De Tweede Ronde. Jaargang 26
(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
De Geest van de Brocken
| |
[pagina 94]
| |
steen die de vorm lijkt te hebben van een heidens altaar en vroeger het tovenaarsaltaarGa naar eindnoot3 genoemd werd; kniel daar neer, hef uw rechterhand naar God en zeg: ‘Onze vader die in de hemelen zijt, deze bekoorlijke anemoon, die eens de eredienst van de angst verheerlijkte, is teruggekomen in uw schoot; dit altaar, dat vroeger droop van het bloed van de riten voor Cortho, is reeds lang herdoopt in uw heilige dienst. De duisternis is geweken; de wreedheid die ze voortbracht is geweken; de jammerklachten van haar slachtoffers zijn verklonken; de wolk is opgetrokken die ooit voortdurend boven hun graven hing - de wolk van bezweringen die vanuit de tranen der weerlozen en de woede der rechtvaardigen eeuwig opsteeg naar uw troon. En zie! Wij - ik, uw dienaar, en dit duistere fantoom dat ik een uur lang op pinksterzondag, uw feestdag, tot mijn dienaar maak - vereren u eensgezind in deze voor uw eredienst hewonnen tempel.’ Zie! De geest plukt een anemoon en legt haar op het altaar; hij knielt ook en heft ook zijn rechterhand naar God. Hij zwijgt, maar soms dient de zwijgende mens God op een aanvaardbare manier. Toch komt de gedachte bij u op dat hij, die al zo vaak gedwongen werd om te buigen en te knielen voor bloederige riten, misschien op deze belangrijke Christelijke feestdag door een bovennatuurlijke macht tot dit eerbetoon wordt bewogen. Hij zou beschroomd kunnen zijn tijdens een eredienst. Laten we hem daarom eens op de proef stellen met een aardse emotie, waarbij hij niet bevooroordeeld wordt door ontzag of vrees. Als u in uw kindertijd ooit een onzegbaar leed hebt geleden - als u, machteloos tegenover een dergelijke vijand, tot een gevecht gedaagd werd met de tijger die op de loer ligt in het graf - dan sluiert u uw hoofd, gelijk Judea, die onder haar palmboom zat te wenen met gesluierd hoofd. Sindsdien zijn vele jaren verstreken; en misschien was u maar een onnozel knaapje in die tijd, nog maar net zes jaar oud. Maar uw hart was dieper dan de Donau; en zo diep als uw liefde was, was ook uw verdriet. Er zijn veel jaren verstreken sinds die duisternis op uw hoofd neerdaalde; veel zomers, veel winters. Toch cirkelen de schaduwen ervan zo nu en dan om u heen, zoals deze Aprilse buien rond de glorie van Juni in bruidstooi. Daarom sluiert u gelijk Judea op deze vredebrengende pinkstermorgen uw hoofd ter herinnering aan die onvatbare droefenis en ter getuigenis van het feit dat ze inderdaad onverwoordbaar was. Onmiddellijk ziet u dat de Geest van de Brocken ook zijn | |
[pagina 95]
| |
hoofd in een sluier hult, naar het voorbeeld van de wenende Judea onder haar palmboom, alsof ook hij een mensenhart heeft; en alsof ook hij in zijn kindertijd een onzegbaar leed heeft gekend en met deze zwijgende gebaren een zucht hemelwaarts wil zenden ter herinnering aan die onvatbare droefenis en om, al is het zoveel jaar later, te bevestigen dat ze inderdaad onverwoordbaar was. |
|