar keer was er een inval geweest nadat de buren de politie hadden gebeld. Pentti's kamer lag achterin, aan het eind van een lange gang. De oude betegelde kachel glom in het nachtelijke licht van de straatlantarens buiten. Van de boulevard beneden klonk het geluid van auto's, van voetstappen, van rennende mensen die elkaar achterna zaten, die zich aan anderen probeerden op te dringen, van het bonken op een deur, van het huilen van de wind in de kale lindebomen en de elektriciteitsdraden. Ze deden de gordijnen voor de hoge ramen niet dicht en de lamp niet aan, maar liepen heen en weer in het licht dat van buiten kwam, dronken wijn en brandden af en toe een kaars, terwijl ze rusteloos praatten. ‘Mijn hele leven lang ben ik gebruikt. Ik heb tweeëntwintig mannen gehad, maar ik zou ze alle tweeëntwintig ruilen voor één op wie ik zou kunnen vertrouwen.’ Ze klemde zich hongerig aan Pentti vast en zocht zijn mond. Kort daarop viel Pentti in slaap. Het laatste wat hij zag, was de vrouw aan het voeteneinde van het bed, gehuld in een laken, met een sigaret die in het donker gloeide. Hij wist niet dat de vrouw urenlang naast hem bleef zitten, terwijl ze de ene sigaret na de andere opstak en de kamer in een dichte rook hulde. Ze werden rond het middaguur wakker en dronken de fles wijn | |
[pagina 132]
| |
leeg die ze 's nachts op de kop getikt hadden en die halfvol was blijven staan. De dronkenschap nam een nieuwe vlucht. Buiten was het warm en bewolkt, wat aangenaam was voor hun vermoeide ogen toen ze terugliepen naar het restaurant waar ze elkaar de vorige avond hadden ontmoet. Pentti ging niet naar zijn werk.
Ze spraken over vroeger, hoe het was geweest en hoe het nu was, nu ze elkaar hadden leren kennen. De vrouw kneep teder in Pentti's hand. ‘Je hebt een fantastische, ironische glimlach. Weet je op wie je lijkt? Op Yves Montand. Ook zo sympathiek, rustig en mannelijk. Had ik je maar eerder leren kennen. Ik kan niet met zomaar een man trouwen en aan kinderen beginnen, als hij mij niet begrijpt.’ ‘Heb je het over het stichten van een gezin?’ ‘Ja. Ik moet orde op zaken stellen zodat ik opnieuw kan beginnen. Begrijp je?’ ‘Ja.’ Pentti vermoedde, dat de vrouw bedrogen was en dat ze daarom uit haar doen was. Pentti wilde haar helpen het vertrouwen in de mensen terug te vinden. Tegen het vallen van de avond verlieten ze het restaurant om naar Pentti's kamer terug te keren. Vanuit de schaduw van een portiek viel een man Pentti aan. Pentti drukte hem tegen de grond, sloeg hem op zijn gezicht en in zijn buik. Twee agenten trokken hen uit elkaar. ‘Het is zijn schuld,’ verklaarde de man en hij wees op Pentti. ‘Dit is mijn vrouw, zij kan getuigen.’ ‘Hoe kom je erbij,’ beweerde Pentti. Iedereen begon door elkaar heen te praten. De politie controleerde de papieren. De vrouw was de echtgenote van de man. ‘Mijn vrouw mag niet van streek raken, zij is in verwachting,’ zei de man bezorgd. Door de achterruit van de politiewagen zag Pentti hoe de vrouw met de man wegliep. Teder sloeg die zijn arm om haar schouders. |
|