De Tweede Ronde. Jaargang 26(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Drie gedichten Cécile Evers De tijd veel blijft er eender smaken, zeg maar als does en duif, als bok, als lam en schapen zo vallen nog in mijn figurendoos dezelfde stukken op hun plaats ook haar fluweelboom draagt tot in zijn toppen het foezelgrijs van vroeger in mijn gedachtejacht klinkt uit de jukebox weer de vogel die op zijn wijze vrij wil zijn en om de hoek staat als een huis het nooit meer te ontlopen chelsea hotel als ik de strakke stem geloven mag, de middeleeuwse mond, de funeraire tong de onversneden blik is lang vervaagd wat rest zijn de verschoten ogen van vandaag het hijgend hert, het dampend land bestaat niet meer, bossen zijn ondergronds gegaan het laatste licht breekt door de grenslaag van het glas, de wijn verweert, de melodie houdt aan [pagina 37] [p. 37] Herfsttij vandaag kruipt het bloed door de kieren van allerzielen, glipt door de mazen van het net - de dag is zojuist begonnen later zullen we zeker langer stilstaan bij de gestorvenen vragen we eerst de voorbijganger met de paraplu hoe laat het is, wat hij van het klimaat vindt, of hij de bui al zag hangen en dit alles een storm in een glas water betekent misschien maakt hij als de man in de krant foto's van de wind, misschien antwoordt hij dat te veel tijd verloren is gegaan, het weer is verslechterd of - anders - dat na regen zonneschijn komt dan ineens herleven de donkere eeuwen, tast onze klok in het duister, de polder is niet langer in beeld, de mus vindt geen huis meer, het leven schijnt over nieuwe gebeden verdeeld, zelfs het blauwe uur krijgt zijn portie maar wie ook straks zijn tanden zet in ons vlees, vandaag kruipt het naar broom zwemend bloed waar het niet gaan kan [pagina 38] [p. 38] Van de herfst van de herfst het melkwitte midden de wolk als de hand van een man voor de nog steeds hete mond van de zon die laag staat en dicht bij het vlees van de herfst het hoge grijsblauw, grenzend aan gotische bogen, zwemend naar trage gebeden, naar het woord dat onder ons heeft gewoond van de herfst het getemperde licht dat zwaarte verleent aan de bramen op de plattegrond van de dagen dat het blad van de rozen verkleurt van de herfst is met metaalzoute pennen in ramen gegrift wat ik lees leert het boek niet dat alles ijdelheid is, het najagen van wind? Vorige Volgende