De Tweede Ronde. Jaargang 26
(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
Een brief aan Charlotte von SteinGa naar voetnoot*
| |
[pagina 123]
| |
Clausthal, 11 december, 's avonds. Vanochtend vroeg heb ik het Torfhaus verlaten en ben over de Altenau teruggegaan. Onderweg heb ik u veel verteld. O, ik ben zo spraakzaam als ik alleen ben. Slechts een woord ter herinnering. Toen ik gisteren bij het Torfhaus aankwam, zat de jachtopziener in hemdsmouwen aan zijn eerste borrel. Ik begon te oreren over de Brocken, maar hij verzekerde mij dat het onmogelijk was naar boven te gaan. Hij vertelde hoe vaak hij 's zomers boven was geweest en hoe roekeloos het zou zijn het nu te proberen, en dat de bergen toen in nevel gehuld waren zodat men niets kon zien. ‘Ook nu ziet het er daarboven zo uit,’ zei hij, ‘u kunt nog geen drie stappen vooruit kijken. En wie niet weet waar hij zijn voeten moet zetten,’ enz. Daar zat ik dan, in zak en as, half en half te bedenken hoe ik terug zou keren. En ik voelde me als de koning die van de profeet de opdracht krijgt met zijn boog te slaan en die niet vaak genoeg slaat.Ga naar voetnoot3 Ik zweeg en smeekte de goden het hart van deze mens alsmede de weersomstandigheden te veranderen, en ik hield me stil. Opeens zei de man tegen mij: ‘Nu kunt u de Broeken zien.’ Ik liep naar het venster en hij was even duidelijk te zien als mijn gezicht in de spiegel. Toen sprong mijn hart op en ik riep: ‘En mij zal het niet lukken boven te komen? Heeft u geen knecht of iemand anders die...’ Hij zei: ‘Ik zal zelf wel met u meegaan.’ Ik heb een teken in het raamkozijn gesneden als getuigenis van mijn vreugdetranenGa naar voetnoot4; was u het niet aan wie ik dit schrijf, het zou een zonde zijn geweest. Ik kon het niet geloven totdat ik op de hoogste rotspunt stond. Alle nevel lag onder me, en boven heerste een verrukkelijke klaarheid. Vannacht was hij tot in alle vroegte zichtbaar in het maanlicht en hij werd duister in de ochtendschemering, toen ik de deur uit wilde gaan. Adieu. Morgen ga ik weg van hier. U zult nu vanuit andere streken van mij horen. Heeft u de behoefte mij te schrijven, geeft u uw brief dan aan Philippe; hem heb ik een adres gegeven. Adieu, liefste. Groet u Von SteinGa naar voetnoot5 en hofdame Waldner van mij, maar zeg niemand waar ik ben. Adieu. G. |
|