De Tweede Ronde. Jaargang 26
(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
Drie gedichtenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 163]
| |
Een kind stapt uit. De moeder schreit.
Daar staan de doden stom
op het perron Vergetelheid.
De trein rijdt verder, hij scheurt door de tijd.
En niemand weet waarom.
Een vadsige industrieel
zit eerste klas apart.
Gewichtig schraapt hij soms zijn keel.
Hij voelt zich eenzaam op fluweel.
De rest zit spijkerhard.
Wij reizen allen in één trein
het heden tegemoet.
Het is een uitzichtloze lijn.
Wij zitten allen in één trein.
En velen zitten niet goed.
| |
[pagina 164]
| |
Hotelsolo voor een mannenstemDit is mijn kamer en toch ook weer niet.
Er staat hier hand in hand een tweetal bedden.
Maar aangezien ook jij me nu verliet
kan ik mezelf met een daarvan wel redden.
De koffer gaapt. Het zijn ook drukke tijden.
Jij zocht een man op die heel anders is.
Ik ken hem wel. Het beste met je beiden!
Of loop nog liever maar die ander mis.
Het was verkeerd dat ik je liet vertrekken!
(Nee, niet voor mij. Alleenzijn kan ik goed.)
Maar blijkbaar moet een vrouw het zelf ontdekken
wanneer zij weer iets onverstandigs doet.
De wereld is zo groot. Je zult verdwalen.
Wie weet loop je er zelfs volledig stuk....
Ik denk dat ik vannacht maar door zal halen
en god z'n hulp inroep voor jouw geluk.
| |
[pagina 165]
| |
Toevallige afwegingHij had veel geld. En dronk en at
wat het hotel voorhanden had
om heerlijk toe te tasten.
Hij had het goed en dronk en at
en hief het glas, toen hij daar zat,
op personeel en gasten.
De bloemenkoopvrouw met haar bos
was dankzij hem in één keer los,
ze kreeg een klein vermogen.
De rozen waren fris en rood.
Het geldbedrag was veel te groot.
Ze hield geen droge ogen.
Het strijkje van het restaurant
kreeg duizend euro in de hand.
Ze konden amper spelen.
De obers, liftboy en chasseur
liet hij naar eigen willekeur
ook in zijn rijkdom delen.
Toen hij tot slot naar buiten ging
betaalde hij de rekening
vrijgevig in den blinde.
Van chef-kok tot aan keukenmeid
werd hij door allen begeleid.
Het waren dikke vrinden!
| |
[pagina 166]
| |
Voldaan sprak hij: ‘Het is wel goed’.
Hij nam zijn jas en ook zijn hoed.
Toen riep een boze dame:
‘Daar krijg ik nog bewaarloon voor
of wou u er maar zo vandoor?
Foei toch! U moest u schamen!’
Hij maakte lachend rechtsomkeert
en zocht naar geld en vond niks meer.
Hij kon haar niet betalen.
Toen stonden liftboy en chasseur
en alle obers bij de deur
hun schouders op te halen.
|
|