De Tweede Ronde. Jaargang 27
(2006)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Vertaald proza | |
[pagina 5]
| |
De beroemde stoffenzaak
| |
[pagina 6]
| |
verfd houtwerk, zwarte legkasten met blauwe gordijnen ervoor, grote vierkante krukken waarvan de zitting met blauwe wol was gestoffeerd, en op een theetafeltje stond altijd een verse bos bloemen. Afgezien van vier paleislantarens met lange, rode kwasten eraan tijdens het Lampionnenfestival hadden er in Drievoudig Geluk nooit smakeloze versieringen gehangen die niet pasten bij de traditionele stijl van de zaak. Ook werden er vroeger nooit waren afgeprijsd, bedragen naar beneden afgerond, reclameteksten opgehangen of uitverkopen gehouden; de naam Drievoudig Geluk stond immers garant voor een goed produkt. Er werden in de zaak geen sigaretten gerookt en men sprak er nooit op luide toon; het enige geluid was het bescheiden geborrel en gekuch van de oude bedrijfsleider die zijn waterpijp rookte. Xin Dezhi vermoedde dat er een einde zou komen aan dit soort goede gebruiken en sfeerbepalende elementen zodra mijnheer Zhou het roer zou overnemen. Alleen al de manier waarop hij uit zijn ogen keek voorspelde niet veel goeds. In plaats van gedistingeerd voor zich te kijken, spiedde hij continu in de rondte alsof hij overal dieven vermoedde. Mijnheer Qian had daarentegen altijd met gesloten ogen op zijn vierkante kruk gezeten, maar hij had het meteen in de gaten gehad wanneer een van de winkelbedienden ook maar de kleinste fout maakte. En inderdaad, mijnheer Zhou was nog maar net aangetreden of hij zette Drievoudig Geluk volledig op stelten: voor de zaak kwam een bloedrood reclamespandoek te hangen met daarop in anderhalf meter hoge karakters ‘Grote Uitverkoop’, en daarnaast twee gaslampen die een akelig fel licht gaven. Maar dat was nog niet alles. Bij de ingang werd een tweetal muzikanten neergezet, één met een trommel en één met een trompet, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat moesten spelen. Vier medewerkers moesten met rode mutsjes op hun hoofd reclamefolders uitdelen aan voorbijgangers. Ook dat was nog niet alles. Hij wees twee medewerkers aan die uitsluitend thee en sigaretten moesten aanbieden aan klanten. Zelfs wanneer iemand alleen maar een stukje witte stof kwam kopen, werd hij binnengevraagd om een sigaret te roken. Van soldaten en straatvegers tot dienstmeisjes, iedereen pafte erop los, zodat het in de zaak blauw stond als een in Boeddhistische tempel. En zelfs dat was nog niet alles. Bij aankoop van een halve meter stof kreeg men | |
[pagina 7]
| |
nog een halve meter cadeau, en er werden zelfs poppen uitgedeeld. De winkelbedienden moesten bovendien met iedere klant een praatje maken. Als iemand iets zocht wat niet in het assortiment zat, moest het personeel de klant zien te verleiden om toch maar iets anders te kopen. En bij besteding van meer dan tien yuan bezorgde een winkelbediende de spullen aan huis, daarvoor werden zelfs speciaal twee aftandse fietsen aangeschaft! Het huilen stond Xin Dezhi nader dan het lachen. In de zestien jaar dat hij er werkte, had hij nooit voor mogelijk gehouden dat Drievoudig Geluk zo diep zou kunnen zinken, laat staan dat hij er getuige van zou zijn. Hij durfde nauwelijks nog iemand onder ogen te komen. Drievoudig Geluk had altijd veel aanzien genoten onder het winkelend publiek en zelfs politieagenten keken met enig ontzag toe als de winkelbedienden met hun grote lampion de straat op gingen. Enige jaren eerder, tijdens de opstand van het leger, was ook Drievoudig Geluk niet gespaard gebleven bij de plunderingen. Toch had men niet, zoals bij sommige andere winkels, zelfs de houten deur en het bordje ‘Niet Afdingen’ meegenomen. Zo groot was het gezag dat Drievoudig Geluk met zijn gouden banieren uitstraalde! Hij woonde nu al twintig jaar in de stad, en daarvan had hij zestien jaar bij Drievoudig Geluk gewerkt. De zaak was zijn tweede thuis geworden. Behalve het blauwe jasje dat hij droeg, had hij er ook zijn manier van praten en kuchen vandaan. Het feit dat hij bij Drievoudig Geluk werkte had hem altijd vervuld met trots. Wanneer hij namens de zaak openstaande rekeningen moest gaan innen, werd hij vaak binnengevraagd voor een kom thee. Drievoudig Geluk was weliswaar een winkel, maar de klanten werden behandeld als vrienden. Zo stuurde mijnheer Qian meestal een presentje wanneer er een bruiloft of begrafenis in de klantenkring was. Drievoudig Geluk deed zaken, maar op een galante wijze. Op het bankje bij de ingang zaten vaak de meest respectabele personen uit de buurt, en als er eens iets bijzonders te zien was op straat, vond het vrouwvolk van de vaste klanten vaak een goed plekje aan de zijde van de oude bedrijfsleider om het gebeuren gade te slaan. Dit glansrijke verleden deed Xin Dezhi's hart zwellen van trots. Maar nu? Xin Dezhi besefte heus wel dat tijden en gewoonten nu eenmaal veranderden. De meeste omliggende winkels werkten al lang niet | |
[pagina 8]
| |
meer volgens de traditionele etiquette, en er waren inmiddels ook genoeg nieuwe winkels die nooit enige vorm van etiquette hadden gekend. Dat wist hij maar al te goed. En juist daarom was hij zo verknocht aan Drievoudig Geluk, juist daaraan ontleende hij zijn trots. Als Drievoudig Geluk ook overstag zou gaan, dan was het einde zoek. Daarom was het des te erger dat Drievoudig Geluk nu net zo dreigde te worden als al die andere winkels. De grootste hekel had hij aan de tegenovergelegen winkel: Geurig Dorp. Hij ergerde zich aan de manier waarop de bedrijfsleider rondslofte, aan het feit dat hij continu sigaretten rookte en zelfs aan zijn gouden voortand. Bovendien liep zijn vrouw de hele dag in en uit, en haar mond stond geen moment stil. Ze droeg altijd een kind op de rug, een in haar armen en ogenschijnlijk ook nog een in een draagzak. Regelmatig vochten de baas en zijn vrouw hun ruzies uit in de zaak, en de kinderen werden er gezoogd en geslagen. Je vroeg je soms werkelijk af of ze nu serieus bezig waren een winkel te beheren, of dat ze een klucht opvoerden. Het feit dat de vrouw van de baas om de haverklap zonder enige gêne midden in de zaak haar borsten ontblootte om een van de kinderen te zogen, gaf in ieder geval te denken. Het was ook een raadsel waar ze hun winkelpersoneel vandaan hadden gehaald: een samengeraapt zootje dat weliswaar grotendeels gekleed ging in zijde, maar rondliep op kapotte schoenen. Sommigen stonken een uur in de wind naar tijgerbalsem, sommigen gebruikten zo veel pommade dat hun kapsel eruitzag als een zwartgelakte schoenlepel, en anderen droegen brillen met opzichtige gouden monturen. Het ergste was nog dat ze aan het eind van het jaar altijd een grote uitverkoop hielden. Dan hingen ze twee gaslampen buiten en zetten ze een platenspeler neer die de hele dag stond te blèren. Wanneer iemand twee yuan besteedde, kreeg hij van de baas persoonlijk een botersnoepje. Weigeren had geen zin, hij stopte het desnoods eigenhandig in je mond. In de winkel had niets een vaste prijs en ook de waarde van zilverstukken fluctueerde met de dag. Xin Dezhi keurde Geurig Dorp nooit een blik waardig en hij ging er al helemaal niet heen om iets te kopen. Hij vond het onvoorstelbaar dat sommige lieden op zo'n manier zaken deden. Dat zo'n winkel uitgerekend tegenover Drievoudig Geluk was gevestigd, maakte het des te erger. | |
[pagina 9]
| |
Waar hij echt niets van begreep, was dat het met Drievoudig Geluk alleen maar bergafwaarts ging, terwijl de zaken bij Geurig Dorp voor de wind leken te gaan. Hij had geen idee waardoor dat kwam. Het kon toch niet zo zijn dat je per se elke vorm van etiquette moest laten varen om winst te kunnen maken? Wat hield het vak van verkoper dan nog in? Dan zou iedereen zomaar een zaak kunnen beginnen en dat was natuurlijk uitgesloten. Een reden te meer waarom Drievoudig Geluk aan de tradities moest vasthouden. Maar hoe had hij kunnen voorzien dat er ooit een bedrijfsleider als mijnheer Zhou zou komen, en dat de gaslampen van Drievoudig Geluk en Geurig Dorp op een dag eendrachtig de hele straat zouden verlichten? Een verbond met de vijand, dat was toch uitgesloten? Blijkbaar niet. Xin Dezhi kon weinig anders dan meegaan met de nieuwe koers die mijnheer Zhou had uitgezet. Dat betekende dus dat ook hij kletspraatjes moest maken met de klanten, dat hij ze sigaretten moest aanbieden, ze moest overhalen om toch vooral binnen te komen, namaak voor echt moest verkopen en niet zomaar een paar centimeter extra mocht geven als de klant er niet zelf over begon. Hij moest de stof uit de losse pols afmeten, en er dan net een beetje vanaf zien te smokkelen. Kortom, hij vond het verschrikkelijk! Maar de nieuwe stijl leek de meeste winkelbedienden wel te bevallen. Als er een vrouwelijke klant binnenkwam, dromden ze allemaal om haar heen, lieten haar stuk voor stuk alles zien wat er te koop was en als ze dan uiteindelijk iets kocht - al was het maar een stukje onooglijke stof - begeleidden ze haar maar wat graag naar huis. Mijnheer Zhou zag het met genoegen aan. Hij zag de winkelbedienden graag buitelen en rennen, het liefst zou hij ze nog door de lucht zien vliegen. Mijnheer Zhou en de baas van Geurig Dorp werden dikke vrienden. Soms haalden ze de mensen van Hemelse Deugd er ook nog bij om een potje mahjong te spelen. Hemelse Deugd was ook een zijdewinkel, een eindje verderop in de straat. Ze zaten er al zo'n vijf jaar, maar mijnheer Qian had ze nooit een blik waardig gekeurd. Hemelse Deugd concurreerde openlijk met Drievoudig Geluk, en het was duidelijk dat ze er niet rouwig om zouden zijn als Drievoudig Geluk door hun toedoen de deuren moest sluiten. Bij hen was het elke dag uitverkoop. Mijnheer Qian liet zich er nooit over | |
[pagina 10]
| |
uit, hij zei alleen wel eens: ‘Wij doen waar we goed in zijn, en houden onze naam in ere.’ En nu kwamen uitgerekend de mensen van Hemelse Deugd over de vloer om te kaarten. Xin Dezhi kon het niet opbrengen zich met hen te onderhouden. Als hij even niets omhanden had, ging hij dus maar met zijn gezicht naar de schappen gekeerd zitten mokken. Voorheen zat elke rol stof in een witte hoes, nu hingen lappen stof in alle kleuren uit de schappen naar beneden, met de bedoeling de boel een beetje op te fleuren. Je kreeg gewoon hoofdpijn als je er te lang naar keek. Hij dacht bij zichzelf: ‘Het einde van Drievoudig Geluk is nabij.’ Maar na het eerste seizoen moest hij toch toegeven dat hij enige bewondering voor mijnheer Zhou begon te koesteren. Toen de balans was opgemaakt, bleek er weliswaar niet echt winst te zijn behaald, maar de winkel had in ieder geval geen verlies meer geleden. Lachend lichtte mijnheer Zhou toe: ‘Vergeet niet dat dit pas mijn eerste seizoen was! En we hebben natuurlijk diep in de buidel moeten tasten voor die reclameborden en gaslampen. Maar ik heb nog veel meer ideeën achter de hand. Dus...’ Wanneer hij op dreef raakte, gebruikte hij vaak ‘dus’. ‘Van nu af aan hangen we geen versiering meer op. We gaan het zuiniger aanpakken, en je zult zien dat we dan zeker winst zullen maken. Dus...’ Xin Dezhi besefte dat het tijdperk van mijnheer Qjan voorgoed voorbij was, en dat het nooit meer zou worden zoals vroeger. Want mijnheer Zhou zat op één lijn met de mensen van Hemelse Deugd en Geurig Dorp, en die waren per slot van rekening binnengelopen. Het seizoen daarop werd er steeds strenger gecontroleerd op Japanse handelswaar, maar mijnheer Zhou kocht juist als een bezetene Japanse stof in. En hoewel er regelmatig inspecteurs patrouilleerden, legde mijnheer Zhou de Japanse waar juist vol in het zicht en hij zei: ‘Als er een klant komt, probeer ze dan eerst deze Japanse stof te verkopen. Andere winkels durven het niet meer te verhandelen, dus wij kunnen goede zaken doen. Als het mensen van het platteland zijn, moet je er duidelijk bij zeggen dat het Japanse stof is, want daar zijn ze mee vertrouwd. Tegen mensen uit de stad moet je maar zeggen dat het Duitse stof is.’ Een inspectie kon natuurlijk niet uitblijven. Mijnheer Zhou lachte beminnelijk, bood de inspecteurs sigaretten en thee aan. ‘U denkt toch zeker niet dat wij hier bij Drievoudig Geluk Japanse stof | |
[pagina 11]
| |
verkopen? Dus... Kijkt u maar rustig rond. Daar bij de ingang ligt Duitse stof en ook wat Turkse stof. Achter de toonbank hebben we enkel Chinese zijde. Dat wordt speciaal voor ons gemaakt en naar ons opgestuurd door een handelaar in het Zuiden.’ De bontgekleurde stoffen werden wantrouwig geïnspecteerd. Mijnheer Zhou lachte: ‘Goed, Zhang Fulai, haal dat laatste restje Japanse stof maar van achter.’ De stof werd gebracht. Hij trok de hoofdinspecteur aan zijn mouw, en zei: ‘Mijnheer, ik zal open kaart met u spelen. Dit is het laatste restant Japanse stof dat we nog hebben liggen. Kijk, precies hetzelfde materiaal als waar uw jasje van is gemaakt. Dus...’ Hij draaide zich om en zei: ‘Fulai, gooi die rol stof maar op straat!’ De hoofdinspecteur keek naar zijn jasje, en zonder op te kijken liep hij de winkel uit. Er werd veel winst gemaakt op deze partij Japanse stof, die nu eens uit Duitsland en dan weer uit China of Engeland kwam. Soms was er een klant die zich niet voor de gek liet houden en de stof minachtend op de grond smeet. Dan zei mijnheer Zhou lachend tegen een van de winkelbedienden: ‘Je moet wel de échte Europese stof pakken, je ziet toch dat meneer hier een kenner is?’ Vervolgens zei hij tegen de klant: ‘Smaken verschillen nu eenmaal. Aan u zou ik deze stof natuurlijk nog niet gratis kunnen slijten. Dus...’ En weer verliet een tevreden klant de zaak, inmiddels helemaal ingepalmd door mijnheer Zhou. Xin Dezhi zag in dat je over de nodige trucs en een vlotte babbel moest beschikken om met succes zaken te doen en mijnheer Zhou was daar precies het type voor. Maar Xin Dezhi zag het niet langer zitten om hier te blijven werken. Want hoewel hij steeds meer bewondering voelde voor mijnheer Zhou, voelde hij zich zelf steeds minder goed. Hij at nu wel, maar vermagerde nog altijd. Hij zou pas weer behoorlijk kunnen slapen als hij wegging bij de zaak die hij nauwelijks meer herkende. Maar nog voordat hij ergens anders werk had kunnen vinden, vertrok mijnheer Zhou naar Hemelse Deugd waar hij de nieuwe eigenaar werd. Hemelse Deugd zat te springen om iemand zoals hij, en zelf wilde mijnheer Zhou er ook graag naartoe. Hij vond dat Drievoudig Geluk te zeer vergroeid was met de tradities die men er zo lang in ere had gehouden, waardoor zijn zakelijke talenten er niet volledig tot hun recht kwamen. | |
[pagina 12]
| |
Toen Xin Dezhi mijnheer Zhou uitgeleide had gedaan, viel er meteen een last van zijn schouders. Na zestien jaar trouwe dienst had Xin Dezhi toch wel enige inspraak bij de eigenaars van de winkel. Het was natuurlijk niet gezegd dat ze ook naar hem zouden luisteren, maar hij wist precies welke eigenaars nog van de oude stempel waren en hoe hij hen zou kunnen overreden. Hij deed zelf een goed woordje voor de oude bedrijfsleider en hij spoorde de oude vrienden van Qian aan om hetzelfde te doen. Hij gaf toe dat er het een en ander viel aan te merken op de werkwijze van mijnheer Qian, maar benadrukte dat zowel Qian als Zhou hun sterke kanten hadden. Er moest een middenweg worden gevonden tussen krampachtig vasthouden aan tradities en overmatige vernieuwingsdrift. De goede naam van de winkel moest natuurlijk in stand worden gehouden, maar dat nam niet weg dat men ook kon leren van nieuwe zakelijke strategieën. Zo kon men twee vliegen in een klap slaan: én een goede naam, én goede opbrengsten. Hij wist zeker dat hij met deze argumenten de eigenaars zou kunnen overtuigen. Vanbinnen dacht hij echter iets heel anders. Met de terugkeer van mijnheer Qian zou alles weer zoals vroeger worden. Drievoudig Geluk moest weer net zo worden als vanouds, iets anders was voor hem niet mogelijk. Hij zag het al voor zich: weg met de gaslampen, met de trommel en de trompet. Weg met de reclames, de folders en de sigaretten. En als er echt niets anders op zat, konden er ook wel wat mensen worden ontslagen. Dat zou de kosten zeker flink drukken. Bovendien geloofde hij in mond-tot-mondreclame, en dat je door de klant net een beetje extra te geven meer naamsbekendheid verwierf dan met schreeuwerige reclamestunts. De mensen waren toch zeker niet op hun achterhoofd gevallen? Mijnheer Qian keerde inderdaad terug. Op straat bleven alleen de gaslampen van Geurig Dorp hangen, en in Drievoudig Geluk keerde de plechtige stilte terug van weleer. Wel werden in verband met de terugkeer van mijnheer Qian de vier paleislantarens met hun lange, rode kwasten opgehangen. Op de dag dat Drievoudig Geluk de lantarens ophing, had Hemelse Deugd twee kamelen voor de deur staan. Over hun rug waren stroken zijde in allerlei kleuren gedrapeerd, en op de bulten waren gekleurde, elektrische knipperlichten bevestigd. Aan weers- | |
[pagina 13]
| |
zijden van de kamelen werd een loterij gehouden, waarbij je voor tien cent een lootje kon trekken en één op de tien lootjes was prijs; dus voor tien cent maakte je kans op een rol modieuze zijde. De mensen dromden samen voor Hemelse Deugd. Af en toe zag je iemand glunderend weglopen met een rol zijde onder zijn arm. Over het bankje bij de deur van Drievoudig Geluk werd weer een blauwwollen hoes gespannen. Daarop zat mijnheer Qian met gesloten ogen. De winkelbedienden zaten stilletjes achter de toonbank, sommigen schoven zachtjes met de kralen van een telraam, anderen gaapten loom. Xin Dezhi zei weliswaar niets, maar hij voelde zich toch niet helemaal gerust. Alleen heel af en toe kwam er een klant binnen. Soms leek het alsof iemand aanstalten maakte om binnen te komen, maar na een blik op de gouden banieren liep hij dan toch door naar Hemelse Deugd. Als er al eens iemand binnenkwam, ging hij meestal onverrichter zake weer weg als hij hoorde dat er niet kon worden afgedongen. Er waren alleen wat oude klanten die af en toe langskwamen om iets te kopen. Maar soms kwamen ze alleen even een babbeltje maken met mijnheer Qian. Dan mopperden ze wat over de verloedering, dronken een paar kommen thee en gingen weer met lege handen weg. Xin Dezhi luisterde graag naar hun gesprekken, het deed hem terugdenken aan de glorieuze dagen van vroeger. Hij besefte terdege dat die tijd nooit meer zou terugkeren. De enige winkel in de buurt die nog goede zaken deed was Hemels Geluk! Aan het eind van het seizoen was het onvermijdelijk dat er mensen weg zouden moeten bij Drievoudig Geluk. Met tranen in zijn ogen zei Xin Dezhi tegen mijnheer Qian: ‘Ik zal er niet voor terugschrikken om in m'n eentje het werk van vijf personen te doen.’ De oude bedrijfsleider zei: ‘Ja, ons krijgen ze er niet onder.’ Xin Dezhi sliep die nacht als een roos, vast voornemens om de volgende dag voor vijf te werken. Maar een jaar later werd Drievoudig Geluk toch overgenomen door Hemelse Deugd.
(1935) |
|