De Tweede Ronde. Jaargang 27
(2006)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Twee verhalen
| |
[pagina 51]
| |
omhoog. Hij had een groot hoofd, het nam het halve tafelblad in beslag en dus kon ze er gemakkelijk bij. Ze kon zo in het binnenste van zijn oor kijken. De huid van zijn oor was dik en zijn gehoorgang wijd. Het was een vreemde gewaarwording om te beseffen dat ze nooit op zijn oren had gelet, terwijl ze zijn hele lichaam tot in de intiemste plekjes kende. Er was maar weinig licht. Ze pulkte tot ze er duizelig van werd. ‘Doe ik je pijn?’ vroeg ze hem, maar hij zei: ‘Nee.’ Toen ze klaar was met het rechteroor ging ze verder met het linker. Ze zwegen allebei terwijl ze bezig was. De twee vrouwen ernaast waren heel duidelijk te verstaan. De een vroeg aan de ander: ‘Ik begrijp er niets van, ze hielden zo van elkaar, wat kan er toch gebeurd zijn?’ Ze spraken nog een poos langer over een relatie die kennelijk op wonderlijke wijze was uitgegaan. Haar blik werd wazig van het turen in zijn oren en misschien was ze daarom iets te ruw. ‘Auw!’ zei hij. Het klonk heel zacht, heel teder, alsof de pijn ook een gevoel van liefde was. ‘O, sorry,’ zei ze snel. Er sijpelde wat bloed uit de binnenwand van zijn oor maar ze durfde het niet tegen hem te zeggen. ‘Ik hou ermee op.’ Hij ging rechtop zitten en pulkte nog eens met zijn pink. Hij kneep zijn ogen dicht om het gevoel tot zich door te laten dringen. Toen keek hij haar ondeugend aan en zei: ‘Is dit niet ook een manier van “erin gaan”?’ Niet lang erna gingen ze uit elkaar. Toen ze het uitmaakten, hadden ze nog een flinke ruzie. Het duurde heel lang voordat ze er overheen was en ze haar haat jegens hem en haar medelijden met zichzelf had verwerkt. Toen ze hoorde dat hij ging trouwen, had ze niet het gevoel dat het haar wat aanging, het maakte totaal geen emoties bij haar los. Hij was een vreemde voor haar geworden. Voortaan kan zijn vrouw zijn oren voor hem schoonmaken, zei ze tegen zichzelf. Die gedachte maakte haar vreemd genoeg verdrietig, heel erg verdrietig.
1988 | |
[pagina 52]
| |
Een plaatsje vrijAhong hoorde iemand huilen. Het was de vrouw die naast hem zat. Ze was hem eerst niet opgevallen. Toen hij instapte en de lege plaats zag, was hij meteen gaan zitten. Toen hij eenmaal zat, hoorde hij een raar geluid, als van een apparaat dat vastliep. Hij hoorde een gepiep dat soms een poosje stopte en even later weer doorging. Door het geronk van de bus kon hij het geluid niet thuisbrengen. Pas later besefte hij dat het gesnik was. De vrouw naast hem zat te huilen. Ahong keek schuin naar haar. De vrouw zat met haar hoofd gebogen en haar gezicht in haar handen. Het was een onderdrukt gesnif, alsof ze de aandacht niet wilde trekken. Toch had ze duidelijk ontzettend verdriet. Al probeerde ze zich in te houden, haar ellende sprak uit alles. Haar schouders schokten en bewogen ritmisch mee met het schudden van de bus. Het was haast een komisch gezicht. Vanwaar al dat verdriet? Ahong keek weg. Instinctief schoof hij een stukje naar de zijkant. Als men maar niet dacht dat hij iets met haar te maken had. Maar zo zat hij niet erg stevig en al schommelend moest hij met beide handen de leuning van de stoel voor hem vastgrijpen. Hij keek om zich heen naar de mensen in de bus. In het gangpad, niet ver van hem vandaan, stond een student die juist naar hem omkeek. Toen hun blikken elkaar kruisten, keek de student snel weg. Het stond op zijn gezicht geschreven, het was niet moeilijk te raden wat hij dacht. Ahong keek hem strak aan. Als hij nog eens zou kijken, zou hij hem laten zien dat hij niets met die vrouw te maken had. Maar de jongen keek niet meer en draaide zich bovendien onverschillig om. Niemand anders lette op hem. De vrouw zat nog steeds te huilen. Joost mag weten hoe lang, ze huilde al voordat hij was gaan zitten. Ze begon zelfs steeds erger en luider te huilen. Ahong dacht dat veel mensen het nu wel zouden horen. Een aantal passagiers keek zijn kant op. | |
[pagina 53]
| |
Op de rij voor hem keek iemand om, maar draaide zich met een uitgestreken gezicht weer terug. Ahong fronste even, trok een afkeurend gezicht, maar wist niet of dat duidelijk maakte dat hij niet bij die vrouw hoorde. Hij zat even in twijfel en schoof toen nog een stukje op tot hij nog maar half op de stoel zat. De vrouw bleef maar snikken, met schokkende bewegingen. Waarom zat ze nou in de bus te huilen? Ahong keek weer naar haar. Ze hield haar gezicht nog steeds in haar handen en gaf zich volledig over aan haar verdriet, alsof ze alleen in de bus zat. Ahong keek naar iemand die hem aanstaarde. De man kromp ineen. Anderen keken ook naar hem. Vreemd dat ze niet naar haar keken. Hij zat toch niet te huilen? En toch bleven ze naar hem kijken. Ineens bedacht hij dat hij het bij het instappen al zo vreemd had gevonden dat er een lege plaats was. Waarom was er in zo'n volle bus een plaatsje vrij? Nu wist hij het. Uiteindelijk stond hij op en drong zich met een onverschillige blik door de menigte naar voren. Hij kwam bij de student, die even naar hem lachte. Een blik van begrip en sympathie. Ahong begreep ineens dat deze jongeman eerder ook op diezelfde plaats moest hebben gezeten. Bij de volgende halte stapten er nieuwe passagiers in. Ahong en de student zagen allebei dat er weer iemand op de lege plek was gaan zitten.
1988 |
|