De Tweede Ronde. Jaargang 27
(2006)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
Valentijnsdag
| |
[pagina 113]
| |
Salo, van dat Sodom en Gomorra dat ze in de film gezien had, doorbrengen, bereid tot een erotisch tête-à-tête dat alle kanten opkon. Aan het meer, in gezelschap van de donkere winterkleuren, de uitgaansgelegenheden die er in dit seizoen verlaten bij lagen en de ijzige wind die van de Alpen aan kwam waaien. Het ging om een volkomen natuurlijke ontwikkeling in haar intussen alweer driejarige liefdesrelatie met de veel oudere Vittorio, die een hoofd, vijfentwintig jaar en bijna vijftig kilo groter was dan zij. Met zijn recente echtscheiding was intussen ook de juridische status van de villa aan het meer, die hij gemeenschappelijk met zijn echtgenote Monica gekocht en gerenoveerd had, tot klaarheid gekomen. Aan zijn ex stond hij hun grote appartement in Padua af en zelf nam hij in ruil de villa, in werkelijkheid niet meer dan een popperig huisje. Een nest. Een liefdesnest, voor zotheden in the middle of nowhere. Waarom ook niet? Vittorio was op zijn oude dag nieuwe, ongekende kanten van zijn seksualiteit aan het ontdekken. Hij was ouder in elk geval dan Monica, die hem aan de vooravond van hun zilveren bruiloft verlaten had. Ze zaten in die tijd in Caïro, waar ze in het kader van een interuniversitair uitwisselingsprogramma neergestreken waren. Op een schone ochtend had daar zijn vrouw haar koffers gepakt om de Britse militair attaché achterna te gaan naar zijn nieuwe post in New Delhi. Met de discipline die haar als dochter van een kolonel van het Italiaanse leger kenmerkte, stond ze twee jaar achtereen als would-be echtgenote haar veel jongere en licht verwijfde jonge officier bij, waarbij ze haar nieuw taken succesvol wist te combineren met het schrijven van een, anti-heroïsche, historische roman waaraan ze de titel Als Che niet vermoord was meegaf. Het was de zwanenzang van haar academische loopbaan en het begin van een schrijversavontuur.
Na de plotselinge scheiding wist Vittorio zijn aangeboren defaitisme te temmen en zich staande te houden door zijn dagelijkse sigarettenconsumptie gestaag op te voeren, tot die ten slotte op twee pakjes per dag bleef steken. In tegenstelling evenwel tot andere recidiverende rokers raakte hij uiteindelijk niet één van zijn overtollige kilo's kwijt. Hij keerde hals over kop naar het vaderland terug om zijn loopbaan als hoogleraar aan de Universiteit van Padua in | |
[pagina 114]
| |
de eigentijdse geschiedenis, gespecialiseerd in vraagstukken van cultuur en ideologie, weer op te pakken. Het gaf hem een goed gevoel weer op vertrouwd terrein rond te lopen: hij was en hij bleef een Italiaan uit het Noorden, geboren en getogen aan de noordoostelijke kant van het schiereiland. Chiara, daarentegen, was een donker, gespierd meisje uit Lecce, een betoverende barokstad vergeten aan Italiës zuidelijkste uiteinde. Ze was naar het Noorden gekomen op zoek naar kennis, inspiratie, liefde en werk. Dat werd haar allemaal kwistig geschonken door Vittorio, in royale doses en handzame verpakking. De structuur van hun relatie putte rijkelijk uit de geschiedenis van Pygmalion, een onderwerp waar hij zich in vroeger tijden zelf voor zijn proefschrift in verdiept had, zonder er toen enig vermoeden van te hebben dat er diep in zijn hart zulke predisposities schuilgingen. Want zijn leven leek in niets op dat van professor Higgins in de film My Fair Lady, die hij destijds scène voor scène geanalyseerd had. Toen hij afgestudeerd was en assistent op de universiteit werd, was hij met zijn collega en plaats- en leeftijdsgenote Monica getrouwd en ze hadden een identieke tweeling op de wereld gezet, die ze ook zelf maar amper uit elkaar konden houden. De zonen waren intussen groot en het huis uit en hielden nu afstand van hun gescheiden ouders maar ook, eindelijk, van elkaar. Zo nu en dan sloop in het raderwerk van Vittorio's brein de volgende wetenschappelijke vraag binnen: in hoeverre zouden hun identieke genen bepalend zijn voor hun lotsbestemming, dan wel hun omgeving die voortaan verschillend zou zijn? Afwachten maar, besloot hij. Afwachten maar, besloot hij ook toen hij nadacht over de onbekende toekomst van zijn nieuwe liefdesrelatie.
Vittorio ontdekte Chiara een jaar na zijn eenzame terugkeer uit Egypte, niet alleen als veelbelovende studente, maar ook als vrouw. Zij, daarentegen, had hem allang opgemerkt, meteen als eerstejaars al, verloren in het massale gehoor bij zijn college ‘Inleiding in de hedendaagse cultuur’ in de grote collegezaal van het centrale universiteitscomplex. De donderdagnamiddag bepaalde haar tijdsindeling en stond als een jour fixe in haar hersenen gegrift. Ze luisterde en noteerde alles wat hij zei, met haar grote groene ogen volgde ze elke beweging en uitdrukking van hem en ze werd bevangen door | |
[pagina 115]
| |
een explosief mengsel van ontzag en begeerte, welk mengsel nog versterkt werd door schaamte en het gevoel van de verboden en onbereikbare vrucht. (Veel later zou Vittorio voor haar, in dit verband, het verschil tussen de verboden-sappige en plichtmatig-melige vrucht analyseren.) De collegezaal-liefde zou enkele jaren later tot resultaat leiden, toen Chiara cum laude haar eerste bul gehaald had en Vittorio juist bijgekomen was van zijn plotselinge scheiding. Van beslissende betekenis bleek, kort na hun eerste aarzelende liefdesontmoetingen, hun gemeenschappelijke reis naar Kreta, naar Anóyia, in het kader van het festival ter ere van Sint-Hyakinthos - een eigenaardige provinciale Valentijn. Vittorio nodigde Chiara uit hem te vergezellen op deze expeditie van een week, die in onmiddellijk verband stond met zijn onderzoeksinteresses omtrent de hand over hand toenemende commercialisering van zeden en gebruiken. Daar, misschien ook geholpen door de plaatselijke heilige, kreeg hun relatie een nieuwe, beslissende impuls, en in het najaar dat volgde begonnen ze min of meer samen te wonen. De historicus van middelbare leeftijd hervond, dankzij de jeugdige studente, mét zijn jarenlang gedemobiliseerde penis, ook zijn oude, al even weggezakte, intellectuele waakzaamheid. Hun onderlinge gesprekken - die overigens, in de universiteitskantine, ook het startsein tot hun relatie hadden gegeven - gingen razendsnel, hij speelde haar de bal toe en liet zich even gretig de bal door háár toespelen, in een constant intellectueel pingpong van smashen en pareren, waarbij de verdediger aanvaller werd en de aanvaller verdediger, de passieve actief, het yin yang. In de universitaire werkgroepen evenzeer als in bed. Hun liefdescodes namen geleidelijk vorm aan en hadden alle charme van een eeuwig verschuivend drijfzand. Chiara was van hem afhankelijk voor de afronding van haar proefschrift maar ook voor de verlenging van haar beurs; hij was haar promotor. Maar die afhankelijkheid van vandaag zou, gezien onder het prisma van morgen, als uitbuiting beschouwd kunnen worden; aan het eind van haar postdoctorale studie zou zij nog onder de dertig zijn, veelbelovend en jong, knap en dynamisch. Als ze eenmaal Vittorio op alle vlakken, professioneel zowel als amoureus, naar behoren uitgeknepen en uitgemolken had, zou ze hem verlaten om (eindelijk?) haar eigen leven te gaan leiden. | |
[pagina 116]
| |
Ja, in alle diffusiteit hing er een einddatum in de lucht. Net als bij melk, zeiden ze bitter lachend toen ze in een opwelling van zelfkennis aan het eind van hun tunnel de afloop zagen. Maar in plaats van hen te ondermijnen, leek dit inzicht wel bevrijdend op hen te werken; het vandaag werd een parenthese - net zo'n tussenzin als waar het in Chiara's teksten van wemelde - en tussen deze vierkante haakjes van wat eindig en afgebakend was, was alles toegestaan. Vittorio was dus Chiara's springplank naar een stralende professionele toekomst. Op haar beurt was Chiara voor hem een opvlamming, een tweede jeugd, voordat de ouderdom onverbiddelijk en onherroepelijk zou toeslaan. Voor hem diende de parenthese ten koste van alles gerekt te worden, het vandaag moest morgen worden, overmorgen, over-overmorgen. Uit die lage, verdrongen drijfveer, op de grens van bewust en onbewust, kwam misschien ook zijn perfectionisme voort, zijn voortdurende en genadeloze kritiek op de verschillende lagen van haar proefschrift, zijn uiterste gewetensvolheid en veeleisendheid als promotor; naarmate Chiara's proefschrift langer duurde en het voor haar een levenswerk werd, kon ook de heerlijke parenthese gerekt worden. Maar voor hoe lang nog? De wolken van het einde verdichtten zich en werden steeds zichtbaarder. De dagen van Vittorio als despoot en heerser waren geteld. En mét de felbegeerde bul zou Chiara ook haar felbegeerde wraak krijgen; hele jaren had ze voorbij laten gaan zonder haar hoofd op te heffen dan alleen om naar hem te kijken en zijn volgende aanwijzingen aan te horen, die meer weg hadden van bevelen. Hele boekenkasten had ze doorgeploegd en allerlei academische en andere geschriften uitgevlooid op zoek naar het begrip en de representatievormen van de liefde, om zijnentwil had ze zich op moeilijk begaanbare en doorgaans doodlopende onderzoekspaden gestort, voor hem had ze een nooit opdrogende tank van nieuwe ideeën gevormd, waarvan de beste tot eigen artikelen van Vittorio in gezaghebbende academische tijdschriften werden omgetoverd, waarbij in het beste geval Chiara in een noot met bedankjes vermeld werd. Als arbeidster van de geest en als zijn persoonlijke slavin cultiveerde Chiara zijn wetenschap evenzeer als zijn liefdesleven. Ja, Vittorio was volkomen aan haar onderworpen. Want uiteindelijk was zij het die genoemde rollen dicteerde, die ze nastreefde. | |
[pagina 117]
| |
In zijn ogen was zíj de despote die hem uitbuitte, hem gebruikte om hem te gelegener tijd als een uitgeknepen citroen weg te gooien. Achter haar engelachtig stoïcisme ging een duivelse berekening schuil; Chiara loerde op haar kans. Haar groene kattenogen, die zo charmant samengingen met haar ravenzwarte haar, verrieden duidelijk een katachtige die zich weldra zou manifesteren. Het beeld wond hem op. Was zíj per slot van rekening soms niet, vanaf een bepaald punt, ontwerper achter de schermen en regisseur van hun stereotiepe liefdesbedrijf, waarin Vittorio als dekhengst-despoot optrad? Was zij het niet die aan de touwtjes van hun liefdesritueel trok, hem instrueerde en rollen, kostuums, bewegingen en uitdrukkingen tot in de details voorschreef? Vroeger waren dat soort dingen voor hem ondenkbaar geweest, maar nu accepteerde hij ze vanuit een mengeling aan erotische onderwerping, genot en nieuwsgierigheid. Hij was een liefdesdespoot op bestelling, een onderworpen slachtofferaar, een tiran die zich vroom gelijk liet schakelen met de verlangens van zijn slavin. Ja, hij vroeg zich weleens af in hoeverre zelfs die strenge promotiebegeleiding van hem uiteindelijk niet ook een liefdestruc was die hem door Chiara zelf werd opgelegd of ingegeven en die in bed verzilverd werd en diepte en geloofwaardigheid aan hun liefdesrollen verleende. Toch lagen de zaken nog ingewikkelder; terwijl hij Chiara inwijdde in de geschiedenis van de kunst en in de kunst van het leven, in de schilderspanelen en in de borden met lekkernijen, kwam Vittorio weldra tot de ontdekking dat de rol van Pygmalion, vergeten en verdrongen in zijn jeugdige geschriften, niet zomaar een academische denkoefening was geweest; het was een spel dat bij hem paste. Het zat hem als gegoten. Net als de handboeien die hij zojuist van Chiara's ranke polsen afnam, na zich ervan verzekerd te hebben dat ze klein genoeg waren om haar gespierde handjes niet uit hun vreemde omhelzing te laten glippen.
Vittorio had alles tot in de puntjes geregeld, alsof het om een goed doortimmerd hoorcollege ging in de postdoctorale werkgroep ‘De liefde in de naoorlogse literatuur’, dat trouwens die dag ook aan hun vertrek voorafgegaan was. In de bagageruimte van de auto | |
[pagina 118]
| |
met de neergeklapte achterbank rustte kalm zijn cello, naast de plastic tassen met een keur aan lekkernijen: zwarte tagliatelle met inktvisinkt, truffels, rijpe Parmezaanse kaas en verse mozzarella, Parmaham, handgemaakte basilicumsaus, fruit en salades, meergranenbroodjes en toast. En rijkelijk koffie voor het espresso-apparaat - een recente aanwinst van de kleine, maar welvoorziene keuken, die onderdeel uitmaakte van de zitkamer met uitzicht op het meer. Wat wijnen en sterke drank betreft was de kelder volledig toegerust. En de bibliotheek huisvestte heel wat boeken, die als oude bekenden vol ongeduld op hem stonden te wachten. Autarkie; het hele lange weekend zouden ze hun nestje niet uit hoeven. Afkicken van de buitenwereld, maar tegelijk, het voornaamste, een duik in hun eigen wereld, in de duizeling van het exponentieel toenemend genot, van de gulzige zoektocht naar de wellust via almaar vrijere experimenten, die de ‘kern van hun liefdesleven’ zoals hij het graag noemde zouden benaderen. Daarheen reisde vol ongeduld zijn geest hem vooruit toen ze in de schemering - na zojuist Verona achter zich gelaten te hebben, stad van Romeo en Julia en bevoorradingsstation voor levensmiddelen en handboeien - zwijgend langs het meer reden terwijl ze naar Schuberts De dood en het meisje luisterden uit de radio-cassetterecorder.
De avond trof hen voor de haard, Vittorio die zich lekker vol zat te stoppen en Chiara die af en toe wat prikte van salade, ham of mozzarella. Ze dronken een mooie Barolo en spraken - waarover anders - over Chiara's proefschrift, dat handelde over erotische perversies (met of zonder aanhalingstekens, ziedaar meteen al een vraag) in de naoorlogse literatuur. Het gesprek, de wijn, maar ook hun urenlange samenzijn die dag bij de universitaire werkgroep, en ten slotte de handboeien die beiden deden popelen om ze in werking te zien, alles droeg bij aan het oplaaien van hun erotische opwinding. Het was niet Valentijnsdag wat hen inspireerde; met de hooghartigheid van intellectuelen, maar ook met de roes van wie werkelijk door hartstocht bevangen zijn, haalden ze hun neus op voor die dag als een uiting van consumentisme en banale romantiek. Het symposium werd met summiere procedures voltooid. Nog geen minuut nadat Chiara haar laatste hapje genomen had, lag ze | |
[pagina 119]
| |
al halfnaakt op het bed. Vittorio ging de slaapkamer binnen. Uit zijn pijp steeg een aromatische rook op, die de hele ruimte vulde met zijn geur. Hun blikken kruisten elkaar veelbetekenend. Zonder zijn ogen van haar af te wenden, legde hij de pijp weg en haalde uit zijn tas geen paperassen, maar de handboeien. Zwijgend, streng van uitdrukking, liep hij naar haar toe terwijl zijn ogen vonkten. Chiara, die zwijmelde van begeerte, strekte smekend de handen naar hem uit. Vittorio trok ze resoluut naar achteren en immobiliseerde haar met onverwachte vaardigheid door haar met een luide klik aan het ijzeren bed vast te klinken. Zonder een moment zijn blik van de hare af te wenden, begon hij met rituele traagheid en precisie haar ondergoed uit te trekken. Hij begon haar ranke, gespierde lijf te strelen, dat dankzij het harsen waarmee het regelmatig vereerd werd een onvoorstelbare glans had verkregen. Met het eerste onbewuste hijgen van Chiara, kleedde Vittorio zich met langzame bewegingen uit, hij trok zijn blinkend zwartleren jack aan en ging op haar liggen. Hij drong niet meteen bij haar binnen. Hij liet de pasgeharste, volkomen haarloze vagina eerst nog vochtiger worden dankzij een weloverwogen combinatie van liefkozingen, klapjes en ingelast commentaar. ‘Dit is nog maar het begin, je zult zien wat voor martelingen ik nog voor je in petto heb,’ herhaalde hij in alle toonaarden. Terwijl hij met zijn stevige handen - intussen had hij met plechtige bewegingen zijn stuurhandschoenen aangetrokken - haar hoofd leidde en onder controle hield, ging hij met zijn honderd kilo op haar ranke lijfje zitten en beval: ‘Fellatio!’ Even later, met een stijve als een paal, drong hij bij haar naar binnen. Chiara voelde zich helemaal vol worden van hem, van de aanblik van die reusachtige mannelijke aanwezigheid. Vader-leermeester-heerser-tiran, alles kwam samen op het verrukte en van wellust verwrongen gezicht van Vittorio, van dezelfde persoon wiens woorden ze nu al jarenlang opzoog, zoals ze nu elk ogenblik zijn zaad in zich op zou zuigen, in volkomen onderworpenheid, met lichaam en ziel, aan zijn bevelen. Op zulke ogenblikken tierden in haar fantasie welig de omkeringen en inversies. Zijn begeerten waren ook de hare, zijn wellust haar wellust, zijn geilheid haar geilheid, zijn lul die in haar op en neer ging was ook haar geslachtsdeel. Haar volkomen zwijgende | |
[pagina 120]
| |
orgasmen volgden elkaar op in een eindeloos crescendo, met haar ervaren minnaar, knap professor en reusachtig despoot die haar daar, dubbel driedubbel veeldubbel verlamd en overgegeven, geïmmobiliseerd onder zich had terwijl hij zelf zich inhield, de tijd van het genot verlengde en het genot verder liet aanzwellen zoals ook zijn reusachtige penis nóg verder - als dat mogelijk was! - gezwollen was. Toen hij ten slotte ejaculeerde, zeeg Vittorio op haar neer.
Ze had nog nooit een dode gezien. Maar zo moest het zijn, bedacht ze toen ze Vittorio's starre, uitpuilende ogen zag op slechts een paar centimeter afstand van de hare. Gillend probeerde ze, met voeten, knieën en hoofd, zijn massieve lichaam van zich af te duwen, want haar handen zaten met ijzeren boeien aan het ijzerwerk van het bed vastgeklonken. In plaats van de gebruikelijke postcoïtale loomte en de ontspannende lethargie, begonnen Chiara's hersenen onder het snikken razendsnel te werken. Het gevoel van droefenis om het plotselinge verlies van de persoon die haar na stond, werd overschaduwd door de afschuw, maar vooral door de instinctmatige overlevingsdrift. Wat nu? De sleutel van de handboeien? Waar is die? Maar ook al vond ze hem, dan nog zou ze zich alleen met haar mond uit de macabere omhelzing kunnen losmaken - de dubbel macabere, want wat zou haarzelf te wachten staan als ze er niet in slaagde de dodelijke metalen liefdesboei te slaken? De boei die haar zoëven met een eenvoudige, prikkelende klik met het zware bed verenigd had en die haar nu naast Vittorio's massieve lijk vastgenageld hield en haar naar een langzame, martelende dood zou voeren - met een werkelijke marteling nu, niet van die genotvolle als er voorafgegaan waren. Hoe lang kan een mens zonder voedsel? En zonder water - het allerbelangrijkste, bedacht ze toen ze plotseling een razende dorst voelde opkomen. Wat voor werkzaamheden wachten er op de universiteit op Vittorio? (Of liever wachtten - onvoorstelbaar toch, die plotselinge overgang naar de verleden tijd!) Zijn colleges zijn op donderdag en vrijdag; zouden ze tegen die tijd naar hem op zoek gaan? Kent zijn afdelingssecretaresse dit adres hier? Vittorio verwees naar dit huis der zonde aan het meer altijd als zijn schuil- | |
[pagina 121]
| |
plaats. Hun relatie hielden ze zo veel mogelijk geheim, om zich voor de zo gewone academische roddel in acht te nemen. Als het werkelijk zo is, dan... Allemachtig, wie zou er vóór maandag naar hen op zoek gaan? Waar verdomme is die sleutel van de handboeien? In de tas? In zijn jack? In zijn broek? En hoe kom ik erbíj? Hoe kan ik hem pakken? overdacht Chiara. Met haar mond en haar benen wist ze ten slotte met veel vijven en zessen binnen te komen in de zakken van het leren jack dat Vittorio nog aanhad. Een even afmattende als vergeefse inspanning; de sleutel was blijkbaar elders, waarschijnlijk ergens daar tegenover haar, in de zichtbare maar onbereikbare aktentas. Ze zag de tas op de stoel van de kamer liggen, slechts een paar meter bij haar vandaan, maar martelend onbereikbaar - zo ver kon ze onmogelijk komen. Chiara's hersenen draaiden op volle toeren, zoals op sommige ogenblikken wanneer ze aan haar proefschrift zat te schrijven. Alleen ging het nu om een aanval van luciditeit met als aanleiding en achtergrond de paniek. Het ontging haar niet dat dergelijke gedachtenwervelingen wel kenmerkend voor ten dode opgeschrevenen zouden zijn. En bij dat alles kon ze niet de - o zo puriteinse, ze wist het - gedachte vermijden dat deze nachtmerrie alleen maar iets was als een gerechtigheid Gods. Nemesis voor de wellust, voor hun teugelloze experimenten, straf voor Vittorio die op bestelling haar despoot werd, straf voor haarzelf voor haar reeks orgasmen, maar ook voor haar verborgen egoïstische gedachten: was ze niet in de grond vastbesloten Vittorio de dag na haar op handen zijnde promotie te verlaten? Wie was er dus slachtofferaar in deze geschiedenis en wie slachtoffer? En wie van hen beiden, op dat ogenblik, degene die het meest gestraft werd? Hij, die in één klap gestorven was, kennelijk aan een hartstilstand, in haar armen en juist op het moment van een goddelijke ejaculatie, of zij misschien, die in deze afschuwelijke toestand verkeerde? En terwijl de nacht intussen geheel en al gevallen was, hoorde ze plotseling een geluid bij het raam. Vol verwachting keek ze die kant op. Ze zag de poes op de vensterbank zitten en nieuwsgierig naar binnen kijken. ‘Curiosity kills the cat! En niet alleen de kat...’ dacht ze met een bittere lach. En bij associatie gingen haar gedachten nu | |
[pagina 122]
| |
naar Tonino. Zo heette de kater die ze in Lecce hadden, toen ze jong was. Samen waren ze opgegroeid. Tonino, welk een toeval, heette ook haar leeftijdgenoot-student, even onaantrekkelijk als de stad waar hij vandaan kwam, Brindisi, en lomp en klunzig in zijn hardnekkige pogingen om haar het hof te maken, ondanks haar even hardnekkige afwijzingen: ‘Maar ik zie je alleen maar als een goede vriend, op een andere manier kan ik je niet zien!’ Mettertijd had Chiara ontdekt dat ze een heimelijke, opwindende voldoening putte uit de aanblik van de schuchtere Tonino die om haar zwijmelde en ridderlijke gedragsmodellen adopteerde terwijl zij hem juist doelbewust neerbliksemde met steeds rauwere zinsneden van het type ‘Kan ik het helpen? Ik geil nou eenmaal niet op je.’ Bij hun laatste ontmoeting, maanden geleden, had Tonino, onverdroten, haar officieel ten huwelijk gevraagd en bij wijze van antwoord haar hoonlach geïncasseerd, gecompleteerd door de plotselinge verschijning van de massieve Vittorio, die haar bij de arm nam en naar zijn auto leidde. Ach, waarom had ze toch niet de avances van de tedere Tonino geaccepteerd en zo een punt achter deze langgerekte, ziekelijke vlucht naar voren gezet? Waarom had ze niet bijtijds de gevaren doorzien, waarom had ze niet aan haar toekomst gedacht en de modellen van haar tijd gevolgd in plaats van die ouderwetse vrijheden uit de jaren zeventig? Waarom kon ze niet eindelijk eens een vaste, normale relatie opbouwen met een goeie jongen als Tonino. Ach, waarom niet? Ik heb geen beter lot verdiend, zei Chiara telkens tussen haar snikken door, met haar gedachten onder andere bij het schandaal dat na de ontdekking van de twee lijken zou losbreken in de microkosmos van de Universiteit van Padua, alsook in de kleine gemeenschap van Lecce. Wat een schande voor haar ouders, maar ook wat een trauma speciaal voor haar jongere zus, voor wie zij het grote voorbeeld was! Wat een schande, wat een vernedering! En wat wil die kat daar toch de hele tijd maar aan het raam te krabben? Laat dat beest haar met rust laten in haar afschuwelijke, roemloze einde, met de uitkomsten van haar verhandeling omtrent erotiek nog in bewerking in het geheugen van haar tekstverwerker! Uiteindelijk zou die zwaarbeproefde tekst met zijn tientallen parentheses, vierkante haken en voetnoten door niemand verdedigd worden en al even verweesd raken... | |
[pagina 123]
| |
Chiara begon te gillen, de stem van een roepende in de woestijn.
Jij ouwe geilaard! Waar ga je naartoe met dat arme, weerloze meisje? zei de zestigjarige verdorde oude vrijster achter de kassa almaar geërgerd bij zichzelf, toen Vittorio en Chiara de winkel verlieten. En hoe laat ik je zomaar gaan om je smeerlapperijen uit te halen, met die vervloekte handboeien die ik je voor goed geld verkocht heb! Plotseling viel signora Rosalia's oog op de kleine sleutel. ‘Jij ouwe geilaard! Van opwinding heb je het belangrijkste vergeten! Arm meisje!’ riep ze uit. En in een oogwenk had ze de kassa afgesloten en het licht uitgedaan, en ze pakte haar jas, trok de rolluiken van de winkel naar beneden en ging fluks de straat op om de twee te zoeken. Haar presbyope maar geenszins myope blik had al spoedig de karakteristieke massa van Vittorio ontdekt. Wat een onmogelijk stel, dacht ze terwijl ze hen achterna liep. Hun auto stond op dezelfde parkeerplaats waar signora Rosalia al jarenlang haar eigen auto parkeerde. Hoewel ze best harder zou kunnen lopen, verhaastte ze haar pas niet. Ze was iets anders van plan, dat zomaar opeens bij haar opgekomen was: ze zou hen volgen. Iets beters had ze toch niet te doen; niemand die op haar wachtte, niemand die ooit om haar had lopen schilderen of haar op zo'n dag bloemen had aangeboden. Niemand. Als in een film, dacht ze toen ze in haar twintig jaar oude Fiat gas gaf en de autoweg opreed in de richting van het meer, op veilige afstand achter Vittorio's cabriolet aan. Als in een film, dacht ze even later weer toen ze, na de uiteindelijke bestemming van de oude geilaard en het vampje gelocaliseerd te hebben, met kloppend hart het raam van de slaapkamer naderde om hun bewegingen te volgen. Ze begluurde hen hoe ze in de zitkamer zaten te eten en te praten. Nog niet, eventjes wachten, dacht de onbeminde vrouw, die in zichzelf niet alleen een verborgen detective ontdekte maar ook nog eens een verdrongen gluurster. En ze voelde veelbetekenend aan de sleutel in haar jaszak; zouden ze vanavond de handboeien al in gebruik nemen? En wat zouden ze na afloop doen, als ze tot de ontdekking kwamen dat ze de sleutel niet hadden om de boeien los te maken? Ze lachte in haar vuistje. Ze zou wachten en op het juiste ogenblik aan de deur kloppen. Chagrijnig zouden ze niet doen, | |
[pagina 124]
| |
haar niet hard vallen; integendeel, hun verwondering zou overstemd worden door hun dankbaarheid voor de sleutel. Ze zou voor hen in zekere zin een dea ex machina zijn! Ik zal hun de sleutel op het meest passende ogenblik geven, monkelde signora Rosalia bij zichzelf, opgevouwen in haar auto waar ze in was gaan zitten om zich te warmen. Vol ongeduld berekende ze over hoeveel tijd het live pornospektakel exclusief voor haar zou beginnen. Ze wist uit de bioscoop dat romantische dineetjes, met hun wijntjes en champagnes, met hun toosten en beloftes, wel een tijdje konden duren. Toen een opkomende slaap haar ongekende gluurdersroes dreigde te gaan overmannen, herpakte ze zich op een gegeven ogenblik en trok haar jas goed dicht. ‘Nu kan het elk ogenblik zo ver zijn,’ mompelde ze, en ze verliet de auto, de bijtende kou in. Met bonzend hart vroeg ze zich vol ontzag af wat haar ogen te zien zouden krijgen, wat voor onvoorstelbare taferelen het onbekende stel voor haar in petto had op deze Valentijnsdag. Door het raam bereikte haar oren een gegil; dat moesten de liefdeskreten zijn. Die kende ze wel van de bioscoop, en ze hadden haar altijd al in de oren geklonken als kreten van angst en vrees. Inderdaad, net een film, dacht ze nogmaals toen ze naar het raam van de slaapkamer liep. Op de vensterbank zat een kat. |
|