De Tweede Ronde. Jaargang 27
(2006)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Chen-met-de-kleine-handjes
| |
[pagina 31]
| |
handen, die bijzonder klein waren, kleiner en ook zachter en fijngevoeliger dan die van de meeste vrouwen. Hij was gespecialiseerd in bevallingen met complicaties. Zelfs dwars- of stuitliggingen wist hij tot een goed einde te brengen (daarbij uiteraard geholpen door medicijnen en instrumenten). Naar verluidt wist hij met zijn kleine, vaste handen vrouwen veel barenspijn te besparen. Vooraanstaande families zouden nooit van zijn diensten gebruik maken, behalve dan misschien in uiterste noodgevallen. Maar wanneer bij middenstanders en armelui, die minder om taboes maalden, het kindje niet goed lag en de vroedvrouw er geen raad mee wist, stelde die laatste voor: ‘Laten we Chen-met-de-kleine-handjes er maar bij halen.’ Chen-met-de-kleine-handjes had uiteraard ook een gewone naam, maar iedereen noemde hem bij zijn bijnaam. Aangezien er bij een geboorte twee levens op het spel stonden, was er geen tijd te verliezen. Chen-met-de-kleine-handjes had dan ook een paard, een sneeuwwitte schimmel, zonder ook maar één donkere haar. Het was een echt renpaard. Volgens mensen die er verstand van hadden rende het als een fazant: snel, kaarsrecht en gelijkmatig. Het was een waterrijke streek, waardoor paarden schaars waren. Elke keer dat er bereden soldaten door de streek kwamen, spoedde iedereen zich naar de dijk om naar het schouwspel te kijken dat de ruiterij bood. Chen-met-de-kleine-handjes kwam zo regelmatig op zijn schimmel langsdraven dat de mensen de twee fenomenen aan elkaar plakten en in één adem spraken van ‘Chen-met-de-kleine-handjes-op-zijn-schimmel’. De andere artsen, internisten of chirurgen, keken allemaal op Chen-met-de-kleine-handjes neer. Volgens hen was hij geen echte arts, maar gewoon een mannelijke vroedvrouw. Chen-met-de-kleine-handjes sloeg daar echter geen acht op. Zodra iemand zijn hulp inriep, sprong hij op zijn schimmel en galoppeerde weg. De aanstaande moeder, die lag te kreunen en te kermen, hoefde de belletjes maar te horen die zijn schimmel aan zijn hoofdtuig had hangen, of ze voelde zich al meteen een stuk beter. Hij steeg af en liep meteen naar de verloskamer. Na een poosje (of soms pas na lange tijd) weerklonk het gehuil van de pasgeboren baby. Gutsend van het zweet kwam Chen-met-de-kleine-handjes naar buiten om de heer des huizes te begroeten: ‘Van harte gelukgewenst! Moeder en | |
[pagina 32]
| |
kind maken het goed!’ Stralend overhandigde de heer des huizes hem dan de rode envelop met zijn honorarium. Chen-met-de-kleine-handjes nam de envelop aan, stak hem in zijn zak zonder hem ook maar open te doen, waste zijn handen, dronk een beker hete thee, nam afscheid met de woorden ‘Uw dienaar’ en besteeg zijn paard. Dan weerklonken enkel nog even de tingelende belletjes van het paard... en weg was hij. Veel mensen dankten hun leven aan Chen-met-de-kleine-handjes. Toen kwamen de Geallieerden. Bij ons in de streek waren er twee legers die elkaar al een paar jaar lang bevochten. Het ene was het Nationalistisch Revolutionaire Leger, kortweg de ‘Nationalisten’, en het andere werd gevormd door de troepen van Sun Chuanfang. Sun had zichzelf uitgeroepen tot ‘Opperbevelhebber van de Geallieerde Strijdkrachten van de Vijf Provincies’ en zijn leger stond bekend als de ‘Geallieerden’. De Geallieerden hadden de tempel gevorderd om er hun hoofdkwartier te vestigen en er lag een heel regiment gelegerd. De vrouw van de commandant (niemand wist of het zijn echte vrouw was of een bijvrouw) lag in het kraambed, maar het kindje wilde maar niet komen. Er werden een paar vroedvrouwen bijgehaald, die echter allemaal machteloos stonden. Terwijl de vrouw als een mager speenvarken lag te krijsen, liet de commandant Chen-met-de-kleine-handjes halen. Chen-met-de-kleine-handjes liep de tempel in, waar de commandant voor de verloskamer heen en weer ijsbeerde. Toen hij Chen-met-de-kleine-handjes zag, zei hij: ‘Moeder en kind moeten allebei gered worden! Als je dat niet lukt, gaat je kop eraf! En nu naar binnen!’ De moeder was een hele dikke vrouw, zodat Chen-met-de-kleine-handjes alles uit de kast moest halen om het kind veilig ter wereld te brengen. Hij had zijn handen vol aan de vrouw met al haar vet en toen het karwei eindelijk geklaard was, was hij volledig uitgeput. Strompelend kwam hij weer naar buiten en boog voor de commandant: ‘Commandant! Mijn gelukwensen, het is een jongen, een zoon!’ De commandant lachte en zei: ‘U heeft het er moeilijk mee gehad! Komt u mee?’ Er was een tafel gedekt en de adjudant bediende hen. Chen-met- | |
[pagina 33]
| |
de-kleine-handjes dronk twee kommen wijn. De commandant haalde twintig zilveren daalders tevoorschijn die hij Chen-met-de-kleine-handjes aanbood. ‘Dit is voor u! Het is maar een klein gebaar!’ ‘Het is veel te veel, mijn hartelijke dank.’ Toen hij zijn wijn ophad en de twintig zilveren daalders bij zich had gestoken, nam Chen-met-de-kleine-handjes afscheid: ‘Uw dienaar.’ ‘U komt er zelf wel uit?’ Chen-met-de-kleine-handjes liep de tempel uit en besteeg zijn paard. De commandant trok zijn revolver en schoot hem van achteren met één schot neer. De commandant zei: ‘Wat denkt die vent wel niet, dat hij mijn vrouw zomaar kan betasten? Ik ben de enige man die haar mag aanraken. Die kerel maakte het wel heel gortig! Naar de hel met hem!’ De commandant voelde zich zwaar vernederd.
1983 |
|