De Tweede Ronde. Jaargang 27
(2006)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
De evolutie van de man
| |
[pagina 110]
| |
waarschijnlijk al ‘afgeschaft’ en konden mannen altijd en overal vrouwelijke krijgsgevangenen, vrouwelijke onderworpenen, verkrachten. De schurken en aanranders van vandaag die vrouwen niet als hun gelijke bejegenen, handelen dus eigenlijk in de nobele geest van de krijgers en krijgsheren van weleer. Maar al was de mens met zijn vermogen tot verkrachting een stap verder ‘geëvolueerd’ dan het dier, uiteindelijk kon je dat toch maar een halve beschaving noemen. Denkt u zich eens in, die huilende, jammerende vrouwen, aan handen en voeten geboeid, zou dat nu echt stimulerend hebben gewerkt? Toen het zaligmakende geld zijn intrede deed, nam de evolutie van de man pas echt een grote vlucht. Alles onder de zon kon verhandeld worden, seks was daarop natuurlijk geen uitzondering. In ruil voor een paar losse centen kon de man voortaan krijgen wat hij van een vrouw verlangde. En hij kon haar voorhouden: ik verkracht je niet, jij doet dit geheel uit eigen vrije wil, als je wat geld wilt verdienen, doe dan wat ik zeg, wees braaf en gedwee, dit is eerlijke handel tegen een eerlijke prijs! Na aldus haar eer te hebben vertrappeld, verwachtte hij bovendien nog een ‘dank u, meneer’. Kunnen dieren hieraan tippen? Hoerenlopen vertegenwoordigt duidelijk al een betrekkelijk hoog stadium in de mannelijke evolutie. Tegelijkertijd was het traditionele huwelijk, bepaald door de ouders en bekonkeld door koppelaars, een zo mogelijk nog ingenieuzere vondst dan hoerenlopen. Onder dit systeem verwierf de man een levende have van permanente, levenslange duur. Vanaf het moment dat de bruid bij de bruidegom in bed belandde, had ze alleen nog maar plichten, zelfs het recht om over de prijs te praten had ze niet meer, laat staan dat op liefde. Of ze nu van hem hield of niet, in naam van de Hertog van Zhou en de wijze Confucius werd zij geacht haar man eeuwige trouw te zweren en verder haar kuisheid te bewaren. De man kon naar believen gebruik van haar maken, terwijl zij de zedenleer der wijze vaderen moest betrachten; ‘zo wie slechts in zijn hart begeert, die heeft alrede overspel gedaan’. Als een mannetjeshond er ten aanzien van een teefje zulke slinkse, grimmige praktijken op nahield, zou het teefje ongetwijfeld binnen de kortste keren in wanhoop ‘van de muur springen’. De mens, van zijn kant, springt hooguit in een put, om te kunnen sterven als een zedige, eerbare vrouw en een martelares voor de kuis- | |
[pagina 111]
| |
heid. De evolutionaire betekenis van het zedelijk huwelijk behoeft geen nader betoog. Het feit, ten slotte, dat de man met de ‘meest wetenschappelijke’ theorieën in de hand de vrouw zonder een beroep op enige zedenleer toch heeft kunnen bewegen hem bereidwillig tot in den dood trouw te blijven en haar ervan heeft weten te overtuigen dat seksuele lust alleen maar ‘dierlijke lust’ is en niet opgevat moet worden als een voorwaarde voor liefde - die uitvinding van de ‘wetenschappelijk verantwoorde kuisheid’ is uiteraard het toppunt van beschaving en vooruitgang. Ach, daarin onderscheidt de mens - de man - zich dan toch ten enenmale van het dier! Let wel: dit is een stukje van een verstokte zedenpreker.
1933 |
|