De Tweede Ronde. Jaargang 26(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Drie gedichten Leo Dooper Een vleugje dorp Een dorp waaraan de stilte kleeft, waar dood en leven even ongelukkig zijn als elders, heeft voor wat onbespreekbaar is geen woorden nodig. In het café bloeien als bloemen in de lentezon dames uit de vrije sector. Men fluistert over wie aflijvig is of zojuist het leven heeft gelaten. Hoe mooi de diepe gleuf tussen borsten waaraan de dorpsgek het Herenrecht ontleent. Waarnemen loopt met denken over straat, heeft niets van doen met elke ademtocht die zich herhalen kan op één na. Men lost gedachten over anderen op in zoutzuur. Het dorp staat met zijn ego aan de rand van een vulkaan. De flessen in het wijnrek weten: de dag lijkt langer dan hij is. [pagina 34] [p. 34] Tweeluik 1 Zij houdt het Noorderlicht bij haar gezicht. Een raster couperose zet neuspunt op een digitale foto. Vroeger tatoeëert herinneringen op haar buik, uit brabbeltaal kruipt nu. Ze leeft in geleende tijd, betaalt aan het verleden hoge rente. Haar armen rusten op het schemeruur, de dag ter ziele gaand, zoekt toevlucht in haar schoot. Wie haar bereiken wil stuit op haar achterhoofd. Van elke foto wist zij haar gezicht om in de lege plek zichzelf te herkennen. Nu zij zich verre houdt van roddels over haar bestaan verdwijnt zij in het niets waardoor haar zelfbeeld onherkenbaar is voor anderen. [pagina 35] [p. 35] 2 Hij spit herinneringen uit de kleigrond van zijn denken, zoekt in wensdromen zijn houding naar anderen. Sinds zijn hoofd naar anderen haakt, onherkenbaar voor familieleden, mengt hij grootspraak door de wijn, verzuurd door wachten op de smaaktest. Uit zijn mond druipt speeksel op genegenheid voor tegenstanders van de Romantiek in de schilderkunst. Hij geeft de bloemen op zijn overhemd driemaal daags lauw water, schuifelt over het trottoir in scherven overleven. Capitulatie Nu het gezicht de groeven toont van een verloren handgemeen met denken over anderen, spreekt het de taal der overwonnenen, zijn bevriende vijanden een leugen waard. Wie na verlies een weerwoord zoekt, hoort slechts het ruisen van de wind, verwacht achterklap door kieren in de voordeur. Na deze slag het strijdtoneel ontdaan van sporen duidend op geweld. Men neemt zijn hoofd niet af voor onbekenden, groet de stilte in zichzelf. Vorige Volgende